Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:32
Zaaknummer
13-23
Inhoudsindicatie
Klacht: In een telefoongesprek met een derde zijn geheimhoudingsplicht jegens klager geschonden door aan deze derde dossierinformatie te verstrekken en zich tegenover hem uit te laten over de te verwachten uitkomst van een nog te houden zitting. Oordeel: verweerder had zich meteen toen hij gebeld werd dienen te realiseren dat hij niet zonder eerst van zijn cliënt expliciet toestemming te hebben gekregen over klagers zaak mocht spreken. Klacht gegrond. De raad twijfelt er niet aan dat verweerder gehandeld heeft om de belangen van klager en zijn vennootschappen zo goed mogelijk te dienen. De raad hecht tevens waarde aan het feit dat niet gebleken is dat als gevolg van de mededelingen van verweerder daadwerkelijk meer informatie dan voor klager wenselijk was bij de wederpartij terecht is gekomen. De raad ziet daarom af van oplegging maatregel.
Uitspraak
Beslissing van 24 juni 2013
in de zaak 13-23
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 januari 2013 met kenmerk RvT 1112-9430/LB/sd, door de raad ontvangen op 17 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2013 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Verweerder is bijgestaan door [ ] mr. B. ten Doesschate. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
Verweerder heeft vanaf 2006 klager en twee door hem bestuurde vennootschappen, hierna te noemen ‘de cliënten’, bijgestaan in een tegen hen aangespannen civiele procedure. Eisers in die procedure zijn de vereniging van eigenaren [A] en een individuele eigenaar van een van de chalets in dat Park. De cliënten hebben eertijds het voormalig campingterrein [aldaar] van de gemeente [B] gekocht en hebben daar chalets op gebouwd. In de procedure is in geding of de cliënten indertijd jegens de kopers van de chalets een verplichting zijn aangegaan om op het terrein een grootschalige en luxe centrumvoorziening te realiseren.
Een gedeelte van het terrein is nog altijd als camping in gebruik. Beheerster van de camping is mevrouw [P]. Haar partner is de heer [S]. Hij voert namens haar het feitelijk beheer. Mevrouw [P] wil met klager in onderhandeling over koop van het kampeerterrein.
Klager heeft ook andere zaken bij het kantoor van verweerder in behandeling gehad. Toen medio 2012 de achterstand in de betaling van verweerders nota’s en die van zijn kantoorgenoten was opgelopen tot een bedrag van om en nabij € 200.000,00 heeft verweerder in nauw overleg met het bestuur van zijn kantoor besloten zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. Hij heeft die beslissing 30 augustus 2012 telefonisch aan klager meegedeeld en de volgende dag per brief bevestigd. In die brief heeft verweerder uitvoerig de gevolgen van zijn beslissing aan klager uiteengezet, en gewezen op het belang om een andere advocaat in de arm te nemen die de procedure zou kunnen overnemen.
Op uitdrukkelijk verzoek van klager heeft verweerder de datum waarop hij zich in de procedure zou onttrekken een week uitgesteld, van 5 naar 12 september 2012, zodat klager even wat meer tijd zou hebben om met mr. [G], feitelijk bestuurder van klagers vennootschap(pen), de vervanging van verweerder door een nieuwe advocaat te bespreken en te realiseren. Dit heeft verweerder eveneens in zijn voormelde brief bevestigd.
2.2 Op 3 september 2012 werd verweerder gebeld door voornoemde [S]. Die had van mr. [G] vernomen dat verweerder er mee op zou houden. Verweerder heeft de juistheid van dit bericht aan [S] bevestigd. [S] vertelde belang te hebben bij de voortzetting van de procedure omdat eerst na afronding daarvan hij en mevrouw [P] met klager in onderhandeling zouden kunnen treden over overname van de camping. Hij heeft verweerder de mogelijkheid geopperd dat hij wellicht de kosten van voortzetting van de procedure door verweerder op zich zou kunnen nemen en verweerder verzocht om een inschatting van de daarmee gemoeide kosten.
Verweerder heeft daarover op 6 september 2012 teruggebeld naar [S] en hem een vrij gedetailleerde inschatting gegeven onder vermelding van zowel inhoudelijke als procedurele aspecten. Dat gesprek heeft hij bij per e-mail verzonden brief d.d. 7 september 2012 aan [S] en [P] bevestigd.
Verweerder zegt diezelfde dag klager telefonisch te hebben bereikt om hem op de hoogte te stellen van de principe-bereidheid van [S] en [P] om garant te staan voor de betaling van zijn werkzaamheden bij voortzetting van de procedure. Volgens verweerder was klager daar blij mee. Verweerder heeft dat telefoongesprek met klager eveneens bij brief van 7 september 2012 bevestigd, en heeft daarbij een kopie gevoegd van zijn brief aan [S] en [P]. Die brief aan klager heeft hij zowel per post als per e-mail verzonden. Klager ontkent dat hij 7 september 2012 telefonisch met verweerder heeft gesproken.
2.3 [S] heeft ter zitting verklaard dat hij zijn informatie heeft gedeeld met de voorzitter van de VvE. Zo kwam de tegenpartij op de hoogte van het besluit van verweerder zich aan de zaak te onttrekken.
2.4 Bij brief met bijlage van 8 september 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in een telefoongesprek met een derde zijn geheimhoudingsplicht jegens klager heeft geschonden door aan deze derde dossierinformatie te verstrekken en zich tegenover hem uit te laten over de te verwachten uitkomst van een nog te houden zitting. Dit handelen heeft tot gevolg gehad dat de tegenpartij van klager bekend is geworden met de inhoud van de verdediging van klager en dat klager zodoende ernstig in zijn verdediging is geschaad.
3.2 Volgens klager heeft verweerder:
- met [S] meer specifiek gesproken over de erkenning door klager van de hoogte van de openstaande rekeningen;
- de in de onderhavige zaak ingestelde tegenvordering kansloos genoemd;
- de hoogte van die tegenvordering genoemd;
- aangegeven dat klager nooit bereikbaar was en geen inzet toonde, en een prognose gegeven over de uitkomst van de komende zitting. [S] heeft deze informatie gedeeld met de voorzitter van de VvE. Klager heeft verklaard dat hij [S] niet kende.
4 VERWEER
4.1 Begin september 2012 is verweerder eerst gebeld door mr. [G]. Die was door klager op de hoogte gesteld van verweerders beslissing de behandeling van de zaak neer te leggen. Kort daarop is hij gebeld door [S] die hem meedeelde van mr. [G] vernomen te hebben hoe de vork in de steel zat. Mr. [G] was geen buitenstaander, hij trad alle jaren op als feitelijk bestuurder omdat klager zelf wegens gezondheidsklachten daartoe gedurende langere tijd niet of nauwelijks in staat was. Het was met mr. [G] dat verweerder contact onderhield over de procedure, aan hem stuurde hij de processtukken. Dat mr. [G] met [S] had gesproken over zijn aangekondigde terugtrekking was voor verweerder dan ook een aanwijzing dat het in feite klager zelf was die [S] verzocht had contact met hem op te nemen. Dat paste ook geheel bij het verzoek van klager om nog een week te wachten met berichtgeving aan de rechtbank omtrent de onttrekking.
4.2 Verweerder bestrijdt dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. De belangen van klager en [S] liepen parallel. Klagers stelling dat hij onder één hoedje met de tegenpartij heeft gespeeld acht verweerder onwaarachtig nu [S] zijn wetenschap over de aangekondigde onttrekking alleen van klager of mr. [G] gekregen kan hebben omdat alleen zij van zijn voornemen tot onttrekking op de hoogte waren.
4.3 Dat klager door de informatie die hij aan [S] heeft verstrekt ernstig in zijn verdediging is geschaad en dat de hele procedure een verloren zaak is acht verweerder onbewezen en onjuist.
5 BEOORDELING
5.1 De advocaat is verplicht tot geheimhouding; hij dient te zwijgen over bijzonderheden van door hem behandelde zaken, de persoon van zijn cliënt en de aard en omvang van diens belangen. De verplichting tot geheimhouding geldt als een fundamenteel beginsel dat de advocaat in de uitoefening van zijn beroep in acht behoort te nemen en waarop cliënten met het oog op de juiste behartiging van hun belangen onvoorwaardelijk moeten kunnen vertrouwen.
5.2 Alleen al door tegenover [S] te erkennen dat en waarom hij op het punt stond zich aan de zaak van klager te onttrekken heeft verweerder zijn plicht tot geheimhouding geschonden. Hij had zich meteen toen [S] hem belde dienen te realiseren dat hij niet zonder eerst van zijn cliënt expliciet toestemming te hebben gekregen met [S] over klagers zaak mocht spreken. De omstandigheid dat [S] zei zijn informatie te hebben verkregen van mr. [G], de feitelijk mede-bestuurder van klagers vennootschappen, maakt dat niet anders. Allereerst is mr. [G] niet te vereenzelvigen met klager. Ook indien zou moeten worden aangenomen dat [S] zijn informatie over de onttrekking door verweerder van klager zelf had verkregen, dan volgt daaruit nog niet dat verweerder er op mocht vertrouwen dat klager zijn toestemming heeft gegeven althans er mee instemde dat hij met [S] vertrouwelijke informatie deelde. Ook het feit dat (mogelijk) de belangen van klager en [S] parallel (lijken te) lopen is voor dat vertrouwen onvoldoende.
5.3 Door vervolgens – nog steeds zonder toestemming van klager - over te gaan tot het opstellen van een gedetailleerde begroting met daarin opgenomen informatie over inhoudelijke aspecten van de te verrichten werkzaamheden heeft verweerder verdergaand zijn geheimhoudingsverplichting geschonden.
5.4 De raad is dan ook van oordeel dat de klacht gegrond is in zoverre als hiervoor is overwogen.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerders handelwijze dient te worden bezien in de context van de elkaar opvolgende gebeurtenissen in de week van 30 augustus tot 7 september 2012. Toen hij klager op de hoogte had gesteld van het besluit van hem en zijn kantoor de behartiging van klagers belangen te beëindigen heeft hij op uitdrukkelijk verzoek van klager ingestemd met een week uitstel zodat klager de gelegenheid zou hebben om in overleg met mr. [G] die steeds bij de zaak betrokken was te zoeken naar een oplossing. Toen dan ook verweerder gebeld werd door mr. [G] en kort daarna door [S] die zei door mr. [G] geïnformeerd te zijn en in beide telefoongesprekken naar voren kwam dat zij op zoek waren naar een modus om de voortzetting van de procedure door verweerder veilig te stellen acht de raad het niet onbegrijpelijk dat verweerder op de vragen van [S] is ingegaan zonder eerst klager om toestemming te vragen. De raad twijfelt er niet aan dat verweerder gehandeld heeft om de belangen van klager en zijn vennootschappen zo goed mogelijk te dienen. Bij de beoordeling hecht de raad tevens waarde aan het feit dat niet gebleken is dat als gevolg van de mededelingen van verweerder aan [S]
- zoals klager heeft gesteld - daadwerkelijk meer informatie dan voor klager wenselijk was bij de wederpartij terecht is gekomen, laat staan dat als gevolg daarvan de positie van klager kansloos geworden is. Klager heeft dit onderdeel van de klacht ter zitting niet hard kunnen maken.
6.2 De raad ziet in deze feiten en omstandigheden aanleiding te volstaan met gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
De klacht van klager tegen verweerder is gegrond in zoverre als hiervoor is overwogen.
De raad ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, M.L.C.M. van Kalmthout en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.
griffier voorzitter