Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:17

Zaaknummer

12-348A

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerster voorafgaand aan de procedure in kort geding en tijdens het kort geding de belangen van klaagster niet voldoende heeft behartigd, waardoor de rechter in kort geding niet heeft beschikt over, volgens klaagster, relevante informatie. Verweerster  zou zich voorts op onzorgvuldige wijze hebben teruggetrokken en zich tegenover het Juridisch Loket, waarnaar klaagster was verwezen om een opvolgend advocaat te zoeken, negatief hebben uitgelaten over de proceskansen in appel. Klachtonderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak 12-348A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 november 2012 met kenmerk 1112-0890, door de raad ontvangen op 22 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 april 2013. Klaagster is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Verschenen zijn verweerster en haar gemachtigde mr. M..  Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 14;

1.4 De raad heeft aan het begin van de zitting mondeling mededeling gedaan dat klaagster op 16 april 2013 telefonisch contact heeft opgenomen met de griffie van de raad met het verzoek om de mondelinge behandeling aan te houden, omdat zij in het buitenland is vanwege een tandheelkundige spoedbehandeling en daarom niet kan komen. Verweerster heeft tegen het aanhoudingsverzoek bezwaar gemaakt. De raad is van oordeel dat het belang van een behoorlijke procesgang - welke omvat afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn - ernstig in het gedrang zou komen, indien het onderzoek op de terechtzitting zou worden geschorst en dat dit belang onder de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van klaagster om bij de behandeling van haar zaak tegenwoordig te zijn. Van belang is voorts dat klaagster al eerder had medegedeeld dat zij niet aanwezig zou kunnen zijn, maar dat zij een advocaat naar de zitting zou sturen. Klaagster heeft desgevraagd aan de griffie medegedeeld op 16 april 2013 dat haar advocaat toch niet zou verschijnen. Alles afwegende heeft de raad daarom het verzoek om aanhouding afgewezen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klaagster ter zitting van 27 april en 30 mei 2012 op basis van een toevoeging bijgestaan in een kort geding procedure, waarin van klaagster onder meer vergoeding van schade werd gevorderd vanwege het vermeende stalken van de wederpartij. Het kort geding volgde op een eerdere in de Verenigde Staten gevoerde procedure.

2.3 Klaagster heeft verweerster verzocht om bepaalde stukken ter verdediging in het geding te brengen. Verweerster heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven, omdat zij van mening was dat deze stukken voor de kort geding procedure niet relevant waren.

2.4 Verweerster heeft de door haar opgestelde pleitnota in concept aan verweerster toegezonden en met haar besproken. Verweerster heeft opmerkingen van klaagster deels in de pleitnota verwerkt.

2.5 Verweerster heeft tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding gevraagd of klaagster haar twaalf pagina’s tellende - zelf opgestelde - schriftelijke verweer tegen de dagvaarding mocht voordragen. Dit verzoek is door de kort geding rechter afgewezen. 

2.6 Bij kort geding vonnis van 15 juni 2012 zijn de tegen klaagster ingestelde vorderingen toegewezen.

2.7 Klaagster heeft verweerster verzocht om namens haar hoger beroep in te stellen tegen het kort geding vonnis. Verweerster heeft klaagster meegedeeld dat zij hiertoe niet bereid was en haar geadviseerd zich voor haar belangenbehartiging en het instellen van hoger beroep tot een andere advocaat te wenden.

2.8 Verweerster heeft bij het juridisch loket en bij collega advocaten navraag gedaan welke advocaat de zaak van haar over zou kunnen nemen. Verweerster heeft een advocaat bereid gevonden om een afspraak met klaagster te maken om haar zaak te bespreken. Deze advocaat bleek uiteindelijk niet bereid de zaak over te nemen.

2.9 Klaagster heeft daarop verweerster verzocht in hoger beroep dan slechts de stukken in te dienen die klaagster zelf had opgesteld ten behoeve van de kort geding zitting. Verweerster heeft klaagster meegedeeld hiertoe niet bereid te zijn en haar doorverwezen naar het juridisch loket. Verweerster heeft aangegeven hiermee niet akkoord te zijn en meegedeeld een klacht tegen verweerster te zullen indienen als verweerster haar niet langer zou bijstaan in hoger beroep.

2.10 Bij e-mail van 25 juni 2012 heeft verweerster klaagster bericht dat door dergelijke dreigementen de vertrouwensband te zeer geschaad is om haar nog langer bij te staan of te helpen zoeken naar een andere advocaat.

2.11 Bij brief met bijlagen van 25 juni 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.12 Verweerster heeft klaagster bij e-mail van 7 juli 2012 (nogmaals) meegedeeld dat zij namens haar geen hoger beroep zal instellen. 

2.13 Uiteindelijk heeft klaagster een andere advocaat gevonden die haar in de hoger beroep procedure bijstaat.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster voorafgaand aan de procedure in kort geding en tijdens het kort geding de belangen van klaagster niet voldoende heeft behartigd. Documenten en informatie over websites heeft verweerster niet dan wel onvoldoende in het geding gebracht waardoor de rechter in kort geding niet heeft beschikt over, volgens klaagster, relevante informatie;

b) verweerster zich op onzorgvuldige wijze heeft teruggetrokken;

c) verweerster zich tegenover het Juridisch Loket, waarnaar klaagster was verwezen om een opvolgend advocaat te zoeken, negatief heeft uitgelaten over de proceskansen in appel.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Nu men in redelijkheid van mening kan verschillen wat de beste aanpak van een zaak is, dient de tuchtrechter de kwaliteit van het optreden en van de adviezen van de advocaat met enige terughoudendheid te beoordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan deze maatstaf worden getoetst.

4.2 De raad is van oordeel dat uit de stukken van het dossier en de hierboven vermelde feiten blijkt dat verweerster klaagster een en andermaal heeft uitgelegd wat haar aanpak van de zaak was en hoe haar adviezen luidden. Zij heeft gemotiveerd aan klaagster uitgelegd waarom bepaalde stukken niet in het geding werden gebracht. Verweerster heeft ook steeds duidelijk aangegeven waartoe zij wel en waartoe zij niet bereid was. Het is de raad niet gebleken dat verweerster kennelijk onjuist is opgetreden en/of onjuiste adviezen heeft gegeven.

 

Nog daargelaten dat de raad het optreden van verweerster inhoudelijk terughoudend dient te toetsen, is ook niet gebleken dat klaagster door de handelwijze van verweerster in haar belangen is geschaad. Verweerster kan dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 Ad klachtonderdeel b)

4.3 De raad is ten aanzien van klachtonderdeel (b) van oordeel dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

Uit de stukken in het klachtdossier blijkt dat verweerster ruimschoots aan deze eisen heeft voldaan. Dit voert tot de conclusie dat ook dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 Naar het oordeel van de raad zijn uit de stukken noch uit de door verweerster gegeven toelichting feiten of omstandigheden naar voren gekomen, waaruit zou kunnen blijken dat verweerster zich tegenover het Juridisch Loket, waarnaar klaagster was verwezen om een opvolgend advocaat te zoeken, negatief heeft uitgelaten over de proceskansen in appel. Dit is overigens ook geen factor die het Juridisch Loket bij het al dan niet doorverwijzen in ogenschouw neemt. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, L.D.H. Hamer, A.S. Kamphuis, P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.

griffier voorzitter

De beslissing is in afschrift op 24 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl