Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3752

Zaaknummer

M215-2012

Inhoudsindicatie

Nu klaagster in de namens haar uitgebrachte exploten zelf heeft verzocht om alle correspondentie te voeren met deurwaarder H., kan verweerder -bij gebreke van aanwijzingen dat klaagster woonplaats koos op een ander adres- niet tuchtrechtelijk worden verweten dat hij het adres van deze deurwaarder in het verzoekschrift heeft opgegeven.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak M215-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

tegen:

B

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad d.d. 3 augustus 2012 met kenmerk D1 en D2, door de raad ontvangen op 6 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2     De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3     De raad heeft kennis genomen van het klachtdossier.

 

 

2                FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Verweerder heeft sinds 2004 de ex-partner van klaagster bijgestaan in meerdere procedures die het gevolg zijn van de echtscheiding tussen partijen. Bij vonnis van de rechtbank D d.d. 20 juli 2011 is de door echtscheiding ontbonden gemeenschap van goederen verdeeld. Klaagster heeft hierna beslag laten leggen op het loon van de cliënt van verweerder. Verweerder heeft naar aanleiding hiervan ten behoeve van zijn cliënt een verzoekschrift tot aanpassing van de beslagvrije voet ingediend en daarbij deurwaarder H. vermeld als gemachtigde van klaagster. In een procedure heeft klaagster op 26 maart 2012 een faxbrief gezonden naar verweerder. Deze heeft hierop niet rechtstreeks bij klaagster gereageerd.

 

2.3     Bij brieven d.d. 13 december 2011 [D2] en 20 april 2012 [D1] heef t klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder .

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt omdat :

a.      Hij ten onrechte deurwaarder H. heeft beschouwd als gemachtigde van klaagster;

b.      Hij niet reageerde op brieven van toenmalige advocaten van klaagster;

c.      Hij onwaarheden debiteerde in processtukken;

d.      Hij onwaarheden naar voren bracht op de terechtzitting;

e.      Hij rechters naar aanleiding van door verweerder opgegeven foutieve informatie onjuiste beslissingen wezen;

f.        Hij niet heeft gereageerd op een fax van klaagster d.d. 26 maart 2012.

 

4                VERWEER

4.1     Ad a

Klaagster heeft in de beslagexploten die zij heeft laten betekenen bij  verweerders cliënt woonplaats gekozen bij deurwaarder H. De advocaat van klaagster reageerde op geen enkel bericht van verweerder ter zake de afwikkeling van het vonnis van de rechtbank D. De correspondentie met deurwaarder H. wees er ook niet op dat klaagsters advocaat opdrachtgever was. Derhalve heeft hij het adres van deurwaarder H. opgevoerd in het inleidend processtuk.

Ad b

Verweerder betwist dat hij niet op brieven van advocaten van klaagster heeft gereageerd. Klaagster verwijst in haar klacht naar een door haar geschreven faxbrief d.d. 4 juli 2008. Op welke brief van haar advocaat zij concreet doelt is niet duidelijk en is vanwege het tijdsverloop in de zaak en de omvang van het dossier niet meer te achterhalen.

 

 

Ad c, d en e

Verweerder betwist dat hij in processtukken en ter zitting onwaarheden naar voren heeft gebracht. Hij mocht afgaan op de informatie die zijn cliënt hem heeft verstrekt.

Ad f

Verweerder heeft klaagster meerdere keren laten weten dat hij niet inhoudelijk zal reageren op rechtstreekse berichten van klaagster.

 

5                BEOORDELING

5.1      De raad stelt voorop dat de klacht ziet op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij beoordeling van een dergelijke klacht moet als uitgangspunt worden genomen dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Dit kan het geval zijn indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd zijn met de waarheid, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van de informatie zijn cliënt hem verschaft, dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

 

5.2     De raad overweegt het volgende.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel a

De raad stelt vast dat klaagster in haar brief aan de deken d.d. 7 mei 2012 heeft bevestigd dat zij in de kwestie ter zake de beslagvrije voet geen woonplaats had gekozen bij haar advocaat te S en dat op alle exploten die aan haar ex-partner zijn uitgebracht staat vermeld: “Correspondentie uitsluitend aan V”. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat dit – alsmede het feit dat de aanvankelijk veronderstelde advocaat van klaagster niet reageerde op zijn brieven – voor hem  reden was om in het inleidend processtuk het adres van deurwaarder H. op te voeren. Nu klaagster zelf in de namens haar uitgebrachte exploten heeft verzocht om enkel correspondentie te voeren met bovengenoemd deurwaarderskantoor, zijnde ook het kantoor van deurwaarder H., valt naar het oordeel van de raad verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat hij – bij gebreke van aanwijzingen dat klaagster woonplaats koos op een ander adres - genoemd adres in het verzoekschrift ter zake de aanpassing van de beslagvrije voet heeft opgegeven. De raad acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.

          Ten aanzien van klachtonderdeel b

 

                        Ontvankelijkheid.

Ter toelichting van dit onderdeel van haar klacht heeft klaagster verwezen naar een door haar aan verweerder verzonden faxbrief d.d. 4 juli 2008 waarin zij schrijft dat zij geen reactie mocht ontvangen op diverse faxbrieven die zij verweerder zond, noch op de faxbrief van haar advocaat mr. D. De raad leidt hieruit af dat de klacht betrekking heeft op handelen van verweerder van voor juli 2008. De raad ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of dit onderdeel van de klacht, gelet op inmiddels verstreken tijd, ontvankelijk moet worden geacht.

                 Hoewel de wet geen termijn voor verval of verjaring van klachtrecht kent, moet een advocaat er ter wille van de rechtszekerheid vanuit kunnen gaan dat zijn handelen na het verstrijken van een redelijke termijn niet meer ter discussie zal worden gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of deze termijn is verstreken dient het maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, te worden afgewogen tegen het belang van de advocaat bij de toepassing van het rechtszekerheidsbeginsel.

                 De raad overweegt dienaangaande dat verweerder, gezien de inmiddels verstreken tijd, alsmede het feit dat hij in meerdere langlopende procedures voor klaagsters wederpartij heeft opgetreden door het late indienen van de klacht in een nadelige bewijspositie is gebracht. Dit afgewogen tegen de aard en het gewicht van de klacht, daarbij mede in aanmerking genomen dat klaagster op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd welke brief van haar raadsman zij voor ogen heeft en zij bovendien bijna vier en half jaar heeft gewacht met het indienen daarvan, is de raad van oordeel dat het belang van verweerder in het licht van het rechtszekerheidsbeginsel in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang van klaagster om het handelen van verweerder tuchtrechtelijk te kunnen toetsen.  Naar het oordeel van de raad is de redelijke termijn voor het indienen van een klacht in het onderhavige geval dan ook verstreken. De klacht zal op dit onderdeel niet ontvankelijk worden verklaard.

          Ten aanzien van de klachtonderdelen c en d

Uit een zich in het dossier bevindende faxbrief van klaagster d.d. 26 maart 2012, begrijpt de raad dat de klacht op bovengenoemde onderdelen ziet op het volgende handelen van verweerder:

-       Verweerder heeft ten onrechte gerekend met een inkomen van zijn cliënt  € 38.000,= in plaats van € 44.500,=;

-       De behoefteberekening is gebaseerd op onjuiste aannames omtrent het inkomen van klaagster;

-       Verweerder heeft er op gewezen dat afwezigheid van gegevens in het ene district van het T niet perse betekent dat in een ander district geen gegevens bekend zijn en er dus inkomen door klaagster zou kunnen worden genoten;

-       Ten onrechte heeft verweerder gesteld dat zijn cliënt € 70.000,= aan advocaatkosten heeft betaald.

De raad stelt vast dat klaagster haar klacht op bovengenoemde onderdelen op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd en dat verweerder het hem verweten handelen heeft betwist. Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting kan evenmin feitelijk worden vastgesteld dat verweerder in processtukken of ter zitting feiten heeft geponeerd die in strijd zijn met de waarheid en dat hij daarvan op de hoogte was of had moeten zijn. Verweerder heeft als advocaat van de wederpartij de vrijheid om de standpunten in het belang van zijn cliënt in een procedure naar voren te brengen. Klaagster dan wel  haar advocaat heeft/hebben in die procedure de mogelijkheid gehad om zich tegen de door verweerder ingenomen standpunten te weren. De beoordeling van hetgeen door partijen naar voren wordt gebracht is aan de rechter die in het betreffend geschil beslist. De raad treedt niet in de beoordeling van het inhoudelijke geschil. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder in processtukken of ter zitting de belangen van klaagster onevenredig of onnodig heeft geschaad. De raad acht de klacht op deze onderdelen ongegrond.

          Ten aanzien van klachtonderdeel e

                        De raad overweegt dat, noch afgezien van het feit dat niet kan worden vastgesteld dat rechters op grond van onjuiste informatie verkeerde beslissingen hebben genomen, een advocaat niet tuchtrechtelijk ter verantwoording kan worden geroepen voor een [klaagster niet welgevallige] beslissing van de rechtbank in een geschil. Het betreft hier immers een exclusieve verantwoordelijkheid van de rechter die op het geschil beslist. De raad acht de klacht op dit onderdeel niet ontvankelijk. 

                        Ten aanzien van klachtonderdeel f

                        Klaagster heeft verweerder op 26 maart 2012 een faxbrief verzonden waarop verweerder, naar deze heeft erkend, niet rechtstreeks aan klaagster heeft gereageerd. Volgens gedragsregel 18 stelt een advocaat zich, in een aangelegenheid waarin de wederpartij naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders met die wederpartij in verbinding dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft om rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Dit geldt evenzeer wanneer de bedoelde partij zich rechtstreeks tot hem wendt. Verweerder heeft gesteld dat klaagster in de betreffende procedure werd bijgestaan door een advocaat, hetgeen door klaagster niet is betwist. Verweerder heeft derhalve gedragsrechtelijk correct gehandeld door niet op de brief van klaagster in te gaan. Hem valt tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. De klacht zal ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

6                BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

-       de klachtonderdelen a,c, d en f ongegrond.

-       de klacht op de onderdelen b en e niet ontvankelijk.

 

 

Aldus gewezen door mr. mr. G.J.E. Poerink , v oorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel , Th. Kremers, A. Freriks en R. Theunissen , leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als plaatsvervangend griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

 

 

 

griffier                                                                                      voorzitter              

                                                                                                   

 

 

Deze beslissing is in afschrift op   29 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl