Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4414

Zaaknummer

B306-2012

Inhoudsindicatie

Gebrekkige communicatie en voortgang van de zaak onvoldoende in het oog gehouden. Klacht gegrond. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

     in de zaak B306-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

       

B

 

verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 19 november 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 8 april 2013 zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 19 november 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          De nagekomen brief van klager d.d. 20 maart 2013 met bijlagen.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klager is in maart 2000 in dienst getreden als chauffeur en convoyeur (verzorger tijdens het transport) van de (X), afdeling Y, gevestigd te Z. Bij brief d.d. 18 januari 2002 is klagers dienstbetrekking beëindigd. Volgens de X was een onwerkbare situatie ontstaan omdat klager zijn taak te serieus opvatte.

2.2     In de loop van 2010 heeft klager zich gewend tot een advocaat omdat hij een procedure tegen X wilde starten op grond van aantasting goede naam, vordering salaris, intimidatie en aanzetting tot crimineel gedrag. Deze advocaat heeft enkele brieven gestuurd, maar geen procedure gestart.

2.3     Op 2 maart 2011 heeft klager verweerder benaderd, die de zaak heeft overgenomen. Klager heeft verweerder verzocht om een procedure te starten tegen X uit hoofde van onrechtmatige daad omdat hij door het ontslag van 18 januari 2002 dusdanig psychisch was geraakt, dat hij niet meer op normale wijze heeft kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.         ondanks afspraken daartoe heeft nagelaten een dagvaarding uit te brengen;

2.         pas op 9 december 2011 een toevoeging heeft aangevraagd, terwijl al in februari 2011 het eerste gesprek heeft plaatsgevonden;

3.         een uur voor aanvang afspraken heeft geannuleerd en vervolgens het initiatief voor een nieuwe afspraak aan klager overliet;

4.         ten onrechte bij klager een eigen bijdrage in rekening heeft gebracht;

5.         de factuur voor de eigen bijdrage en de betalingsherinneringen niet heeft doen ondertekenen;

6.         telefonisch onvoldoende bereikbaar was en niet reageerde op telefoontjes.

 

4        VERWEER

          Klachtonderdeel 1

4.1     Verweerder heeft met klager besproken dat de loonvordering was verjaard en dat er hooguit een vordering ingesteld kan worden op grond van onrechtmatige daad, die niet na vijf jaar maar na twintig jaar verjaart. Daartoe dient klager aan te tonen dat hij door het ontslag schade heeft geleden, wat de omvang van de schade is en dat er een causaal verband bestaat tussen deze schade en het ontslag. Ondanks toezeggingen heeft klager deze stukken niet aan verweerder toegestuurd. Verweerder betwist dat hij heeft toegezegd dat hij de dagvaarding zou uitbrengen. Dat kan immers pas indien de procedure voldoende kans van slagen heeft.

          Klachtonderdeel 3

4.2     Verweerder heeft een strafrechtpraktijk, zodat in het kader van de piketdienst incidenteel besprekingen moeten worden verzet. Klager heeft zelf eveneens regelmatig afspraken afgezegd en was evenmin altijd bereikbaar. Indien verweerder een afspraak niet kon nakomen maakte klager behoorlijk stampij.

          Klachtonderdeel 4

4.3     De secretaresse had aanvankelijk van de R begrepen dat de eigen bijdrage wederom moest worden voldaan. De R heeft in een brief van 10 mei 2012 uitgelegd dat dat niet het geval is. Dat misverstand is met die brief uit de wereld geholpen.

          Klachtonderdeel 5

4.4     Facturen, aanmaningen en herinneringen worden door het kantoor van verweerder nooit van een handtekening voorzien, alleen sommaties.

          Klachtonderdeel 6

4.5     Verweerder betwist dat hij voor klager onbereikbaar is geweest.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of ieder verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.

5.4     De raad overweegt dat een advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

          Klachtonderdeel 1

5.5     Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is de raad van oordeel dat verweerder niet naar behoren met klager heeft gecommuniceerd.

5.6     Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard dat hij eigenlijk niets zag in klagers zaak, maar door de gebrekkige communicatie met klager heeft hij klager in de waan gelaten dat hij wel een bepleitbare zaak had en dat hij tot dagvaarding zou overgaan. Verweerder heeft verklaard dat hij nog stukken nodig had van klager, maar naar het oordeel van de raad heeft verweerder onvoldoende – schriftelijk – duidelijk gemaakt welke stukken klager diende aan te leveren. De raad is van oordeel dat verweerder, gelet op de psychische toestand waarin klager verkeerde, extra zorgvuldigheid had moeten betrachten.

5.7     De raad is voorts van oordeel dat verweerder niet naar behoren met klagers heeft gecommuniceerd over de aanpak en voortgang van de zaak. Ten gevolge van de gebrekkige communicatie had klager een andere voorstelling van zaken over de aard van de dienstverlening van verweerder dan de dienstverlening die hij daadwerkelijk heeft verleend. Verweerder heeft de voortgang van de zaak onvoldoende in het oog gehouden. De raad is derhalve van oordeel dat het eerste onderdeel van de klacht gegrond is.

          Klachtonderdeel 2

5.8     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de toevoeging op 9 december 2011 is aangevraagd. De raad is evenwel van oordeel dat verweerder, door de toevoeging eerst in een laat stadium aan te vragen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Voorts heeft te gelden dat het in het belang van de advocaat is dat de toevoeging tijdig wordt aangevraagd en dat klager niet in enig belang is geschaad. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.9     De raad acht begrijpelijk dat de bij een strafrechtpraktijk behorende piketdiensten ervoor kunnen zorgen dat de agenda van de advocaat terstond omgegooid moet worden zodat afspraken verzet moeten worden. Ofschoon voorstelbaar is dat een afzegging op korte termijn niet plezierig is voor klager, is dit nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Wel ligt het op de weg van de advocaat om, nadat hij een afspraak heeft afgezegd, zelf het initiatief te nemen om een nieuwe afspraak in te plannen. Indien het initiatief van klagers zijde moest komen verdient dit niet de schoonheidsprijs, maar het verwijt is naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht om tot gegrondverklaring van de klacht te kunnen leiden.

          Klachtonderdeel 4

5.10   Verweerder heeft erkend dat het – voor de tweede maal – bij klager in rekening brengen van de eigen bijdrage berustte op een misverstand. Verweerder heeft hiertoe de brief van de R van 10 mei 2012 overgelegd. Met deze brief was het misverstand uit de wereld. Nadien heeft verweerder de eigen bijdrage niet meer bij klager gedeclareerd. De raad is derhalve van oordeel dat ook dit onderdeel van de klacht als ongegrond moet worden afgewezen.

          Klachtonderdeel 5

5.11   De raad overweegt dat er geen regel is die voorschrijft dat de factuur voor de eigen bijdrage en betalingsherinneringen ondertekend moeten worden. Door de factuur voor de eigen bijdrage en de betalingsherinneringen niet te (doen) ondertekenen, heeft verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.

          Klachtonderdeel 6

5.12   Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder niet altijd even goed bereikbaar was voor klager. Echter, niet is gebleken dat verweerder onvoldoende bereikbaar was voor klager en dat hij niet reageerde op klagers telefoontjes. Derhalve dient dit onderdeel van de klacht ongegrond te worden verklaard.

5.13   De raad komt tot de slotsom dat klachtonderdeel 1 gegrond en de klachtonderdelen 2 tot en met 6 ongegrond moeten worden verklaard.

 

 

6        MAATREGEL

6.1     In de aard van het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijt ziet de raad aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.      verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping;

2.      verklaart de klachtonderdelen 2, 3, 4, 5 en 6 ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

Deze beslissing is in afschrift op       4 juni 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-              klager

-             de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement in het arrondissement ZWB

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl