Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:31

Zaaknummer

R.4033/12.167

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft structureel geen althans geen behoorlijke medewerking verleend aan verzoeken van de deken, die rechtstreeks voortvloeien uit diens taakuitoefening. De verzoeken strekten tot het geven van informatie dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt, tot het overdragen van een dossier aan een andere advocaat en tot het dupliceren in een klachtprocedure. Klacht in alle onderdelen gegrond. Voorwaardelijke schorsing van twee weken.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 13 september 2012, door de raad ontvangen op 14 september 2012, heeft klager ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 december 2012 in aanwezigheid van mr. B.D.W. Martens, klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Bij brief van 14 februari 2013 heeft klager met het oog op de hierna vermelde zitting stukken in het geding gebracht.

1.4 Daar na de zitting van 3 december 2012 is gebleken dat verweerder was opgeroepen aan een onjuist adres, is de klacht opnieuw behandeld ter zitting van de raad van 8 april 2013, alwaar mr. Martens voornoemd is verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In de loop van 2012 heeft klager zich terzake van drie kwesties tot verweerder gericht.

2.3 In de eerste kwestie betrof het een verzoek van een rechtzoekende, die door verweerder was bijgestaan, om aanwijzing van een advocaat. Verweerder had voor de rechtzoekende een procedure gevoerd tegen een maatschap/samenwerkingsverband advocatenkantoor X. De rechtbank had bij vonnis van 25 januari 2012 de vorderingen van de rechtzoekende afgewezen, onder diens veroordeling in de proceskosten, op grond dat in die zaak niet de contractuele wederpartij van de rechtzoekende was gedagvaard.

2.4 Bij brief van 14 juni 2012 heeft klager verweerder verzocht om, gelet op gedragsregel 11 en artikel 2 Verordening op de vakbekwaamheid, klager te berichten over de wijze waarop verweerder zijn cliënt had geïnformeerd over de gemaakte fout, wie de proceskostenveroordeling had betaald en om welke reden hij niet meer voor de rechtszoekende optrad.

2.5 Bij brief van 4 juli 2012 heeft klager verweerder gerappelleerd, daar hij geen reactie had ontvangen.

2.6 Bij e-mail van 10 juli 2012 schreef verweerder onder meer het volgende aan klager:

“(…) Zonder klager geen tuchtzaak, behoudens in de gevallen waarin de deken ambtshalve een klacht indient.”

2.7 Bij brief van 11 juli 2012 heeft de waarnemend deken aan verweerder meegedeeld dat de deken bevoegd en gehouden is de naleving van gedragsregels en verordeningen te controleren ook buiten het geval van een klacht. Verweerder werd in de gelegenheid gesteld om alsnog inhoudelijk te reageren op het verzoek van klager.

2.8 Bij brief van 9 augustus 2012 is verweerder andermaal gerappelleerd, daar klager geen reactie had ontvangen. Tevens is door klager daarbij aangekondigd dat nadere maatregelen zouden volgen indien wederom geen reactie werd ontvangen binnen de gestelde termijn.

2.9 Op de brief van 9 augustus 2012 heeft verweerder niet gereageerd.

2.10 In de tweede kwestie heeft klager zich tot verweerder gewend naar aanleiding van een verzoek van een advocaat, mr. Y, die zijn bemiddeling had verzocht met het oog op de dringend noodzakelijke overdracht van een dossier door verweerder. Mr. Y had aan klager laten weten dat hij ondanks herhaalde pogingen geen contact kreeg met verweerder en dat deze niet reageerde op zijn schriftelijke verzoeken. Bij brief van 7 augustus 2012, die tevens is verzonden per e-mail en per telefax, heeft klager aan verweerder verzocht hem uiterlijk 10 augustus 2012 te bevestigen dat hij het betreffende dossier aan mr. Y had overgedragen.

2.11 Telefonisch heeft verweerder op 7 augustus 2012 aan de stafmedewerkster van klager meegedeeld dat hij met mr. Y contact zou opnemen.

2.12 Op 9 augustus 2012 deelde mr. Y aan de stafjurist mee dat hij niets van verweerder had vernomen.

2.13 Op 10 augustus 2012 heeft de stafjurist, naar aanleiding van een bericht van mr. Y, aan verweerder verzocht het bericht van mr. Y bij zijn reactie te betrekken, waarbij een termijn werd gesteld tot 15 augustus 2012.

2.14 Op 16 augustus 2012 heeft de stafjurist verweerder verzocht uiterlijk de volgende dag te berichten dat hij het dossier aan mr. Y had overgedragen.

2.15 Op 30 augustus 2012 vernam de stafjurist van mr. Y dat hij het dossier nog altijd niet had ontvangen en in het geheel niet van verweerder had vernomen.

2.16 Op 30 augustus 2012 heeft de stafjurist aan verweerder meegedeeld dat, indien hij op 7 september 2012 niet schriftelijk zou hebben bericht dat hij het dossier had overgedragen, een dekenbezwaar tegen verweerder zou worden ingediend.

2.17 Op 7 september 2012 (vrijdag) heeft verweerder per e-mail, verzonden om 21.41 uur, aan de stafjurist meegedeeld dat hij het dossier had overgedragen.

2.18 In de derde kwestie heeft klager, naar aanleiding van een klacht van 1 maart 2012 van de heer S, aan verweerder verzocht zijn visie te geven.

2.19 Bij brief van 5 juni 2012 heeft de stafjurist van klager aan verweerder drie weken de gelegenheid geboden voor dupliek te reageren.

2.20 Bij brief van 28 juni 2012 heeft de stafjurist verweerder gerappelleerd, daar geen reactie van hem was ontvangen.

2.21 Per e-mail van 9 juli 2012 liet verweerder de stafjurist weten dat hij vier weken nodig had om te dupliceren.

2.22 Na de e-mail van 9 juli 2012 heeft klager in de derde kwestie niets meer van verweerder vernomen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij weigert klager informatie te verstrekken in de door klager aangeduide kwesties; voorts dat verweerder niet reageert op aan hem door de stafjuristen van klager gezonden brieven. Verweerder handelt volgens klager oncollegiaal en in strijd met de voor hem geldende gedragsregels en verordeningen, in het bijzonder gedragsregel 37.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Ingevolge gedragsregel 37 geldt dat, bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle gericht is, verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen.

5.2 De klacht valt in drie onderdelen uiteen. 

Het eerste betreft de door klager gevoerde correspondentie over de kwestie, vermeld onder nummer 2.3 van deze beslissing. 

Het tweede onderdeel betreft de kwestie waarin klager verweerder heeft benaderd zoals is beschreven onder nummer 2.10 e.v. van deze beslissing.

Het derde onderdeel betreft de brieven van klager aan verweerder in verband met een klacht van de heer S, vermeld onder 2.18 van deze beslissing.

5.3 Ten aanzien van het eerste onderdeel overweegt de raad als volgt.

5.4 Uit het dossier blijkt dat klager was benaderd door een rechtszoekende die door verweerder was bijgestaan, zulks naar aanleiding van een vonnis waarbij de vorderingen van de rechtszoekende waren afgewezen op grond dat – kort gezegd – door verweerder de verkeerde partij was gedagvaard. De rechtzoekende verzocht klager een andere advocaat aan te wijzen.

5.5 Klager heeft in de hem gebleken gang van zaken aanleiding gevonden verweerder te bevragen met het oog op het bepaalde in gedragsregel 11 in samenhang met artikel 2 van de Verordening op de vakbekwaamheid.

5.6 De raad beschouwt de in deze aangelegenheid gedane verzoeken van klager tevens als verzoek om informatie dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek, als bedoeld in gedragsregel 37,verband houdt. Dit volgt reeds uit de omstandigheid dat klager als deken door de cliënt van verweerder naar aanleiding van de inhoud van het vonnis was benaderd.

5.7 Uit de stukken blijkt dat verweerder niet inhoudelijk op de verzoeken van klager heeft gereageerd. Verweerder heeft - voor zover van belang - slechts aangevoerd dat klager enkel een verzoek om informatie kon doen indien een klacht tegen hem was ingediend. Dat standpunt is niet verenigbaar met gedragsregel 37 en derhalve onjuist.

5.8 In zoverre de klacht deze aangelegenheid betreft en inhoudt dat verweerder weigert klager in verband met een verzoek als bedoeld in gedragsregel 37 informatie te verstrekken, is de klacht gegrond.

5.9 Aangaande het tweede onderdeel oordeelt de raad als volgt.

5.10 Uit de onder nummer 2.10 tot en met 2.17 vermelde gang van zaken blijkt dat verweerder weliswaar op 7 augustus 2012 aan de stafmedewerkster van klager heeft meegedeeld dat hij met de betrokken advocaat, mr. Y, die om overdracht van het dossier had gevraagd, contact zou opnemen, maar dat hij dat heeft nagelaten. 

Aan herhaaldelijk door klager gestelde termijnen, om alsnog over te gaan tot overdracht van het betreffende dossier, heeft verweerder geen gevolg gegeven. Eerst op de laatste aanmaning, die inhield dat verweerder uiterlijk op 7 september 2012 de overdracht van de dossiers schriftelijk zou bevestigen, heeft verweerder in die zin gevolg gegeven dat hij op vrijdag 7 september 2012 - ruimschoots na kantoortijd - een korte mail aan klager heeft gezonden waarin hij meedeelde dat hij het dossier had overgedragen.

5.11 De raad is van oordeel dat verweerder aldus doende niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het had immers op zijn weg gelegen om zijn toezegging van 7 augustus 2012 gestand te doen en er voor te zorgen dat het dossier met bekwame spoed aan mr. Y zou worden overgedragen. Verweerder heeft die overdracht echter ondanks herhaalde verzoeken van klager bijna een maand vertraagd. 

Bovendien heeft klager ter zitting onbetwist aangevoerd dat een onvolledig dossier is overgedragen.

5.12 In zoverre de klacht op dit onderdeel betrekking heeft, is zij gegrond.

5.13 Ten aanzien van het derde onderdeel oordeelt de raad als volgt.

5.14 Uit de onder nummers 2.18 tot en met 2.22 vermelde gang van zaken blijkt dat verweerder eerst op 9 juli 2012 heeft gereageerd op de brieven van klager van 5 juni en 28 juni 2012, waarin hem werd verzocht  naar aanleiding van een klacht te dupliceren.  

Verweerder deelde op 9 juli 2012 mee dat hij vier weken nodig had om te dupliceren en negeerde daarmee de in de eerdere brieven van klager gestelde termijnen. 

In weerwil van het bericht van 9 juli 2012 heeft verweerder niets meer van zich laten horen.

5.15 De raad is van oordeel dat verweerder gelet op de beschreven gang van zaken niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het had minstgenomen op de weg van verweerder gelegen zijn toezegging gestand te doen. 

Ook in zoverre is de klacht gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Bij het bepalen van de hierna vermelde maatregel neemt de raad in aanmerking dat verweerder structureel geen, althans geen behoorlijke, medewerking verleent aan verzoeken van klager, die rechtstreeks voortvloeien uit diens taakuitoefening als deken. 

Daardoor wordt een behoorlijke uitoefening van de taak van de deken ernstig belemmerd.

Verweerder heeft er geen blijk van gegeven het onjuiste van zijn houding in te zien. In dit verband merkt de raad op dat verweerder niet alleen de deken niet of nauwelijks antwoordt op vragen maar evenmin ter zitting van de raad is verschenen om zich aldaar te verantwoorden.  

De raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

- legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, met bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder binnen een proeftijd van twee jaar zich aan een in artikel 46 bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, L.P.M. Eenens, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juni 2013.

 

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

 

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl