Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:183
Zaaknummer
13-331A + 13-332A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaten wederpartij kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen.
Uitspraak
Beslissing van 28 november 2013
in de zaken 13-331A en 13-332A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
1. mr.
2. mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerders
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 29 oktober 2013 met kenmerk 4013-0976, door de raad ontvangen op 31 oktober 2013 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerster sub 2 heeft de echtgenote van klager bijgestaan in de echtscheidingsprocedure. Verweerder sub 1 is inhoudelijk niet bij de zaak betrokken, maar is door verweerster sub 2 verzocht eventueel de handtekening van klager onder de akte van referte te legaliseren, mocht klager tot ondertekening over willen gaan. De inhoudelijke behandeling van de echtscheidingsprocedure is overgenomen door mr. F.J. Donze, tegen wie klager eveneens een klacht heeft ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerders:
a) op de hoogte zijn van de door hun cliënte gepleegde fraude en oplichting;
b) een conceptstuk hebben opgesteld dat niet voldeed aan de met klager hierover gemaakte afspraken.
2.2 Klager stelt dat de cliënte van verweerders zich schuldig maakt aan identiteitsfraude en oplichting en dat verweerders hiervan op de hoogte zijn. Verder stelt klager dat hij veel stukken aan verweerster sub 2 heeft verstrekt, maar dat hij een conceptstuk ontving dat niet gelijk was aan hetgeen hij met verweerster sub 2 had afgesproken. Ook verweerder sub 1 zou hierbij zijn betrokken.
3 VERWEER
3.1 Verweerder sub 1 wijst erop dat zijn betrokkenheid bij de zaak slechts bestond uit het verzoek van verweerster sub 2 de handtekening van klager te legaliseren mocht hij tot ondertekening van de akte tot referte willen overgaan. Daar is het echter niet van gekomen.
3.2 Verweerster sub 2 heeft met klager met enige regelmaat contact gehad aangezien zij de echtgenote van klager bijstond in de echtscheidingsprocedure. Toen bleek dat een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek niet tot de mogelijkheden behoorde, heeft verweerster sub 2 klager geadviseerd een eigen advocaat in te schakelen. Verweerster sub 2 heeft klager herhaaldelijk zowel mondeling als schriftelijk te kennen gegeven niet zijn advocaat te zijn en enkel het belang van haar cliënte te dienen. Omdat klager verweerster sub 2 zowel schriftelijk als telefonisch bleef benaderen met het verzoek deze zaak op de door hem gewenste manier te behandelen en dreigde om een klacht tegen verweerster sub 2 in te dienen, heeft verweerster sub 2 besloten haar cliënte niet langer te kunnen bijstaan, omdat zij zulks niet in haar belang achtte. Indien de voormalig cliënte van verweerster sub 2 frauduleus heeft gehandeld, levert dit geen klachtwaardig handelen van verweerster sub 2 op. Indien klager meent dat zijn echtgenote zich op valse of vervalste stukken beroept in de echtscheidingsprocedure, dient hij zijn argumenten hiervoor in het verweerschrift op te nemen, zodat de rechter zich hierover een oordeel kan vormen. Verweerster sub 2 heeft geen afspraken met klager gemaakt over de inhoud van een in te dienen verzoekschrift.
4 BEOORDELING
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaten van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig on onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerders derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Ad klachtonderdeel a)
4.2 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerders dat zij op de hoogte waren van de door hun cliënte gepleegde fraude en oplichting. Nu de stukken van het dossier geen enkel aanknopingspunt bieden voor het verwijt dat klager verweerders maakt, dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen. Het had op de weg van klager gelegen zijn stellingen na de gemotiveerde betwisting door verweerders nader te onderbouwen hetgeen hij heeft nagelaten. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
4.3 Verweerster sub 2 heeft gemotiveerd uiteen gezet dat zij slechts optrad als advocaat van de echtgenote van klager en enkel diens belang had te dienen. Klager verkeerde derhalve zonder goede grond ten onrechte in de veronderstelling dat verweerster sub 2 ook namens hem optrad. Nu verweerster sub 2 daarover duidelijk is geweest, valt haar geen verwijt te maken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
4.4 Ten aanzien van verweerder sub 1 heeft te gelden dat hij feitelijk niet als advocaat van de echtgenote van klager is opgetreden, zodat de klachtonderdelen jegens hem ook op die grond kennelijk ongegrond zijn.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 28 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 28 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.