Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:49
Zaaknummer
13-068A
Inhoudsindicatie
Klager declareert aan cliënt en spreekt, als cliënt niet betaalt, verweerder aan, stellende dat verweerder opdracht heeft gegeven. Beroep op gedragsregel 21. Niet gebleken dat overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Risicoverdeling; klager, zelf advocaat, heeft opdrachtverlening aan verweerder niet bevestigd.
Uitspraak
Beslissing van 7 augustus 2013
in de zaak 13-068A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer mr.
Klager,
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder.
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 26 februari 2013 met kenmerk 1112-681, door de raad ontvangen op 4 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2013. Klager en verweerder zijn beiden verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 20 op de bij brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager was destijds advocaat en verbonden aan het kantoor van mr. X, een combinatie van eenmanszaken waar de advocaten voor eigen rekening werkten.
2.2 Verweerder had een aantal zaken in behandeling voor zijn cliënt A. Mr. X heeft later eveneens diverse zaken voor de heer A behandeld. De heer A wordt door partijen getypeerd als een zakenman die regelmatig procedeert.
2.3 Er heeft een ontmoeting plaatsgevonden tussen klager en verweerder op het kantoor van mr. X, die op dat moment afwezig was. Als gevolg van deze ontmoeting belastte klager zich met de behandeling van een zaak waarbij de heer A eiser was. A verscheen zelf niet op de eerstvolgende zitting, een hoorzitting naar aanleiding van een verzoek tot het leggen van een conservatoir beslag.
2.4 Aan klager zijn de griffierechten ad € 4.213,-- in rekening gebracht. Daarnaast zijn aan klager deurwaarderskosten wegens het leggen van beslag in rekening gebracht ad € 9.391,71. In totaal zijn aan klager voor € 13.604,71 verschotten in rekening gebracht.
2.5 Klager heeft honorarium in rekening gesteld ad € 12.020,19. Deze declaraties, alsmede de verschotten zijn aan de heer A gefactureerd. Verweerder heeft € 2.500,-- aan klager betaald. Mr. X heeft later nog in andere dossiers gewerkt voor de heer A. Mr. X heeft ook de procedure afgerond die volgde op het gelegde beslag. Bij die procedure is de heer A in het gelijk gesteld.
2.6 Bij brief van 27 augustus 2009 schrijft klager aan verweerder onder meer het volgende: “….In het afgelopen jaar ben ik er nog onvoldoende in geslaagd tot een goede acquisitie te komen in Rotterdam. Dat resulteert er in dat ik te weinig zaken heb. (…) Als je me af en toe wat zaken kunt toespelen, dan bewijs je me daarmee een grote dienst. Dat kunnen familierechtzaken zijn, maar ook zaken zoals de heer A tegen Z, zeker als je me daarin af en toe wat coacht, zoals je ook in deze zaak hebt gedaan. ”
2.7 Bij brief van 12 april 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat klager werkzaamheden heeft verricht in het dossier van de heer A waartoe verweerder hem opdracht heeft gegeven, zonder dat verweerder de daaraan verbonden kosten en honoraria aan klager voldoet.
3.2 Klager beroept zich in het bijzonder op gedragsregel 21. Deze gedragsregel luidt als volgt: ”Indien de advocaat bij de behandeling van een zaak een andere advocaat een opdracht verstrekt, moet hij instaan voor de aan hem toekomende vergoedingen en honoraria, tenzij hij een uitdrukkelijk voorbehoud maakt.”
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist dat hij aan klager opdracht heeft gegeven om de zaak voor de heer A te behandelen. Hij betwist ook dat hij daarbij belang had omdat het hem niet vrij zou staan op te treden tegen de tegenpartij van de heer A. Verweerder stelt dat hij om andere redenen geen zaken meer wilde doen voor de heer A, en dat hij deze cliënt en de voor hem behandelde zaken wilde overdragen aan mr. X, bij wie de heer A ook cliënt is geworden.
5 BEOORDELING
5.1 De raad overweegt als volgt. De klacht berust in de kern op de stelling dat verweerder aan klager een (civielrechtelijke) opdracht heeft gegeven in de zin van artikel 7: 401 BW, om als advocaat werkzaamheden te verrichten ten gunste van de heer A. Komt vast te staan dat sprake is van een dergelijke opdrachtverlening dan is sprake van een civielrechtelijke overeenkomst van opdracht en dan kan op de voet van gedragsregel 21 waarop klager zich beroept de tuchtrechtelijk grens zijn overschreden als verweerder nota’s onbetaald laat.
5.2 Verweerder heeft de opdrachtverlening aan klager gemotiveerd betwist. Hij stelt de heer A als cliënt aangebracht te hebben, hetzij bij klager dan wel bij mr X of bij beiden. Verweerder erkent wel na dit aanbrengen aan processtukken gewerkt te hebben, maar stelt dat hij zich daartoe geroepen voelde omdat de kwaliteit onder de maat was, mede in het licht van een ordentelijke overdracht en zijn wens verder geen zaken meer te behandelen voor de heer A. Verweerder wijst erop dat er hoe dan ook een grondslag bestaat om de kosten in te vorderen bij de heer A nu de zaak voor hem goed is afgelopen en de heer A dus van het resultaat heeft mogen profiteren.
5.3 Klager geeft een andere lezing aan de ontmoeting die hij en verweerder hebben gehad op het kantoor van mr. X. Klager beschouwt zichzelf als opdrachtnemer van verweerder. De raad ziet zich geplaatst voor tegenstrijdige lezingen over de feiten. Klager en verweerder spreken elkaar in de stukken en in hun verklaringen tegen, al moet worden gezegd dat de brief die klager op 27 augustus 2009 aan verweerder stuurde vooral aanknopingspunten biedt voor het standpunt van verweerder.
5.4 De raad neemt in aanmerking dat klager, destijds zelf advocaat, verzuimd heeft een opdrachtbevestiging te sturen, terwijl een advocaat – ook als hij een opdracht aanneemt van een andere advocaat – gehouden is de verleende opdracht alsmede de daarvoor geldende voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Zo kunnen onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen opdrachtgever en opdrachtnemer is afgesproken – zeker ook over de financiële voorwaarden – worden voorkomen.
5.5 Concluderend heeft de raad niet kunnen vaststellen dat sprake is van een door verweerder aan klager verleende opdracht om werkzaamheden te verrichten, hetgeen voor risico van klager dient te blijven. Klager had zich moeten realiseren dat het sturen van een duidelijke opdrachtbevestiging aan zijn opdrachtgever niet bepaald overbodig was, nu uit de aard van de werkzaamheden de verschuldigdheid van hoge verschotten voortvloeide.
5.6 Gelet op het vorenstaande zal de klacht ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, H. Kaaij, M. Pannevis, L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl