Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:164

Zaaknummer

R. 4370/13.277

Inhoudsindicatie

Klacht cliënt.

Inhoudsindicatie

Tuchtrechter oordeelt dat er geen sprake is van excessief declareren. Het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk.

Inhoudsindicatie

Voorts oordeelt de tuchtrechter dat hij niet bevoegd is te oordelen over de door klager ingediende vordering dat de advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 17 oktober 2013, door de raad ontvangen op 18 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klaagster en haar voormalig echtgenoot hebben op 17 juni 2003 overeenstemming bereikt over de gevolgen van de echtscheiding, welke zijn vastgelegd in een convenant.

1.2 Vanwege een wijziging van omstandigheden hebben klaagster en haar voormalig echtgenoot zich in 2010 gewend tot de eerder ingeschakelde mediator.

1.3 In januari 2011 heeft klaagster zich tot verweerster gewend.

1.4 Bij brief van 11 januari 2011 heeft verweerster, hetgeen die dag tussen haar en klaagster is besproken, vastgelegd. Meer in het bijzonder heeft verweerster klaagster het gehanteerde uurtarief ad € 225,00, exclusief kantoorkosten en BTW bevestigd.

1.5 Op 8 februari 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klaagster, verweerster, de voormalig echtgenoot van klaagster en diens advocaat.

1.6 Verweerster heeft klaagster een eerste declaratie doen toekomen gedateerd 18 februari 2011 ad € 2.525,41 vervolgens een declaratie gedateerd 3 mei 2011 ad € 283,82 en een debetnota ad € 3,71 gedateerd 2 maart 2012.

1.7 Bij e-mail van 11 april 2011 heeft verweerster klaagster onder meer laten weten dat zij geen “ijzer met handen kan breken” en dat zij klaagster adviseert een afspraak te maken met een psychotherapeut.

1.8 Bij brief van 28 september 2011 is verweerster door de advocaat van de voormalig echtgenoot van klaagster medegedeeld dat de aanhangige procedure tot wijziging omgangsregeling en hoofdverblijf van der partijen zoon is doorgehaald. Verweerster heeft dit op 4 oktober 2011 aan klaagster doorgegeven.

1.9 Op 19 oktober 2011 heeft klaagster zich gewend tot een opvolgend advocaat.

1.10 Bij beschikking van 19 oktober 2011 is een bijzonder curator benoemd voor de zoon van partijen.

1.11 Bij brief van 15 juni 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

  

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a. tekort is geschoten in de behartiging van klaagsters belangen;

b. excessief heeft gedeclareerd;

c. klaagster een schadevergoeding van € 3.500,00 moet betalen.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.2 Verweerster heeft gemotiveerd gesteld dat zij klaagster op de hoogte heeft gesteld omtrent de ontwikkelingen in klaagsters zaak en dat zij klaagsters belangen naar behoren heeft behartigd. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen over en weer kan niet worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar jegens klaagster heeft gehandeld.   De gedragingen van verweerster zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Vooropgesteld zij dat een advocaat bij de aanvaarding van de opdracht de financiële consequenties daarvan met de cliënt dient te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee de advocaat zal declareren. De advocaat behoort haar cliënt op de hoogte te stellen, zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat. Uit de stukken volgt dat verweerster bij brief van 11 januari 2011 aan klaagster heeft bevestigd de wijze waarop verweersters kosten gemoeid met de werkzaamheden zullen worden berekend. Meer in het bijzonder heeft verweerster klaagster laten weten een voorschot van € 500,00 exclusief BTW in rekening te brengen en voorlopig een uurtarief van € 225,00  te hanteren. Uit de stukken volgt voorts dat verweerster klaagster heeft aangeboden haar declaraties te matigen naar een bedrag van € 1.400,00, met welk voorstel klaagster niet heeft ingestemd. Uit de stukken volgt niet de gestelde afspraak van klaagster dat zij maar € 500,00 hoefde te betalen.

3.4 Voor zover klaagster beoogt te klagen over de hoogte van de declaratie, overweegt de voorzitter dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake. Het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

3.6 Gelet op het vorenstaande dienen de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 november 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klaagster en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.