Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3735
Zaaknummer
12-140A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Belangen cliënt veronachtzaamd door in 2006 niet te adviseren een door werkgever van klager aangeboden ontbindingsvergoeding te accepteren. Tevens onjuist geadviseerd over het kunnen krijgen van een WW-uitlering. Klachten buiten een redelijke termijn ingediend. Niet-ontvankelijk. Verweer dat verweerder klager vanaf 2006 ‘aan het lijntje’ heeft gehouden mist feitelijke grondslag. Verweerder heeft destijds brief geschreven aan opvolgend advocaat. Uit brief waarmee klager verweerder aansprakelijk stelt volgt evenmin dat klager daarom zo laat heeft geklaagd.
Uitspraak
Beslissing van 23 januari 2013
in de zaak 12-140A
naar aanleiding van de klacht van:
De heer
Wonende te Haarlem
klager
tegen:
De heer mr.
Advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 10 mei 2012 met kenmerk 1112-0038, door de raad op 11 mei 2012 ontvangen, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2012 in aanwezigheid van partijen, klager vergezeld van zijn dochter. Van de behan-deling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de genoemde brief van de deken aan de raad; en
- de stukken genummerd 1 tot en met 14 in de bij die brief gevoegde inventarislijst en de door de raad daaraan toegevoegde brief van 2 ja-nuari 2006 (nr. 15) en de declaraties/specificaties (nr. 16).
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft medio 2005 een arbeidsgeschil gekregen met zijn werkgever. In dat geschil werd klager bijgestaan door verweerder.
2.3 Bij brief van 2 januari 2006 heeft verweerder aan klager medegedeeld dat zijn werkgever bereid is de zaak te schikken door een neutrale ontbinding bij de kantonrechter te vragen. De ontslagvergoeding zou ongeveer € 28.000,- zijn.
2.4 Op 10 januari 2006 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en verweerder. Het daarvan door verweerder opgemaakte besprekingsverslag luidt als volgt:
“Besproken wordt het telefonisch overleg met mevrouw [K] van de KLM in de afgelopen dagen (zie ook mijn brief van 2 januari 2006).
1. cliënt betaalt € 500,- contant. Afboeken op factuur 84911208 d.d. 5 december 2005.
2. cliënt heeft ook een 13e maand. Heeft KLM daar rekening mee gehouden?
a. loon: € 1946,- + € 580,- (vaste ploegendiensttoeslag) = € 2526 + € 130,- (13e maand) = € 2656.
1 april 1988 = 18 jaar x € 2656,- = € 47.808,-.
KLM = 0.6 is € 28.200,-.
b. loon: € 1946,- + € 580,- (vaste ploegendiensttoeslag) = € 2526 + € 178,- = € 2704,- x 18 dienstjaren = € 48.672,-.
3. cliënt niet akkoord, zelfs niet met € 47.808!
4. vakantiedagen = 28 (CL) 2005.
2006: vakantiedagen 24 / ATV 6 / extra rustdag 6
28 + 36 = 64 dagen + 2 vakantiedagen 2005 = 66
5. 43 jaar op 1 februari 1963.”
2.5 Op 19 januari 2006 heeft de werkgever van klager een verzoekschrift strek-kende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex artikel 7:685 BW inge-diend bij de kantonrechter te Haarlem.
2.6 Bij brief van 3 maart 2006 heeft verweerder namens klager een verweer-schrift tegen het ontbindingsverzoek ingediend.
2.7 Bij beschikking van 14 maart 2006 heeft de kantonrechter de arbeidsover-eenkomst tussen partijen ontbonden tegen 1 april 2006. Over de ontbin-dingsvergoeding heeft de kantonrechter overwogen:
“7. De kantonrechter is van oordeel dat de verandering in de omstan-digheden die tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal leiden, in de risicosfeer van [klager] ligt. [klager] heeft door zijn eigen gedragingen en houding voor problemen binnen KLM gezorgd en hij heeft zelf nagelaten om een bijdrage te leveren aan een oplossing van deze problemen. Het aanbod van KLM zowel wat betreft begeleiding door een psycholoog en een maatschappelijk werker bij de aanpak van zijn gedragsprobleem als wat betreft hulp bij het vinden van een baan buiten KLM, was alleszins redelijk en heeft [klager] zonder goede grond geweigerd. Daarnaast is van belang dat KLM vanaf 9 september 2005 de loonbetalingen aan [klager] onverkort heeft voort-gezet, zonder dat daar werkzaamheden van [klager] tegenover heb-ben gestaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat in redelijk-heid voor de toekenning van een vergoeding aan [klager] geen aan-leiding bestaat.”
2.8 Bij brief van 11 mei 2006 heeft verweerder de opvolgend advocaat als volgt bericht:
“In vervolg op uw brief van 8 mei 2006 en ons telefoongesprek van heden zend ik u hierbij de basisstukken uit de procedure [Y] tegen KLM, eindigend met de beschikking van de Kantonrechter van 14 maart 2006.
Overige stukken, voor zo ver nog van belang, wilt u bij cliënt zelf op-vragen. Mocht u daarna nog nadere stukken behoeven dan kan ik u die altijd nog toesturen.
Separaat zend ik u de stukken in de WW-zaak.
2.9 Bij brief van 23 november 2011 heeft klager verweerder aansprakelijk ge-steld. De inhoud van de brief luidt als volgt:
“Bij deze stel ik u aansprakelijk voor het verlies aan inkomen als ge-volg van uw incompetente vertegenwoordiging als mijn advocaat in de procedure tegen de KLM. Inmiddels loopt ook tegen u een klacht. U heeft verzaakt mijn rechten te behartigen waardoor ik ten aanrecht geen ontslagvergoeding heb gekregen, die mij door de KLM werd aangeboden. Ik wil u ook verder wijzen op de consequenties van de daarop gevolgde ontslag besluit → geen WW.
Door uw incompetentie viel ik in een financiële gat. Nu pas heb ik de kracht om uw hierop aan te spreken. Geen enkele advocaat had mij belangen in mijn ontslag zaak slechter kunnen behartigen dan u.
De schade die ik lijd en heb geleden, ontslagvergoeding KLM + ver-schil bijstand en WW over 6 maanden. Het ontslagvergoeding van de KLM bedraagt € 28.000,- + 70% van de laatst verdiende loon, WW, die ik 6 maanden lang niet heb ontvangen, dat is ongeveer € 6800.”
3 KLACHT
3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a. Klager onjuist heeft geadviseerd in diens arbeidsgeschil met zijn voormalig werkgever, meer in het bijzonder door niet te adviseren de door KLM aangeboden schadevergoeding van € 28.000,- te accepteren, maar het te hebben laten aankomen op de ontbindingsprocedure;
b. klager een WW-uitkering heeft beloofd, waarvoor verweerder vervolgens niet in aanmerking bleek te komen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hier-na, voor zover van belang, worden ingegaan.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft aangevoerd dat klager wegens tijdverloop te laat is om in de klacht te worden ontvangen. De raad oordeelt als volgt.
5.2 De raad neemt bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dat twee belangen tegenover elkaar dienen te worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van klager wegende belang dat de handelingen van een advocaat kunnen worden getoetst door de tuchtrechter. Anderzijds het belang van verweerder dat hij na verloop van tijd ervan moet kunnen uitgaan dat wan-neer een cliënt onvrede heeft met de wijze waarop zijn belangen zijn behar-tigd en hij meent daaromtrent een klacht te moeten indienen, hij dat binnen een redelijke termijn moet doen en daarmee niet te lang wacht. Bij dit laatste speelt ook een rol dat het tijdsverloop het steeds moeilijker maakt de feiten precies vast te stellen.
5.3 Klager heeft – gerekend vanaf de brief van 11 mei 2006 – meer dan 5 jaar gewacht met het indienen van zijn klacht. Gelet op het tijdsverloop tussen het beweerdelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder en het in-dienen van de klacht, heeft klager bedoelde redelijke termijn overschreden. Klager heeft voor dat (te) lange wachten nog aangevoerd dat verweerder enkele weken na de beschikking van de kantonrechter aan klager heeft me-degedeeld “dat hij nog niet klaar was met de KLM”. Verweerder heeft gemo-tiveerd betwist dat hij na de overdracht aan de opvolgend advocaat nog werkzaamheden voor klager zou uitvoeren. Verweerder wijst daarvoor op de bij de feiten onder 2.8 genoemde brief waaruit volgt dat hij de zaak aan een andere advocaat heeft overgedragen. Aldus is niet komen vast te staan dat verweerder klager in de veronderstelling heeft gelaten dat de zaak door zijn bemoeiingen nog een andere wending zou kunnen krijgen. Uit de bij de feiten onder 2.9 genoemde brief volgt evenmin dat de reden dat klager zich eerst medio september 2011 tot de deken heeft gewend verband houdt met nadere werkzaamheden van verweerder in dit dossier. Dit alles leidt tot de conclusie dat voormelde belangenafweging ten voordele van verweerder moet uitvallen en dat klager in zijn klacht niet kan worden ontvangen.
5.4 Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- De klacht niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. G.J.W. Pulles, B. Roodveldt, B.J. Sol en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitge-sproken ter openbare zitting van 23 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Ver-lenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Dis-cipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl