Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:103
Zaaknummer
L168-2013
Inhoudsindicatie
Nu klager niet betrokken was bij de procedure tussen verweerder en het advocatenkantoor X, heeft klager geen eigen belang bij de klacht dat verweerder in die procedure de rechter en de delen bewust onjuist zou hebben geïnformeerd.Nu de gedragingen hebben plaatsgevonden geruime tijd nadat verweerder werkzaam was bij het kantoor van klager, valt niet in te zien op welke wijze de naam van het kantoor van klager door de gedragingen van klager zou kunnen zijn aangetast.
Inhoudsindicatie
Klacht niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 4 november 2013
in de zaak L 168 - 2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerder
gemachtigde:
C
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 27 mei 2013 met kenmerk K en Be , door de raad ontvangen op 28 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2013 in aanwezigheid van klager, verweerder en de gemachtigde van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van:
- de brief van de deken van 27 mei 2013, met bijlagen;
- de brief van verweerder dd. 30 augustus 2013, met bijlagen;
- de brieven van klager dd. 30 augustus en 2 september 2013, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder is van 2005 tot 2009 werkzaam geweest bij advocatenkantoor X, aanvankelijk als werknemer en sedert 1 januari 2007 als maat. Tussen de maten is een concurrentie- en relatiebeding overeengekomen. Verweerder heeft medio 2009 de maatschapsovereenkomst opgezegd.
2.2 Verweerder is vervolgens medio 2009 een samenwerkingsverband met klager aangegaan. Klager heeft verweerder bijgestaan in de kwestie betreffende de financiële afwikkeling en de kwestie betreffende het concurrentie- en relatiebeding met X.
2.3 Op 1 mei 2011 is de samenwerking tussen klager en verweerder door klager beëindigd. Klager heeft zich bij brief dd. 29 april 2011 gewend tot de deken van het voormalige arrondissement R (hierna: de deken) met het verzoek te bemiddelen in verband met gerezen problemen tussen klager en verweerder betreffende de financiële afwikkeling. Op 24 mei 2011 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. De gemaakte afspraken zijn door de deken bij brief dd. 24 mei 2011 vastgelegd.
2.4 Verweerder heeft op 16 juni 2011 een opstelling gemaakt inzake de financiële afwikkeling. Verweerder was van mening dat zijn vordering op klager hoger was dan de vordering van klager op verweerder. Verweerder wenste inzage in de administratie van klager om zijn vordering nader te kunnen onderbouwen, welke inzage door klager werd toegezegd.
2.5 Op 18 augustus 2011 heeft klager zich bij de deken erover beklaagd dat door verweerder geen initiatieven waren ondernomen om te komen tot inzage van zijn administratie.
2.6 Mr. H , kantoorgenote van verweerder, heeft per e-mail dd. 22 augustus 2011 om 10.05 uur onder meer het volgende aan de deken geschreven:
Ik reageer naar aanleiding van de email van (klager) aan u van 18 augustus 2011.
Bij e-mail van 16 juni 2011 is u een kostenopstelling verstrekt.
(….)
“Op 18 juli 2011 heeft de heer J. namens (verweerder) een afspraak gemaakt met (klager) om de ontbrekende informatie uit het systeem te halen. Daarvan is evenwel geen sprake geweest. De heer J kreeg van (klager) geen toegang tot het systeem. In plaats daarvan overhandigde (klager) hem een uitdraai waaruit de ontbrekende informatie zou blijken. En als (klager) doet voorkomen alsof hij alle benodigde financiële gegevens zou hebben verstrekt, geef ik u mede dat dit volgens de heer J niet het geval is. Enkel de financiële gegevens omtrent de omzet van (verweerder) vanaf januari tot en met juni 2010 is meegegeven. De financiële gegevens van daarvoor, daarna en de omzetgegevens van mr. A en ondergetekende zijn niet aan de heer J verstrekt. (Klager) heeft daarover aan de heer J medegedeeld dat (verweerder) daar niets mee te maken zou hebben.”
(….)
Klager reageerde hierop per email dd. 22 augustus 2011 om 10.19 uur als volgt:
(…..)
“De heer J heeft toegang gekregen tot het systeem om de aangeleverde informatie te verifiëren, maar aan de heer W laten weten dat dat niet nodig was. Of (verweerder) of de heer J liegt.”
Klager schreef per email dd. 22 augustus 2011 om 16.25 uur het volgende:
“Zojuist heb ik de heer J gesproken. Hij heeft mij bevestigd dat hij - anders dan namens (verweerder) is gesteld- wel degelijk de mogelijkheid van inzage heeft gekregen, hij over de betreffende periode de gegevens in ontvangst heeft genomen (….). “
Mr. H reageerde per email dd. 22 augustus 2011 om 16.35 uur als volgt:
“Ik heb ondertussen navraag gedaan bij de heer J. Het blijkt dat ik u abusievelijk verkeerd heb geïnformeerd, waarvoor mijn verontschuldigingen.
De heer J is inderdaad wel door (klager) in de gelegenheid gesteld om achter de computer plaats te nemen. De heer W zou daar dan bij aanwezig zijn.”
2.7 Klager heeft zich op 22 augustus 2011 bij de deken beklaagd over het onjuist informeren van de deken en de rechter. Klager heeft per email dd. 26 augustus 2011 aan de deken bericht dat de reden voor zijn tweede klacht betrekking had op het onjuist informeren van de rechter in de procedure tegen kantoor X.
2.8 Verweerder heeft in zijn conclusie van antwoord in reconventie in de procedure tegen zijn voormalig kantoor onder meer het volgende opgenomen:
“45. Aangezien niet (verweerder) maar (het kantoor van verweerder) de zaken van (M.) heeft behandeld, levert dit geen schending van de door partijen gemaakte afspraken omtrent de relaties (……).”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder de deken en de rechter onjuist heeft geïnformeerd.
Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:
3.2 Mr. H heeft namens verweerder ten onrechte aan de deken bericht dat klager weigerde zijn medewerking te verlenen aan de heer J, zonder dit bij de heer J te verifiëren. De deken is hierdoor onjuist geïnformeerd. De schriftelijke informatieverstrekking is verweerder toe te rekenen, nu hij zijn kantoorgenote namens hem laat corresponderen.
3.3 Verweerder heeft de rechter onjuist geïnformeerd in de procedure tegen zijn voormalige kantoor X . Verweerder heeft namelijk wel degelijk contractueel ongeoorloofde contacten met relaties van dat kantoor gehad. Klager heeft verweerder er bij herhaling op gewezen dat dit niet mocht, maar klager was van mening dat het wel kon. Verweerder is relaties van bedoeld kantoor blijven bedienen en heeft nieuwe zaken van deze relaties in behandeling genomen.
3.4 Verweerder heeft bij antwoord in reconventie dd. 19 september 2011 gesteld dat niet hij maar het kantoor van klager de zaken van cliënt M heeft behandeld, waardoor dit geen schending van de door verweerder met zijn voormalige kantoor overeengekomen relatiebeding oplevert. Deze informatie is onjuist, aangezien klager weet dat verweerder de zaak van M zelf heeft behandeld.
4 VERWEER
4.1 Voor zover de klacht betrekking heeft op de mededelingen door mr. H aan de deken op 22 augustus 2011, geldt dat door haar nog dezelfde dag aan de deken is geschreven dat zij de deken abusievelijk onjuist had geïnformeerd. Aldus was sprake van miscommunicatie en niet van klachtwaardig handelen.
4.2 Voor zover de klacht betrekking heeft op het onjuist informeren van de deken ten aanzien van het relatie- en concurrentiebeding kan deze enkel betrekking hebben op het beding tussen verweerder en zijn voormalige kantoor X. Klager heeft hiermee niets van doen. Verweerder erkent dat hij de deken dient te informeren. Deze informatieplicht strekt niet zover dat hij een derde dient te informeren over een zaak die onder de rechter ligt. Verweerder was bereid de deken te informeren, waarbij hij te kennen heeft gegeven dat deze informatie niet aan klager verstrekt mocht worden.
4.3 Klager klaagt over het onjuist informeren van de deken en de rechter in een zaak waarbij hij niet als procespartij betrokken is. Klager heeft geen eigen belang bij de klacht.
4.4 Indien de deken daadwerkelijk van mening was geweest dat verweerder de door de deken verzochte informatie ten onrechte niet had verstrekt, had het op de weg van de deken gelegen hierover een bezwaar in te dienen.
4.5 Nu klager geen belanghebbende is dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht. Het tuchtrecht dient niet om bewijs in een civiele procedure te vergaren. Verweerder heeft alle uitlatingen bovendien gedaan als procespartij en niet als advocaat.
5. ONTVANKELIJKHEID
5.1 De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voorzover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.
5.2 Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat de klacht betrekking heeft op het niet althans onjuist informeren van de deken en de rechter in de procedure tussen verweerder en zijn voormalige kantoor X betreffende de inhoud van het tussen hen overeengekomen relatie- en concurrentiebeding.
5.3 Nu klager niet betrokken was bij de procedure tussen verweerder en het advocatenkantoor X, heeft klager uit dien hoofde geen eigen belang bij de klacht dat verweerder in die procedure de rechter en de deken bewust onjuist zou hebben geïnformeerd. Derhalve ligt de vraag ter beoordeling voor of klager als belanghebbende, zoals hierboven bedoeld, kan worden aangemerkt. Verweerder stelt zich op het standpunt belang te hebben bij zijn klacht, omdat het vermeende tuchtrechtelijk verwijtbare handelen heeft plaatsgevonden onder de naam van zijn kantoor, aangezien de feiten betrekking hebben op de periode dat verweerder bij zijn kantoor werkzaam was.
5.4 De raad stelt v ast staat dat de gedragingen van verweerder, waarop de klacht van klager betrekking heeft, hebben plaatsgevonden in augustus respectievelijk september 2011, terwijl de samenwerking tussen klager en verweerder is beëindigd in mei 2011. Derhalve hebben de verweten gedragingen niet plaatsgevonden ten tijde van de samenwerking van klager en verweerder. Er is dan ook geen sprake van dat de verweten gedragingen,zoals klager stelt, hebben plaatsgevonden “onder het dak” van het kantoor van klager. Dat de feiten, waarop de procedure tussen verweerder en kantoor X betrekking heeft, zich mogelijk hebben voorgedaan in de periode waarin verweerder werkzaam was voor het kantoor van klager, maakt dit niet anders. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien op welke wijze de naam van het kantoor van klager door de verweten gedragingen van verweerder zou kunnen zijn aangetast.
5.5 De raad overweegt voorts dat een advocaat bovendien niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor gedragingen van een kantoorgenoot, zodat klager ook op grond daarvan niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5.6 De raad zal klager als niet-belanghebbende niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2013 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten te L
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl