Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:68

Zaaknummer

13-072A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wegens abusievelijk verkeerd adresseren declaratie. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 augustus 2013

in de zaak 13-072A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 maart 2013 met kenmerk 13-13-0276, door de raad ontvangen op 14 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 juni 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken genummerd 1 t/m 13, zoals opgenomen bij de brief van de deken  van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 12 oktober 2012 heeft verweerster een factuur voor verrichte werkzaamheden aan klaagster gezonden. De naam van het bedrijf van klaagster komt overeen met de naam van een cliënte van verweerster.

2.3 Bij brief van 14 oktober 2012 heeft klaagster verweerster het volgende geschreven:

“Op 12 oktober 2012 heeft u bijgaande ‘declaratie’ met nummer 322737 gezonden. Hoewel de daarin genoemde bedrijfsnaam niet volledig correct is en de aangeschreven heer “M. de Wit” onbekend is, heb ik de vrijheid genomen de enveloppe te openen.

De door u op deze declaratie genoemde bedragen zijn u door de door u aangeschreven B.V. niet verschuldigd. Tussen u en deze B.V. is geen overeenkomst gesloten tot het leveren van (goederen of) diensten en de door u gesuggereerde dienst (“Arbeidsadvies”) is onbekend en niet geleverd.

Ik vertrouw er graag op u met bovenstaande informatie van dienst te zijn geweest.”

2.4 Bij brief van 25 november 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.5 Na ontvangst van een kopie van de brief aan de deken heeft verweerster klaagster 30 november 2012 een brief gezonden met de mededeling dat de verzonden factuur op een vergissing berust en dat zij een cliënte heeft met een gelijkluidende handelsnaam, gevestigd op een ander adres. Verweerster heeft laten weten ten onrechte in de veronderstelling te hebben verkeerd dat een creditfactuur naar klaagster was gezonden en heeft excuses gemaakt voor de veroorzaakte overlast. Bij de brief heeft verweerster alsnog een creditdeclaratie toegezonden. Een kopie van haar brief met bijlagen heeft verweerster naar de deken gezonden.

2.6 Bij brief van 4 december 2012 heeft de deken geschreven ervan uit te gaan dat hij de zaak hiermee als afgehandeld kan beschouwen. In reactie daarop heeft klaagster bij brief van 7 december 2012 aan de deken laten weten de klacht te willen doorzetten. Nadat verweerster bij brief van 31 december 2012 kenbaar heeft gemaakt dat van enige kwade opzet nooit sprake is geweest, heeft de deken klaagster in overweging gegeven om de zaak te laten rusten. Klaagster heeft in haar klacht volhard en de deken verzocht het dossier ter verdere behandeling naar de raad te zenden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) heeft nagelaten de adresgegevens van het bedrijf waarmee zij zaken deed/doet te controleren;

b) heeft nagelaten zelf actie te ondernemen in de vorm van een inhoudelijke reactie en het sturen van een creditfactuur toen zij op de door haar gemaakte fout is gewezen;

c) heeft nagelaten te controleren of iemand anders de onder b genoemde actie heeft ondernomen;

d) pas na het indienen van de klacht enige actie heeft ondernomen en de verschuldigde creditfactuur heeft opgemaakt en verzonden.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat het in het belang is van een goede beroepsuitoefening dat daarbij geen onnodig nadeel of leed aan derden wordt toegebracht en dat advocaten zich onthouden van uitlatingen die als onnodig kwetsend of grievend moeten worden aangemerkt. De raad zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf toetsen.

4.2 Klaagster verwijt verweerster te hebben gehandeld c.q. nagelaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat verzending van de factuur door verweerster aan klaagster op een vergissing berustte, dat klaagster daarvoor excuses heeft gemaakt en een creditfactuur heeft toegezonden. Klaagster heeft in haar reactie aan de deken laten weten dat zij er niet vanuit gaat dat de vergissing van verweerster met kwade opzet is geschied. Desondanks meent klaagster dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld doordat zij, nadat zij haar fout had ontdekt, heeft nagelaten om uit eigen beweging een creditfactuur te sturen en excuses te maken. Verweerster heeft toegelicht dat zij in de veronderstelling verkeerde dat er wel degelijk een creditfactuur aan klaagster was verzonden, maar dat zij dat onvoldoende heeft gecontroleerd. Op het moment dat de klacht haar bereikte, heeft zij alles in het werk gesteld om de omissie recht te zetten. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de raad dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerster heeft ter zitting nog opgemerkt dat zij betreurt dat zij controle van de ingezette actie (het laten versturen van een creditfactuur) heeft nagelaten. De raad meent dat een dergelijke actie achterwege had kunnen blijven, nu klaagster haar brief van 14 oktober 2012 afsluit met de mededeling: “Ik vertrouw er graag op u met bovenstaande informatie van dienst te zijn geweest.”. Een dergelijke afsluiting van een brief impliceert dat de zaak daarmee was afgedaan, waarvan verweerster mocht uitgaan.

4.3 Op grond van het bovenstaande is de klacht dan ook ongegrond.  

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs L.D.H. Hamer,

H.C.M.J. Karskens, R. Lonterman, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 augustus 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl