Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRLEE:2013:YA4303
Zaaknummer
32/12
Inhoudsindicatie
Een advocaat dient tijdens zijn vakantie voor voldoende waarneming te zorgen. Bovendien dient de advocaat, als tijdens zijn vakantie bericht binnenkomt van een mogelijke verzoening van partijen (na echtscheiding), terwijl op dat moment het verzoek tot inschrijving reeds aan de ambtenaar van de burgerlijke stand is verzonden, onmiddellijk nadat hij van vakantie is teruggekeerd bij zijn cliënt te informeren naar de stand van zaken en alsnog bij de gemeente na te gaan of inschrijving reeds heeft plaatsgevonden en zo nodig te bewerkstelligen dat zulks niet gebeurt. Klachtonderdeel gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 1 maart 2013
in de zaak 32/12
naar aanleiding van de klacht van:
1. de heer [ ]
2. mevrouw [ ]
klagers
tegen:
mr. [ ]
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 16 februari 2012 met kenmerk 1011/67, door de raad ontvangen op 17 februari 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2012 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- Het van de deken ontvangen dossier.
1.4 Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 In april 2010 heeft klager sub 1 de echtscheiding aangevraagd. Hij is bijgestaan door verweerder. De advocaat van klaagster sub 2 in deze procedure was mr. B., advocaat te L. Bij beschikking d.d. 2 februari 2011 is de echtscheiding tussen klagers uitgesproken.
2.3 In april 2011 hebben partijen zich verzoend. Klaagster sub 2 heeft haar advocaat, mr. B., op 28 april 2011 telefonisch op de hoogte gebracht van deze verzoening. Dit bericht is bij brief van 6 mei 2011 door mr. B. aan klaagster sub 2 bevestigd, waarbij mr. B. klaagster sub 2 tevens een kopie van haar brief van dezelfde datum aan verweerder heeft gezonden. In deze brief geeft mr. B. aan dat zij ervan uit gaat dat, indien verweerder over dezelfde informatie beschikt als zij, te weten dat partijen zich hebben verzoend, ook verweerder over zal gaan tot sluiting van het dossier.
2.4 Klager sub 1 ontving van verweerder een brief d.d. 19 mei 2011 met bericht dat de echtscheidingsbeschikking op 16 mei 2011 was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Klaagster sub 2 heeft geen bericht ontvangen dat de echtscheiding definitief was geworden.
2.5 Op 28 mei 2011 zijn klagers gezamenlijk naar het kantoor van verweerder gegaan om de ontstane situatie te bespreken. Dit heeft niet tot een oplossing geleid.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder, zonder bij zijn cliënt te informeren naar de juistheid van het bericht van mr. B. aan hem van 6 mei 2011, de echtscheidingsbeschikking heeft laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand. Dit klemt temeer nu de termijn waarbinnen de beschikking kon worden ingeschreven nog (lang) niet verstreken was.
b) verweerder klagers op 28 mei 2011 bij hem op kantoor op onvriendelijke wijze te woord heeft gestaan.
4 VERWEER
Ad klachtonderdeel a)
4.1 Niet klager sub 1, maar klaagster sub 2 wilde de verzoening. Bovendien heeft verweerder de brief van mr. B. d.d. 6 mei 2011 later onder ogen gekregen omdat hij op 6 mei 2011 met vakantie ging en eerst op 16 mei 2011 weer op kantoor was. Toen hij de brief van mr. B. onder ogen kreeg, had het geen zin om te proberen de inschrijving alsnog ongedaan te maken. Bovendien heeft klager sub 1 juist aangegeven dat het goed was dat de echtscheiding was ingeschreven. Verweerder heeft in mei 2011 geen instructies gehad van klager sub 1 om de echtscheiding niet in te schrijven.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 Na de inschrijving is klager sub 1 bij verweerder op kantoor geweest. Verweerder heeft de zaak uitgelegd en eerst daarna zijn klagers gezamenlijk bij verweerder op kantoor geweest. Verweerder ontkent dat hij nors of onvriendelijk is geweest.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Vaststaat dat mr. B. op 6 mei 2011 aan verweerder heeft geschreven dat haar cliënte (klaagster sub 2) haar heeft meegedeeld dat er een verzoening had plaatsgevonden tussen klagers en dat zij ervan uitging dat verweerder eenzelfde bericht had ontvangen. Verweerder heeft aangevoerd dat hij het verzoek tot inschrijving van de echtscheiding op 5 mei 2011 naar de desbetreffende gemeente heeft gezonden en dat hij op 6 mei 2011 met vakantie is gegaan en eerst op 16 mei 2011 weer op kantoor terug was. Verweerder had niets van zijn cliënt gehoord en meende dat het verzoek om inschrijving niet meer ongedaan kon worden gemaakt. Gebleken is echter dat de brief van de gemeente waarin wordt meegedeeld dat de inschrijving heeft plaatsgevonden dateert van 19 mei 2011.
5.2 De raad is van oordeel dat verweerder onder deze omstandigheden in ieder geval onmiddellijk na terugkeer van vakantie en lezing van de brief van mr. B. d.d. 6 mei 2011 had moeten nagaan of ook zijn cliënt niet (langer) wilde dat de echtscheiding zou worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Als dat het geval was, had hij onmiddellijk de gemeente kunnen en moeten benaderen om te onderzoeken of het mogelijk was de inschrijvingsprocedure te stoppen. Dat heeft verweerder verzuimd te doen. Bovendien heeft verweerder verzuimd tijdens zijn vakantie voor deugdelijke vervanging te zorgen. De brief van mr. B. van 6 mei 2011 vroeg immers om actie en kon niet blijven liggen.
Verweerder heeft weliswaar aangevoerd dat hij van zijn cliënt niet had begrepen dat deze de echtscheiding niet langer wenste, doch de raad is van oordeel dat het onder de geschetste omstandigheden op de weg van verweerder had gelegen om daarnaar te informeren bij zijn cliënt en niet slechts af te wachten. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder zich onvriendelijk dan wel onheus heeft opgesteld jegens klagers tijdens het bezoek aan het kantoor van verweerder toen gebleken was dat de echtscheidingsbeschikking was ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Dit klachtonderdeel is ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot de navolgende maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
oordeelt klachtonderdeel a gegrond en legt verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op. Klachtonderdeel b oordeelt de raad ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. M.E. Derix, G.E.J. Kornet, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de oud-deken van de orde van advocaten in het voormalig arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de oud-deken van de orde van advocaten in het voormalig arrondissement Zwolle-Lelystad
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl