Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4376

Zaaknummer

H322-2012

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door wettelijke verhoging te vorderen. Uit het feit dat de vordering is toegewezen blijkt immers reeds dat het standpunt van verweerder goed verdedigbaar was.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 3 juni 2013

     in de zaak H322-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

klager

gemachtigde:

 

B

tegen:

       

C

verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 4 december 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 8 april 2013 zijn de gemachtigde van klager en verweerder verschenen. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 4 december 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidszaak. Klager had een vordering op X ter zake achterstallig loon. Het intakegesprek vond plaats in maart 2010.

2.2     Verweerder heeft namens klager bij dagvaarding d.d. 22 maart 2011 tegen X een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Z. In de procedure heeft verweerder namens klager de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW gevorderd.

2.3     De kantonrechter heeft bij verstekvonnis d.d. 21 juli 2011 de vordering toegewezen en X veroordeeld in de proceskosten.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de wettelijke verhoging naar N recht als bedoeld in artikel 7:625 BW in de dagvaarding van klager heeft opgenomen, terwijl hij wist dat B recht van toepassing was.

 

4        VERWEER

4.1     De klacht is ongegrond. De vordering ter zake de wettelijke verhoging was verdedigbaar. De N rechter was bevoegd. Toepassing van het B recht zou het proces enorm kunnen verstoren. Even goed verdedigbaar was dat het N recht van toepassing was omdat er ook vanuit N werkzaamheden waren verricht. Het rendement van een vordering naar N recht zou hoger kunnen zijn, omdat het B recht het systeem van de wettelijke verhoging niet kent en het N recht wel.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de vordering, inclusief de vordering ter zake de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW, door de kantonrechter bij vonnis d.d. 21 juli 2011 is toegewezen. Naar het oordeel van de raad blijkt reeds uit het feit dat de vordering is toegewezen dat het standpunt van verweerder, dat N recht van toepassing was zodat ex art. 7:625 BW de wettelijke verhoging gevorderd kon worden, goed verdedigbaar was. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder, door in de dagvaarding de wettelijke verhoging te vorderen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.5     De raad komt tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op       4 juni 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              klager

-             verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

 

 

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl