Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3716

Zaaknummer

12-360Alk

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Vier jaar tijdverloop tussen verweten handelwijze en klacht. Kennelijk niet-ontvankelijk.´

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2013

in de zaak 12-360Alk

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te  

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar van 10 december 2012 met kenmerk 2012.023-K, door de raad ontvangen op 11 december 2012, van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken, en van de brief van klaagster aan de raad van 13 december 2012.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is verwikkeld in een geschil met haar twee broers en een zuster over de afwikkeling van een nalatenschap van hun op 27 februari 2004 overleden vader. Verweerder is opgetreden als advocaat van deze broers en zuster.

1.3 Onderdeel van de nalatenschap van klaagsters vader vormde een woonhuis in Drachten, dat in 2008 is verkocht en geleverd ten overstaan van een notaris. Deze notaris heeft op 28 juli 2008 een bedrag van EUR 246.011 op de derdenrekening van verweerders kantoor overgeboekt.

1.4 Verweerder heeft dit bedrag op 15 augustus 2008 aan zijn cliënten (te weten de broers en zuster van klaagster) doorbetaald.

1.5 De notaris die de gehele opbrengst van het woonhuis heeft overgemaakt aan de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder is (eind 2010) tuchtrechtelijk veroordeeld door de notariële tuchtrechter.

1.6 Bij brief van 4 juni 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij het gehele bedrag van de verkoopopbrengst van het woonhuis van klaagsters vader, zoals dat door de notaris op verweerders derdengeldenrekening is overgeboekt, aan zijn cliënten heeft betaald en weigert een kwart daarvan aan klaagster te betalen, en;

b) hij klaagster "zeer grof beledigd" heeft, door zijn uitlatingen over haar.

3 VERWEER

3.1 Verweerder verzoekt de klacht niet-ontvankelijk te verklaren vanwege het tijdsverloop tussen zijn handelwijze en het tijdstip van indiening van de klacht.

3.2 Verweerder stelt dat hij uitsluitend is opgetreden als advocaat voor zijn cliënten en daarmee de advocaat van de wederpartij van klaagster is. Daarom bestaat er tussen hem en klaagster geen rechtsverhouding, op grond waarvan hij jegens haar verplicht was enig bedrag aan haar uit te keren.

3.3 Verweerder was niet betrokken bij de verkoop en levering van het woonhuis in de nalatenschap; uitsluitend de notaris was daarbij betrokken. De afrekening van de koopprijs heeft daarom buiten hem om plaatsgevonden. Zijn cliënten hebben uitsluitend rechtstreeks contact onderhouden met de notaris. De notaris heeft hem slechts verzocht ermee in te stemmen dat het bedrag dat toekwam aan zijn cliënten kon worden voldaan door betaling op de derdenrekening van zijn kantoor. Zodoende mocht verweerder erop vertrouwen dat hij het bedrag dat hij van de notaris had ontvangen eenvoudig kon doorbetalen aan zijn cliënten.

3.4 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel wijst verweerder naar een eerdere klachtprocedure tussen klaagster en hem, waarin een vergelijkbare klacht kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard en het verzet daartegen gegrond is verklaard respectievelijk het appel tegen de verzetbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk.

4 BEOORDELING

4.1 De handelwijze van verweerder waarover geklaagd wordt met klachtonderdeel a) heeft plaatsgevonden in 2008, terwijl de klacht dateert van 4 juni 2012. Verweerder heeft zich erop beroepen dat, in het licht van dit tijdverloop, de klacht niet-ontvankelijk is, want tardief ingesteld.

4.2 In lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, neemt de voorzitter tot uitgangspunt dat het beginsel van rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat, wanneer een cliënt zodanige onvrede heeft met de wijze waarop zijn belangen zijn behartigd dat hij meent daaromtrent een klacht te moeten indienen, deze daarmee niet te lang wacht, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Daarbij dienen van geval tot geval twee belangen te worden afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter wordt getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het voornoemde beginsel van rechtszekerheid. Welke termijn met betrekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandigheden moeten worden bepaald.

4.3 In het onderhavige geval is sprake van een tijdsverloop van bijna vier jaar tussen de gewraakte handelwijze (het overboeken van het gehele ontvangen bedrag aan verweerders cliënten) en het indienen van de klacht. Klaagster heeft geen verklaring voor dit tijdsverloop gegeven. In dit licht is de voorzitter met verweerder van oordeel dat de klacht tardief is ingesteld en het belang van de rechtszekerheid ten gunste van verweerder zwaarder dient te wegen. Klachtonderdeel a) zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.4 Klachtonderdeel b) houdt in dat klaagster door verweerder "zeer grof beledigd" is, door zijn uitlatingen over haar. Klaagster heeft dit klachtonderdeel echter niet onderbouwd, zodat de voorzitter dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond moet afdoen.

BESLISSING

verklaart klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk,

verklaart klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 8 januari 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Alkmaar binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.