Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:126

Zaaknummer

13-103A

Inhoudsindicatie

Gedeeltelijk gegronde klacht tegen eigen advocaat. Advies om slechts deel van huur te betalen als pressiemiddel voor herstelwerkzaamheden door verhuurder had – aantoonbaar – vergezeld moeten gaan met waarschuwing voor risico’s daarvan. Tijdens looptijd van zaak had dit advies geëvalueerd moeten worden. Geen maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 7 oktober 2013

in de zaak 13-103A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

Gemachtigde: mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2013 met kenmerk 0313-0400, door de raad ontvangen op 19 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 augustus 2013 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar dochter als gemachtigde, en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde brief van de deken, alsmede van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft vanaf 15 september 2010 rechtsbijstand gehad van verweerder in het geschil met haar verhuurder ter zake van achterstallig onderhoud aan haar huurwoning. Daartoe heeft verweerder de verhuurder bij brief van 17 september 2010 gesommeerd de gebreken aan de huurwoning te verhelpen. In de slotalinea van deze brief schreef verweerder: "Ik wil u er tenslotte op wijzen dat ik cliënte - in verband met de genoemde gebreken - heb geadviseerd, slechts 50% van de huidige huursom aan u over te maken, totdat de gebreken verholpen zijn." 

2.3 Nadien heeft de verhuurder gesteld bereid te zijn de gebreken te verhelpen, maar door gebrek aan medewerking van klaagster daar niet toe te (hebben) kunnen overgaan. In december 2012 heeft klaagster het dossier bij verweerder opgehaald. In januari 2013 zijn enige werkzaamheden uitgevoerd.

2.4 Tussen klaagster en de verhuurder loopt een procedure ter incasso van de achterstallige huur vanwege het niet betaalde deel van de huur.

2.5 Bij brief (met bijlagen) van 7 januari 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij weinig tot niets heeft gedaan aan klaagsters zaak, omdat hij in de periode september 2010-2012 maar twee of drie brieven heeft geschreven aan klaagsters verhuurder en slecht bereikbaar is geweest voor klaagster;

b) hij heeft gelogen om onder afspraken met klaagster uit te komen, althans zijn secretaresse afspraken met klaagster heeft laten afzeggen;

c) hij klaagster ten onrechte heeft geadviseerd maar de helft van de huur van haar woning te betalen, waardoor hij aansprakelijk is voor de inmiddels door klaagster opgelopen huurachterstand.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op de wijze waarop verweerder als advocaat de belangen van klaagster heeft behartigd. Bij de beoordeling van dergelijke klachten staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat  bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist optreedt en adviseert en bovendien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

 

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) constateert de raad dat verweerder weliswaar slechts enkele brieven heeft gewisseld met de verhuurder, maar dat klaagster niet voortvarend heeft gereageerd op brieven van verweerder en evenmin verweerder heeft voorzien van de door hem gevraagde onderbouwing van haar stellingen. Zodoende kan de raad niet vaststellen dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de hiervoor onder 4.1 genoemde maatstaf. Wellicht had het verweerder gesierd om de voortgang van de kwestie beter te bewaken, maar de raad is niet van oordeel dat verweerder in deze kwestie tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Klaagster heeft klachtonderdeel b) niet onderbouwd en het door klaagster gestelde is betwist. Ook de feiten die ten grondslag liggen aan dit klachtonderdeel kunnen derhalve niet worden vastgesteld, waardoor ook klachtonderdeel b) ongegrond is.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c) heeft verweerder erkend klaagster te hebben geadviseerd om, als pressiemiddel jegens de verhuurder, slechts de halve huur te betalen totdat de door haar gestelde gebreken in haar huurwoning verholpen waren. Dit advies van verweerder aan klaagster is niet aantoonbaar vergezeld van een (schriftelijke) waarschuwing aan klaagster dat dit dreigement aan haar verhuurder risico's met zich meedroeg voor klaagster. Het had op de weg van verweerder gelegen om klaagster te waarschuwen dat zij mogelijk alsnog de ontbrekende huur zou moeten betalen.

4.5 Deze waarschuwingsplicht van verweerder geldt temeer, nu de verhuurder in zijn eerste reactie van 22 oktober 2010 op de sommatie reageerde dat bereidheid bestond tot herstel, maar dat door toedoen van klaagster de herstelwerkzaamheden niet uitgevoerd hadden kunnen worden. Het had op de weg van verweerder gelegen om reeds toen (een maand na zijn advies om slechts de helft van de huur te betalen) dit advies te evalueren en klaagster nogmaals op de risico's te wijzen. Ook in de jaren nadien, toen bleek dat klaagster nog steeds slechts de helft van de huur betaalde, had het op de weg van verweerder gelegen om uitdrukkelijk klaagster op de risico's van de gedeeltelijke betaling te wijzen. Verweerders mail van 19 oktober 2011 aan klaagsters dochter acht de raad in dit verband een onvoldoende waarschuwing.

4.6 De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve gegrond. Het is overigens niet aan de raad om uitspraak te doen over de eventuele civiele aansprakelijkheid van verweerder voor enige huurachterstand, zodat de gegrondverklaring van dit klachtonderdeel uitsluitend ziet op het zonder waarschuwing voor de consequenties daarvan adviseren van klaagster om de helft van de huur van haar woning te betalen totdat de gebreken verholpen waren en het niet toetsen van dit advies in de jaren nadien aan het eventueel verholpen zijn van de problemen.

5 MAATREGEL

5.1 De raad ziet, vanwege de aard van zijn handelen, geen aanleiding om verweerder een maatregel op te leggen ter zake van de gedeeltelijke gegrondverklaring van klachtonderdeel c). Daarbij neemt de raad in aanmerking dat klaagster de huurachterstand zelf heeft laten oplopen, ondanks de - naar de raad aanneemt - herhaaldelijke waarschuwingen en sommaties van haar verhuurder.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel c) gegrond zoals hiervoor omschreven in paragraaf 4.5

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, J.J. Trap, A.M. Vogelzang en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze uitspraak kan, ten aanzien van de gedeeltelijke grondverklaring van klachtonderdeel c), hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze uitspraak kan, ten aanzien van de ongegrondverklaarde klachtonderdelen, hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl