Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:100

Zaaknummer

13-257A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager (deels) kennelijk niet ontvankelijk wegens ontbreken eigen belang. Klacht voor het overige kennelijk ongegrond. Vrijheid van handelen.  

Uitspraak

Beslissing van 23 september 2013

in de zaak 13-257A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 2 september 2013 met kenmerk 40-13-0830, door de raad ontvangen op 3 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 De cliënte van verweerder heeft een vordering tegen klager en zijn kantoor ingesteld wegens onverschuldigde betaling. Deze vordering is bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van de kantonrechter van 26 juni 2012 toegewezen. Nadat verweerder zonder resultaat executoriaal derdenbeslag heeft doen leggen, is verweerder tot beslaglegging roerende zaken onder klager en zijn vriendin (B) overgegaan. Klager en B wonen samen op hetzelfde adres en hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten.

1.3 B heeft een kort geding aanhangig gemaakt tegen de cliënte van verweerder, in welke procedure verweerder namens zijn cliënte heeft aangekondigd een eis en reconventie te zullen instellen. B heeft na afwijzing van een wrakingsverzoek haar vordering ingetrokken en is veroordeeld in de kosten van de procedure. Na aanhouding is ook de vordering in reconventie ingetrokken en is de zaak geroyeerd.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) executoriaal beslag heeft doen leggen op goederen die niet aan klager toebehoorden, maar aan B;

b) de executoriale verkoop heeft voortgezet hoewel hij wist, dan wel kon weten dat de eventuele opbrengst van de verkoop de advertentiekosten en de overige kosten van de executoriale verkoop niet zouden dekken, zulks terwijl deze kosten ten laste van de Staat strekken, nu de cliënte van verweerder op basis van een toevoeging procedeert;

c) misbruik heeft gemaakt van procesrecht door een reconventionele vordering in te dienen tegen B met als enige doel om een proceskostenveroordeling in de conventie te verkrijgen.

3 BEOORDELING

3.1 De voorzitter stelt voorop dat klager – ook na verzoeken van de deken – heeft verzuimd om een machtiging van B over te leggen. De voorzitter gaat er bij de beoordeling van de klacht dan ook vanuit dat klager uitsluitend voor zichzelf klaagt.

 Ad klachtonderdeel a

3.2 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel stelt de voorzitter voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en op ontoelaatbare wijze mag schaden. Daarvan is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Zowel klager als verweerder hebben gesteld dat de deurwaarder een lijst heeft opgesteld van aantoonbaar in eigendom aan B toebehorende zaken die buiten een eventuele executoriale verkoop zouden vallen. Het verwijt dat klager verweerder maakt is dan ook feitelijk onjuist en het klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b

3.3 Met klachtonderdeel b verwijt klager verweerder dat hij de executieverkoop heeft doorgezet terwijl hij wist dat de opbrengst van de openbare verkoop zelfs niet genoeg zou zijn om de advertentiekosten te dekken. In verband met het feit dat de cliënte van verweerder op basis van een toevoeging door verweerder werd bijgestaan, heeft verweerder volgens klager de Staat onrechtmatig op kosten gejaagd. Nog afgezien van de betwisting door verweerder, heeft klager bij deze klacht geen eigen belang. Het in de Advocatenwet voorziene recht een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Klager is kennelijk niet ontvankelijk ter zake van dit klachtonderdeel.

 Ad klachtonderdeel c

3.4 Ook met betrekking tot klachtonderdeel c moet klager in de klacht kennelijk niet ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan belang. Klager heeft immers – ondanks herhaald verzoek van de deken –  nagelaten om een machtiging van B over te leggen.

3.5 Overigens zou de klacht, indien deze wel ontvankelijk zou zijn, kennelijk ongegrond worden verklaard en wel om de volgende redenen. Het is de primaire taak van een advocaat om de belangen van zijn cliënt zo goed mogelijk te behartigen, dat wil zeggen om partijdig te zijn. Daarbij komt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Van dat laatste is in dit geval naar het oordeel van de voorzitter geen sprake. Uit de stukken is gebleken dat verweerder de vordering in reconventie slechts heeft aangekondigd, maar niet heeft ingediend. Slechts voor zover de reconventionele vordering was ingediend, heeft verweerder deze ingetrokken. Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat niet valt in te zien op welke wijze verweerder misbruik zou hebben gemaakt van procesrecht door een reconventionele vordering aan te kondigen in verband met de door B afgelegde verklaring ex artikel 477a Rv. Het is B geweest die de door haar in kort geding ingestelde vordering heeft ingetrokken nadat de cliënte van verweerder in het geding was verschenen. Verweerder kon en mocht de voorzieningenrechter laten weten dat zijn cliënte met intrekking zonder proceskosten veroordeling niet zou instemmen. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter:

- verklaart klachtonderdeel a kennelijk ongegrond;

- verklaart klager kennelijk niet-ontvankelijk in de klachtonderdelen b en c.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 23 september 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.