Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3962

Zaaknummer

12-136

Inhoudsindicatie

De klacht houdt in dat verweerder op vrijdag 29 oktober 2010 de heer C in een strafzaak op het politieburo heeft bezocht en vervolgens als advocaat is blijven bijstaan zonder dat klager daarvoor toestemming had gegeven. Hoewel de piketadvocaat een overname van de zaak door klager al wel met de heer C had besproken, was klager op het moment waarop het telefoongesprek tussen klager en verweerder plaatsvond nog niet de behandelend advocaat  van de heer C. Er was sprake van een concreet verzoek van de ouders van de heer C aan verweerder om hun zoon zo snel mogelijk te bezoeken en daarbij was haast geboden omdat het verhoor tijdens het weekend zou plaatsvinden en de behandeld advocaat daarbij aanwezig diende te zijn. Bovendien was C op dat moment minderjarig. Gelet op deze omstandigheden mocht verweerder handelen zoals hij heeft gedaan en had hij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming van klager nodig. Wel had verweerder er verstandiger aan gedaan om nogmaals contact met klager te zoeken om hem mee te delen dat hij de heer C ging bezoeken.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak 12-136

naar aanleiding van de klacht van:

mr. X

advocaat te A

klager

tegen:

mr. Y

advocaat te B

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 3 juli 2012 met kenmerk RvT 1011-8894, door de raad ontvangen op 4 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 29 oktober 2012 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

- de brief van klager d.d. 29 oktober 2012 en de brief van verweerder van 1 november 2012.

- een fax van verweerder aan advocatenkantoor C en W, verzonden op 29 oktober 2010 om 15.34 uur in houdende het verzoek om in te stemmen met overname van de strafzaak van de heer E.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De minderjarige E zat als verdachte van een misdrijf in voorlopige hechtenis. De piketadvocaat, die de heer E oorspronkelijk had bezocht en bij de voorgeleiding bij de rechter-commissaris aanwezig was geweest (mr. W van advocatenkantoor C en W) stond niet vrij de zaak verder te behandelen wegens tegenstrijdige belangen. Om die reden had de piketadvocaat de zaak overgedragen aan klager die de heer E nog niet had bezocht. Partijen zijn het er over eens dat verweerder op vrijdagmiddag 29 oktober 2010 aan het einde van de middag telefonisch contact met klager heeft opgenomen. Partijen verschillen van mening over de inhoud van dit gesprek.

2.3 Volgens klager heeft verweerder tijdens dit telefoongesprek meegedeeld dat hij benaderd was door de familie van de heer E met het verzoek om voor de heer E op te treden waarop klager aan verweerder heeft meegedeeld dat hij (klager) voor de heer E optrad, dat hij in overleg met de politie een afspraak had gemaakt om bij het verhoor van de heer E  aanwezig te zijn en dat hij bij verweerder op de zaak zou terug komen zodra hij met de heer E had gesproken. Vervolgens heeft verweerder – aldus klager – die dag om 19.00 uur opnieuw met klager gebeld met de mededeling dat hij voor de heer E optrad en dat hij de heer E inmiddels had bezocht. Daartegen heeft klager – aldus klager – toen opnieuw bezwaar gemaakt.

2.4 Volgens verweerder heeft hij tijdens dit telefoongesprek gezegd dat de ouders van de heer E hem hadden verzocht om hun zoon voor het weekend te bezoeken omdat de heer E de zondag daarop nader door de politie verhoord zou worden, dat klager toen zei dat hij binnen vijf minuten terug zou bellen, wat klager vervolgens niet heeft gedaan en dat verweerder daarop de heer E is gaan bezoeken, waarbij verweerder zich heeft laten leiden door de tijdsdruk en het uitdrukkelijke verzoek van de ouders van de minderjarige om bijstand van hun zoon.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder op vrijdag 29 oktober 2010 de heer E heeft bezocht en vervolgens als advocaat is blijven bijstaan,

b) verweerder op 31 oktober 2010 om 17.11 uur een fax aan klager heeft gezonden die gedateerd was op 29 oktober 2010, zodat sprake was van antidatering van genoemde brief.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Hoewel de piketadvocaat een overname van de zaak door klager al wel met de heer E had besproken, was klager op het moment waarop het telefoongesprek van 29 oktober 2010 tussen klager en verweerder plaatsvond nog niet de behandelend advocaat  van de heer E. Er was sprake van een concreet verzoek van de ouders van de heer E aan verweerder om hun zoon zo snel mogelijk te bezoeken en daarbij was haast geboden omdat het verhoor tijdens het weekend zou plaatsvinden en de behandeld advocaat daarbij aanwezig diende te zijn. Bovendien was E op dat moment minderjarig. Gelet op deze omstandigheden mocht verweerder handelen zoals hij heeft gedaan en had hij daarvoor geen uitdrukkelijke toestemming van klager nodig. Daarom kan in het midden blijven wat er precies tijdens het telefoongesprek van die vrijdagmiddag over en weer tussen klager en verweerder is gezegd. Wel had verweerder er verstandiger aan gedaan om nogmaals contact met klager te zoeken om hem mee te delen dat hij de heer E ging bezoeken. Hoewel bij overname van een zaak in de piketfase altijd sprake is van tijdsdruk omdat de termijnen kort zijn en vervolgstappen snel genomen moeten worden dient de overnemende advocaat in een dergelijke situatie zorgvuldig te handelen zoals goede collega’s onder elkaar betaamt.

Dat verweerder na het telefoongesprek geen contact meer heeft gezocht met klager nadat hij besloot de heer E te gaan bezoeken is gelet op voornoemde omstandigheden echter niet  zodanig ernstig dat verweerder hiervan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt. Klachtonderdeel a is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Van het antidateren van een brief door verweerder is geen sprake. In de fax van verweerder gericht aan klager van 31 oktober 2010 wordt in de laatste alinea verwezen naar een fax van verweerder aan advocatenkantoor C en W van 29 oktober 2010. Zoals blijkt uit het overgelegde verzendbewijs is laatstgenoemde fax op 29 oktober 2010 aan genoemd advocatenkantoor verzonden en vervolgens als bijlage gevoegd bij de fax van verweerder aan klager van 31 oktober 2010. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond bij gebrek aan feitelijke grondslag.

BESLISSING

De klacht van klager tegen verweerder is in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, I.P.A. van Heijst, C.J. Lunenberg-Demenint en P.J.F.M. de Kerf, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.