Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:28

Zaaknummer

149/12

Inhoudsindicatie

Een door de rechtbank gemaakt fout t.a.v. inschrijving van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister kan niet aan verweerder worden aangerekend. Herstel van de fout brengt kosten mee die verweerder mag doorberekenen aan zijn cliënt, nu het niet zijn fout betreft. Verweerder was niet gehouden de door klager teveel betaalde alimentatie in de procedure bij het Hof meteen terug te vorderen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 mei 2013

in de zaak 149/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1.    Bij brief aan de raad van 3 september 2012 met kenmerk 011/012 KL041, door de raad ontvangen op 4 september 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement L. de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2.    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 maart 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3.    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van klager van 4 maart 2013 aan de raad met bijlagen;

1.4.    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2.    FEITEN

2.1.    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2.    Verweerder heeft in de periode maart 2009 tot eind 2011 klager bijgestaan in een drietal zaken: het verkrijgen van gezamenlijk gezag over een minderjarig kind met vaststelling van een zorgregeling, een alimentatieprocedure (in eerste instantie en in appel) en een boedelscheidingsprocedure.

2.3.    Bij beschikking van de rechtbank L. van 7 juli 2010 is het tussen klager en zijn ex-partner overeengekomen ouderschapsplan als zorgregeling vastgelegd. Op grond van art. 32 Rv. is bij beschikking van 6 juli 2011 deze beslissing door de rechtbank L. aangevuld, in die zin dat is bepaald dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun minderjarig kind.

2.4.    Bij beschikking van 28 april 2011 heeft het gerechthof L. uitspraak gedaan in de alimentatieprocedure.

2.5.    Bij tussenvonnis van 1 juni 2011 heeft de rechtbank de vordering met betrekking tot de boedelscheiding aangehouden opdat partijen zich konden uitlaten over diverse boedelzaken en over het inschakelen van een deskundige. Klager heeft zich in deze zaak in september 2011 tot een andere advocaat gewend.

 

3.    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder heeft verzuimd voor inschrijving van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister zorg te dragen. Bij e-mailbericht van 4 augustus 2010 heeft verweerder klager laten weten voor deze inschrijving te zullen zorg dragen. Omstreeks juni 2011 bleek bij het indienen van een verzoek tot wijziging hoofdverblijfplaats, dat dit niet was gebeurd. Klager heeft kosten moeten maken om dit verzuim goed te maken, te weten een bedrag van € 807,18 zijnde de kosten van zijn huidige advocaat. Klager is van mening dat verweerder hem dient te compenseren voor deze extra gemaakte kosten.

Verweerder heeft bovendien verzuimd om in de draagkrachtberekeningen het kostgeld, dat klager aan zijn ouders betaalde, op te nemen. Verweerder gaf aan dat dat niet mogelijk was. In de beschikking van het Hof van 28 april 2011 wordt echter overwogen dat klager geen kosten heeft opgevoerd betreffende extra woonlasten.

b)    verweerder heeft verzuimd de door klager te veel betaalde alimentatie terug te vorderen. Blijkens de beschikking van het gerechtshof L. van 28 april 2011 heeft klager teveel alimentatie betaald.

c)    de boedelscheiding een zeer langdurige kwestie is geworden door de vele verzoeken om uitstel van de kant van verweerder. Na 32 maanden was de boedelscheiding nog steeds niet rond.

 

4.    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1.    Primair is sprake van een omissie van de rechtbank. Verweerder heeft in genoemd e mailbericht aangegeven dat hij zou zorgdragen voor inschrijving van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister. Aangezien de griffier van de rechtbank deze beslissing moet inschrijven bedoelde verweerder hiermee dat hij navraag zou doen bij de rechtbank en een uittreksel uit het gezagsregister zou opvragen. Verweerder heeft verzuimd dit te doen, maar daarvan kan klager geen nadeel hebben ondervonden. De rechtbank heeft bij herstelbeschikking van 6 juli 2011 ex art. 32 Rv. alsnog bepaald dat partijen het gezamenlijk gezag uitoefenen. Indien verweerder de omissie van de rechtbank alsnog had moeten corrigeren, had dat verweerder ook tijd gekost, die hij aan klager in rekening zou hebben gebracht.

Ad klachtonderdeel b)

4.2.    Verweerder heeft uitvoerig met klager over de alimentatie gesproken. Ook heeft klager tevoren alle processtukken gezien en geaccordeerd. Bij brief van 9 juni 2011 heeft verweerder een aantal mogelijkheden aan klager voorgelegd om de teveel betaalde alimentatie terug te krijgen. Ook is klager er van op de hoogte gebracht dat, als hij niet zou betalen, het LBIO zou worden ingeschakeld. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat hij hierop geen actie heeft kunnen ondernemen omdat klager inmiddels naar een andere advocaat was gegaan.

Verweerder heeft in de draagkrachtberekening geen post ter zake van kostgeld opgenomen omdat, in geval tijdelijk bij familie wordt ingetrokken, de rechtbank daarmee geen rekening houdt. Bovendien zijn de hypotheekkosten van de woning in de boedelscheiding meegenomen.

Ad klachtonderdeel c)

4.3.    De ex-partner van klager wilde het ouderschapsplan niet tekenen. Om de zaak niet onnodig te laten escaleren, is aanvankelijk geen druk uitgeoefend. Het was in het belang van cliënt om aldus te handelen. Bovendien heeft de zaak een half jaar bij de rechtbank gelegen en vervolgens is door beide partijen in de procedure snel geprocedeerd. Verweerder ontkent dat de zaak onnodig is vertraagd doordat verweerder uitstel zou hebben gevraagd.

 

5.    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1.    Verweerder heeft aangevoerd dat het primair de fout van de rechtbank is geweest dat het gezamenlijke gezag aanvankelijk niet in het gezagsregister is ingeschreven. Verweerder geeft aan dat het verstandig was geweest indien hij één en ander had gecontroleerd. Dat heeft hij door omstandigheden niet gedaan. Dit betekent, naar het oordeel van de raad, echter niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Het was immers een fout van de rechtbank. Terecht heeft verweerder aangevoerd dat het herstel van het verzuim ook kosten aan zijn kant zou hebben meegebracht die voor rekening van klager zouden zijn gekomen. Derhalve heeft klager geen nadeel ondervonden van de handelwijze van verweerder.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.2.    De raad is van oordeel dat verweerder niet onjuist heeft gehandeld door de teveel betaalde alimentatiebedragen niet meteen in de procedure bij het Hof terug te vorderen. Verweerder heeft aangegeven dat het niet nodig is een dergelijke vordering in de  procedure in te stellen. Nadien heeft hij gesteld dat hij dat in een ander geval wel heeft gedaan, waarop het Hof heeft beslist dat zulks niet nodig was. Dit standpunt is niet onaannemelijk. Bovendien heeft verweerder met klager overlegd op welke wijze het teveel gevorderde zou kunnen worden teruggevraagd. Dat verweerder de terugbetaling niet heeft kunnen realiseren is aan klager zelf te wijten omdat deze zich inmiddels tot een andere advocaat had gewend. De handelwijze van verweerder is niet onjuist. Ten aanzien van het kostgeld dat in de alimentatieberekening zou moeten worden opgevoerd is de raad eveneens van oordeel dat dit niet klachtwaardig is. Aannemelijk is het standpunt van verweerder dat met kostgeld geen rekening wordt gehouden in alimentatieberekeningen, in het geval dat de alimentatieplichtige, zoals in casu klager, bij zijn ouders inwoont. Hetgeen verweerder hierover heeft gesteld is door klager onvoldoende weersproken.

Ad klachtonderdeel c)

5.3.    Verweerder heeft aangevoerd dat de zaak in ieder geval een half jaar bij de rechtbank heeft gelegen en dat vervolgens door beide partijen voortvarend is geprocedeerd. Onnodig uitstel is niet gevraagd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat dit standpunt onjuist is. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. M.E. Derix, A.J.H. Geense, G. Ham, J.V. van Ophem, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2013.

 

 

griffier                            voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl