Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:38

Zaaknummer

R.4123/13.30

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft een zaak bij het gerechtshof aangebracht, maar niet zorggedragen voor tijdige betaling van het griffierecht. Hij heeft de cliënt niet geïnformeerd over de gevolgen van het niet tijdig betalen. Het griffierecht is bovendien hoger dan nodig vastgesteld, omdat de advocaat niet de vereiste stukken aan het hof had overgelegd. Daar het griffierecht niet tijdig betaald was, heeft het hof aan de wederpartij ontslag van instantie verleend.

Inhoudsindicatie

De advocaat heeft voorts ten onrechte niet gereageerd op verzoeken van klager om het griffierecht aan hem te vergoeden.

Inhoudsindicatie

Klacht in alle onderdelen gegrond, uitgezonderd voor zover klager toekenning van een schadevergoeding heeft verzocht. Maatregel: schorsing één week met bepaling dat de schorsing ingaat indien en zodra de advocaat (weer) op het tableau is ingeschreven.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 1 februari 2013, door de raad ontvangen op 1 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij brief van 11 april 2013 heeft verweerder zich tot de raad gericht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 mei 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager heeft een pleitnota overgelegd.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In 2011 en 2012 heeft verweerder klager bijgestaan in een geschil met X B.V.

2.3    Verweerder heeft voor klager hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank, sector kanton, van 19 september 2011.    

Het beroep is ingesteld bij exploot van 19 december 2011, hersteld bij exploot van 17 januari 2012.

2.4    Verweerder heeft de zaak bij het gerechtshof aangebracht op de rol van 31 januari 2012.

2.5    Het hof heeft de zaak op 31 januari 2012 aangehouden tot de rol van 28 februari 2012 voor afwachten betaling griffierecht partijen.

2.6    Bij brief van 13 maart 2012 heeft verweerder het gerechtshof verzocht de griffienota te verminderen en deze zonodig te crediteren omdat klager kosteloos procedeerde.

2.7    Bij brief van 4 april 2012 heeft het gerechtshof aan verweerder een laatste aanmaning gestuurd terzake van de betaling van het griffierecht.

2.8    Bij brief van 10 april 2012 heeft verweerder het volgende aan klager meegedeeld:

“In de zaak [klager, RvD] tegen [X B.V., RvD] is er van het Gerechtshof ’s-Gravenhage een rekening binnengekomen voor de dagvaardingsprocedure, griffierecht ad € 1.513,-- euro. Ik wil u verzoeken dit rechtstreeks over te maken naar de rekening van het Gerechtshof ’s-Gravenhage bij de Royal Bank of Scotland nummer 569990580. Als u niet binnen 14 dagen na 4 april betaald dreigt het hof met een dagvaarding. Ik heb al eerder aan het Hof geschreven dat u in deze kosteloos procedeert maar dat heeft niet geleidt tot vermindering van het griffierecht. Ik wil u dus verzoeken per ommegaande aan het Hof te betalen.”

2.9    Bij arrest van 17 april 2012 heeft het gerechtshof de geïntimeerde van instantie ontslagen en klager veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof overwoog daartoe dat de zaak voor het eerst was uitgeroepen op 31 januari 2012 en dat, ingevolge artikel 3 lid 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken het griffierecht uiterlijk 28 februari 2012 moest zijn bijgeschreven op de rekening van het hof, terwijl uit controle van de administratie niet was gebleken dat het griffierecht was bijgeschreven.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat:

a.    hij klager niet heeft gewezen op de consequenties van het niet-tijdig betalen van het griffierecht, waardoor klager niet-ontvankelijk is verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van 19 september 2011;

b.    hij niet zorgvuldig heeft gehandeld en onvoldoende actie heeft genomen op het moment dat het gerechtshof de nota voor het griffierecht aan verweerder heeft toegezonden;

c.    hij niet reageert op verzoeken van klager om een bedrag van € 1.544,58 als schadevergoeding te betalen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt bij de beoordeling is de regel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen.   

Voorts is van belang de regel dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Vaststaat dat verweerder klager voor het eerst bij brief van 10 april 2012 schriftelijk heeft geïnformeerd over betaling van het door het hof aan verweerder in rekening gebrachte griffierecht. In zijn brief van 10 april 2012 heeft verweerder klager enkel verzocht om het griffierecht rechtstreeks over te maken op de bankrekening van het gerechtshof, daar door het hof incassomaatregelen waren aangekondigd.

5.3    Verweerder heeft aldus zelfs met zijn brief van 10 april 2012 nagelaten om klager te informeren over de gevolgen van het niet-tijdig betalen van het griffierecht, te weten niet-ontvankelijkverklaring van klager in het hoger beroep. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager hierover tijdig na 31 januari 2012, de datum waarop de zaak door verweerder bij het hof was aangebracht, te informeren, daar immers het griffierecht binnen vier weken na die datum betaald diende te zijn.   

De raad neemt in aanmerking dat verweerder op grond van het roljournaal van de zitting van 31 januari 2012 zeer kort nadien bekend had moeten, althans had kunnen, zijn met de hoogte van het door het hof vastgestelde griffierecht.

Verweerder heeft zich later, nadat hij van het hof een rekening had ontvangen voor het griffierecht, op het standpunt gesteld dat een te hoog griffierecht was berekend. Dat doet echter aan de voormelde informatieplicht niet af. Zonodig had verweerder zijn mening ten aanzien van de hoogte van het griffierecht in de berichtgeving aan klager kunnen verwerken.

5.4    Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.5    De raad leest dit klachtonderdeel aldus dat aan verweerder wordt verweten dat hij niet heeft zorggedragen voor tijdige betaling van het griffierecht, waarvoor hem een nota door het hof is toegezonden.

5.6    Het behoort tot de taak van een zorgvuldig handelend advocaat om erop toe te zien dat het griffierecht voor een door hem aanhangig gemaakte procedure tijdig wordt betaald. Het betreft hier een verplichting van de advocaat die een zaak bij de rechterlijke instantie aanbrengt en aan wie de nota voor het griffierecht gericht wordt.    

Behoudens bijzondere omstandigheden, waarvan hier niet gebleken is, kan de advocaat zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op de cliënt.

5.7    Gesteld noch gebleken is dat verweerder tijdig na 31 januari 2012 heeft zorggedragen voor voldoening van het griffierecht. Evenmin is gebleken dat verweerder tijdig bezwaar heeft gemaakt bij het hof, indien hij van mening was dat een te hoog griffierecht was berekend.

5.8    Het is de raad bij de behandeling ter zitting opgevallen dat verweerder blijkens zijn verklaring bij het overleggen van de hoger beroep dagvaarding met het oog op de zitting van 31 januari 2012 niet heeft zorggedragen voor overlegging van de dagvaarding in eerste aanleg en het vonnis waarvan beroep en evenmin van een kopie van de toevoegingsaanvraag. Naar het oordeel van de raad is daarin de verklaring gelegen voor het feit dat het hof het hoogste griffierecht in rekening heeft gesteld. Immers, voor het vaststellen van de hoogte van het griffierecht is (mede) nodig dat het hof kennis neemt van de dagvaarding en het vonnis in eerste aanleg; daaruit blijkt van het belang van de zaak en indien het hof dat belang niet kan vaststellen wordt automatisch het hoogste griffierecht in rekening gebracht. Indien er sprake is van on- of minvermogendheid kan ook dat van invloed zijn op de hoogte van het griffierecht doch dan moet zo spoedig mogelijk de toevoegingsaanvraag in kopie aan het hof worden overgelegd.

5.9    Voorts is het de raad ter zitting opgevallen dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de hem blijkbaar door het hof geboden gelegenheid om op 20 maart 2012 een akte ter rolle te nemen. Verweerder heeft op dit punt enkel gesteld dat hij in verband met die rolzitting een kopie van zijn brief van 13 maart 2012 aan het hof heeft gestuurd (en daarop geen reactie heeft ontvangen).

Verweerder heeft aldus ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in verband met de niet-tijdige betaling van het griffierecht een akte ter rolle te nemen.

5.10    Het voorgaande brengt mee dat het in klachtonderdeel b staande verwijt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet zorg te dragen voor tijdige voldoening van het griffierecht gegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.11    Het behoort niet tot de competentie van de tuchtrechter om te oordelen over een vordering tot betaling van schadevergoeding. Dat oordeel is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. In zoverre is klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

5.12    Verweerder heeft, ondanks verzoeken van klager, volhard in zijn standpunt dat het hof een fout heeft gemaakt en dat het aan klager is te wijten dat de griffierekening niet betaald is. Volgens verweerder was klager aansprakelijk voor de betaling van het griffierecht.    

Eerst na tussenkomst van de deken heeft verweerder zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering ingeschakeld.

5.13    De raad is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten gevolg te geven aan de aansprakelijkstelling van klager. Het moet verweerder duidelijk zijn geweest dat klager hem aansprakelijk houdt voor het – door nalaten van verweerder – nodeloos te betalen griffierecht.   

In zoverre is de klacht gegrond.

 

6    MAATREGEL

    De raad is van oordeel dat verweerder zowel in de informatievoorziening aan klager als in zijn zorgplicht ten aanzien van de voldoening van het griffierecht in ernstige mate tekort is geschoten. Noch in de stukken, noch ter zitting heeft verweerder er blijk van gegeven in te zien dat hij zelf onzorgvuldig heeft gehandeld en niet het hof of klager.   

De raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden. Bij het bepalen van de ingangsdatum van de maatregel houdt de raad rekening met mededeling van verweerder dat hij heeft verzocht hem per 1 mei 2013 van het tableau te schrappen.

 

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c gegrond in de onder nummer 5.12 vermelde zin;

-    verklaart klachtonderdeel c niet-ontvankelijk voor zover klager daarin toekenning van een schadevergoeding heeft verzocht;

-    legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week, met bepaling dat de schorsing ingaat indien en zodra verweerder op het tableau is ingeschreven.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl