Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:79

Zaaknummer

27/12

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerder dat hij niets heeft gedaan met de twijfels die de rechter uitte over de uithuisplaatsing van klaagsters zoon. Bovendien heeft verweerder zonder overleg met klaagster ingestemd met de voeging van de behandeling door de rechtbank van de uithuisplaatsing en die over het hoofdverblijf van de zoon.

Inhoudsindicatie

Naar het oordeel van de raad heeft verweerder steeds gehandeld in het belang van klaagster. De klachten zijn ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 februari 2013

in de zaak 27/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 31 januari 2012 met kenmerk 010/011 KG086, door de raad ontvangen op 1 februari 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het (voormalige) arrondissement G. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2012 in aanwezigheid van  klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier;

1.4    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster in de periode mei 2007 tot september 2008 rechtsbijstand verleend ter zake onder meer de uithuisplaatsing van haar zoon. Op 23 januari 2008 heeft de zitting die daar betrekking op had plaatsgevonden. Op die zitting is de behandeling aangehouden tot 23 april 2008. Vervolgens is er een pro forma zitting bepaald op 18 juni 2008. Ook op 7 augustus 2008 heeft een zitting plaats gevonden. Die ging over het hoofdverblijf van de zoon.

2.3    Bij brief met bijlagen van 23 juni 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij niets heeft gedaan met de twijfels, die de rechter bij de zittingen van 23 januari 2008 en 23 april 2008 heeft geuit over de juistheid van de uithuisplaatsing van klaagsters zoon;

b)    hij zonder overleg met klaagster heeft ingestemd met de voeging van de zittingen van 18 juni 2008 en 7 augustus 2008. Bovendien kan verweerder niet aantonen, dat hij door de griffie benaderd is om met de voeging in te stemmen. Dat klemt des te meer nu gebleken is dat de zitting op 18 juni 2008 wel door is gegaan.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder is er vanuit gegaan dat de rechter met de door hem geuite twijfels bij het nemen van zijn beslissing rekening zou houden.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    De secretaresse van verweerder kan bevestigen dat de griffie van de rechtbank L. heeft gebeld met de mededeling dat de zittingen van 18 juni 2008 en 7 augustus 2008 zouden worden gevoegd. Verweerder heeft daarmee ingestemd, omdat de zaken zeer verweven waren. Toen bleek dat de zitting van 18 juni 2008 wel was gehouden, heeft verweerder daarover vragen aan de president van de rechtbank gesteld. Dit bracht echter geen antwoord mee over wat de precieze gang van zaken was geweest. Er viel niet meer te achterhalen welke medewerker van de griffie  contact had opgenomen.

 

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    De raad kan zich vinden in de stellingname van verweerder, dat hij er vanuit mocht gaan dat de rechter zijn eventuele twijfels over de uithuisplaatsing zou meenemen in zijn beslissing. Toen dit niet het geval was heeft verweerder het enige juiste gedaan, dat op dat moment nog tegen de beslissing kon worden ondernomen, namelijk hoger beroep instellen.

De raad is van oordeel dat dit onderdeel van de klacht ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.2    Vast staat dat de rechtbank aan verweerder heeft laten weten, dat de zitting van 18 juni 2008 gevoegd zou worden met die van 7 augustus 2008. Dit is door de griffie ook aan klaagster bevestigd. Hoewel het wellicht beter was geweest als verweerder tevoren met klaagster overleg had gepleegd, is gebleken dat klaagster heeft ingestemd met de verklaring van verweerder, dat hij zich in het belang van klaagster tegen de voeging niet verzet heeft.

De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt op dit punt. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachten ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort,voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, P.L.G. Buisman, H.J. Meijer, G.J. van der Veer, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin - van den Akker als plaatsvervangend griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2013.

 

griffier                                                       voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op      februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken in de interim Raad van Toezicht in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    de deken in de interim Raad van Toezicht in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl