Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4143

Zaaknummer

12-208A

Inhoudsindicatie

Deels gegronde klacht tegen eigen advocaat. Geen onderscheid gemaakt in urenspecificatie tussen declarabele en niet-declarabele uren. Klacht gegrond. Klacht dat gesprek tussen klager en verweerder onterecht is aangemerkt als adviesgesprek ongegrond. Aanvraag toevoeging zonder instemming klager niet klachtwaardig. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 12-208A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer 

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 juli 2012 met kenmerk 1112-481, door de raad ontvangen op 12 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 februari 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 17 in de bij die brief behorende inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 19 december 2012 heeft op verzoek van klager op het kantoor van verweerder een gesprek plaatsgehad tussen klager en verweerder. Tijdens dit gesprek is besproken dat klager de huur was opgezegd wegens dringend eigen gebruik door de verhuurster. Verweerder heeft tijdens dit gesprek een kopie gemaakt van het legitimatiebewijs van verweerder, de huurovereenkomst en de opzeggingsbrief.

2.3 Verweerder heeft klager bij brief van 22 december 2012 bericht dat klager hem verzocht heeft te helpen inzake de huuropzegging en voorts dat tijdens voornoemd gesprek de aanpak en het verloop van een gerechtelijke beëindigingsprocedure is besproken. In de brief schrijft verweerder verder dat afgesproken is dat klager verweerder ter beoordeling een conceptbrief aan de verhuurster per e-mail zal toezenden. Tot slot deelt verweerder in deze brief mee dat hij een toevoeging heeft aangevraagd en dat aan klager een eigen bijdrage in rekening zal worden gebracht die door de Raad voor Rechtsbijstand wordt vastgesteld.

2.4 Bij brief van 29 december 2012 heeft klager op voornoemde brief van klager gereageerd en hem – onder meer - bericht dat het gesprek naar zijn mening een vrijblijvend gesprek betrof en dat hem niet kenbaar was gemaakt dat dit bezoek bij hem in rekening gebracht zou worden. Hij verzoekt klager aan verweerder af te zien van het aanvragen van een toevoeging. Voorts laat hij verweerder weten geen gebruik te willen maken van zijn juridisch advies en de brief aan de verhuurster zelf op te stellen.

2.5 In de briefwisseling die hierop volgt stelt verweerder zich op het standpunt dat er sprake is geweest van een adviesgesprek, dat hij de aanvraag voor een toevoeging reeds heeft ingediend en niet zal intrekken en dat hij klager geen eigen bijdrage in rekening zal brengen. Klager blijft erbij dat het gesprek een kennismakingsgesprek betrof, dat tijdens het gesprek niet is gesproken over een vergoeding, dat hij wil dat klager de toevoegingsaanvraag intrekt en dat hij niet met hem heeft afgesproken dat hij hem een conceptbrief per e-mail zou doen toekomen, alleen al omdat hij tegen mailen is en geen e-mailaccount heeft.

2.6 De Raad voor Rechtsbijstand heeft bij beslissing van 27 januari 2012 een toevoeging toegekend aan verweerder ten behoeve van klager in de zaak betreffende beëindiging van de huurovereenkomst.

2.7 Bij brief aan verweerder van 16 februari 2012 heeft zich de opvolgend advocaat van klager gemeld met het verzoek hem het dossier en de toevoeging te doen toekomen. Verweerder heeft het dossier en toevoeging aan de opvolgend advocaat overgedragen.

2.8 Op de urenspecificatie van verweerder, opgesteld in de zaak van klager, staan werkzaamheden van verweerder vermeld in de periode van 14 december 2011 tot en met 17 februari 2012. Het totaal van tijd besteed aan deze zaak door verweerder is 2.82 uur.

2.9 Bij brief met bijlagen van 4 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij het gesprek op 19 december 2011 ten onrechte heeft aangemerkt als een adviesgesprek;

b) hij zonder diens instemming een toevoeging voor klager heeft aangevraagd en verkregen van de Raad voor Rechtsbijstand;

c) hij een onjuiste urenspecificatie heeft overgelegd.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Klager stelt dat het gesprek op 19 december 2012 tussen hem en verweerder geen juridisch inhoudelijk adviesgesprek is geweest, maar enkel een vrijblijvend en kosteloos kennismakingsgesprek. Er zou niet gesproken zijn over het aanvragen van een toevoeging. Verweerder stelt daarentegen dat hij tijdens voornoemd gesprek de opzeggingsbrief die klager had ontvangen heeft besproken, klager juridisch advies heeft gegeven hoe hierop te reageren jegens verhuurster en met klager heeft besproken dat hij een toevoeging zou aanvragen. Dat het een inhoudelijk juridisch gesprek betrof zou volgens verweerder mede blijken uit het feit dat hij het legitimatiebewijs van klager heeft gekopieerd, net als de huurovereenkomst en de opzeggingsbrief. Overigens, zo stelt verweerder, was er geen enkele reden om zijn werkzaamheden, kennis en ervaring kosteloos aan klager ter beschikking te stellen.

4.2 Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet vast kunnen stellen wat precies de status is geweest van het gesprek op kantoor bij verweerder op 19 december 2012, gelet ook op de tegenstrijdige verklaringen van partijen op dit punt. De raad acht klachtonderdeel a) daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3 Uit de stukken van het dossier valt af te leiden dat de toevoegingsaanvraag op 23 december 2012 door de Raad voor Rechtsbijstand is ontvangen en dus kort na het gesprek van 19 december 2012 door verweerder is aangevraagd, in ieder geval nog vóór verweerder kennis had kunnen nemen van het bezwaar van klager tegen de toevoegingsaanvraag. Dit bezwaar is verweerder immers bij brief van 29 december 2012 kenbaar gemaakt. De raad stelt voorop dat verweerder, hoewel hij daarmee geen vergoeding voor de door hem verrichte werkzaamheden in de zaak zou hebben ontvangen, er verstandig aan had gedaan na ontvangst van de brief van klager van 29 december 2012 de toevoegingsaanvraag in te trekken in plaats van er - naar hij ter zitting heeft toegelicht – een 'principiële zaak' van te maken. De vraag die voorligt is echter niet of verweerder verstandig heeft gehandeld, maar of hij klachtwaardig heeft gehandeld. Daaromtrent overweegt de raad als volgt.

4.4 Van een behoorlijk en zorgvuldig handelend advocaat, die pro deo zaken behandelt, mag worden verwacht dat wanneer hij in de veronderstelling is na een eerste gesprek een nieuwe zaak te hebben ingenomen, hierin werkzaamheden heeft verricht en goede gronden heeft aan te nemen dat de cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, hij een aanvraag voor een toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand indient. De raad is derhalve van oordeel dat het aanvragen van een toevoeging door verweerder onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dat verweerder er voorts, ondanks het nadrukkelijke verzoek van klager, bewust voor heeft gekozen de toevoegingsaanvraag niet in te trekken acht de raad eveneens onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.5 Klager betwist dat verweerder het aantal uren zoals vermeld op zijn urenspecificatie aan de zaak heeft besteed.

4.6 Aan de hand van de urenspecificatie die in geding is gebracht stelt de raad vast dat verweerder gedurende de periode van 14 december 2012 tot en met 17 februari 2012 tijd heeft geschreven voor zijn werkzaamheden in het dossier van klager. Uit het klachtdossier en op basis van het ter zitting verhandelde leidt de raad af dat de inhoudelijke werkzaamheden van verweerder gestaakt zijn na 29 december 2012. Blijkens de urenverantwoording is 29 december 2012 immers de dag waarop het verzoek van klager tot intrekking van de toevoegingsaanvraag verweerder heeft bereikt.

4.7 De raad overweegt dat in de specificatie van de door verweerder aan de zaak bestede uren ook tijd is geschreven die besteed is aan (schriftelijk) contact met klager over de aanvraag van de toevoeging en het verzoek van klager tot intrekking hiervan. De raad is van oordeel dat nu voornoemde briefwisseling niets met de inhoudelijke kant van de zaak te maken heeft, niet voor de zaak dienstig was of had kunnen zijn, de tijd die hieraan besteed werd niet op deze wijze geschreven had mogen worden door verweerder. Denkbaar was geweest dat verweerder - wanneer hij de tijd die door hem hieraan besteed was kenbaar wilde maken - had opgenomen als - bijvoorbeeld - niet-declarabel. De raad is van oordeel dat nu verweerder dit onderscheid na 29 december 2012 niet heeft gemaakt dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel c) is gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de raad voor het gegrond verklaarde onderdeel c) de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond;

- verklaard klachtonderdeel c gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, A. van Marwijk Kooy, H.B. de Regt en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. E.F.E. Hoekstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 april 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl