Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:74
Zaaknummer
13-040NH
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij wegens i) schending van een voor diens cliënte geldende geheimhoudingsplicht die werd overeengekomen in het kader van mediation en ii) vanwege het doen van onjuiste mededelingen uit de mediation. Klacht gegrond voor zover het de schending van geheimhouding betreft. Maatregel van enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 4 september 2013
in de zaak 13-040NH
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
gemachtigde: mr.
klaagster
tegen:
de heer mr.
advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 5 februari 2013, door de raad ontvangen op 6 februari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 20 met bijlagen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster heeft een arbeidsrechtelijk geschil met haar voormalige werkgeefster. De voormalige werkgeefster wordt bijgestaan door verweerder.
2.3 Voorafgaand aan gerechtelijke procedures heeft een mediationtraject plaatsgevonden, dat wordt beheerst door een op 16 februari 2011 gesloten mediationovereenkomst. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“4 – Geheimhouding
4.1
Mediator en Partijen verplichten zich zonder enig voorbehoud tot de geheimhouding zoals omschreven in artikel 7 en 10 van het Reglement.”
2.4 Artikel 7 van het Reglement – het NMI Mediation Reglement 2008 – luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“7.1 De Partijen doen aan derden – onder wie begrepen rechters of arbiters – geen mededelingen omtrent het verloop van de Mediation, de daar door de bij de Mediation aanwezige personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie.”
2.5 In een pleitnota van verweerder ten behoeve van een zitting van de rechtbank Zwolle-Lelystad (thans: rechtbank Midden-Nederland, hierna: “de rechtbank”), sector kanton, locatie Lelystad van 7 september 2011, is onder meer het volgende vermeld:
“[Werkgeefster] had [klaagster] in het mediationtraject aangeboden om de opleiding tot SEH-arts te gaan volgen. [Klaagster] had en heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd om van dit aanbod geen gebruik te maken. Die argumenten zijn er ook niet. Ik licht dit als volgt toe.”.
2.6 In een door verweerder bij de rechtbank ingediende conclusie van antwoord van 17 oktober 2012 is onder meer het volgende vermeld:
“5.11 (…) X. verklaart onder meer (productie 6):
(…)
Het aanbod om in het kader van het loopbaanperspectief van [klaagster] de
functie van SEH-arts te gaan vervullen is niet alleen in het mediationtraject aan de orde geweest, maar ook al geruime tijd daarvoor, te weten in augustus en september 2010.
(…)”
2.7 Bij brieven van 4 april 2012 en 7 december 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat deze:
a) de uit de mediationovereenkomst voortvloeiende geheimhoudingsplicht van zijn cliënte heeft omzeild door vertrouwelijke informatie met de rechtbank te delen, en
b) onjuiste mededelingen over de inhoud van het mediationtraject heeft gedaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij, hoewel hij niet was betrokken bij de mediation, gebonden was aan de op zijn cliënte rustende geheimhoudingsplicht, maar betwist dat deze verplichting is geschonden. Hij wijst erop dat de informatie die hij ter kennisname van de rechtbank heeft gebracht niet exclusief afkomstig is uit het mediationtraject. Voorts betwist verweerder dat de door hem gedane mededelingen over de mediation onjuist zouden zijn.
5 BEOORDELING
5.1 Klachtonderdelen a) en b) lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
5.2 Tussen klaagster en vertegenwoordigers van de cliënte van verweerder is geheimhouding over de inhoud en het verloop van de mediation overeengekomen. Op grond van de voor verweerder als advocaat geldende beroepsregels geldt de geheimhoudingsverplichting die zijn cliënte was aangegaan en waarmee hij bekend was, in beginsel ook voor verweerder. Zou dit anders zijn, dan zou afbreuk worden gedaan aan het karakter van de vertrouwelijkheid van de mediation. Verweerder heeft in zijn verweerschrift het standpunt ingenomen dat de geheimhouding waartoe zijn cliënte zich heeft verplicht ook voor hem geldt.
5.3 In de pleitnota voor de zitting van 7 september 2011 wordt mededeling gedaan over de inhoud van het mediationtraject.
5.4 Onder verwijzing naar de beslissing van het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – van 10 december 2012 (LJN: YA4213) stelt de raad bij de beoordeling van de klacht voorop dat de geheimhoudingsplicht zoals hier aan de orde op onaanvaardbare wijze aan waarde inboet, indien het de advocaat steeds vrij zou staan om naar eigen goeddunken op grond van een eigen opvatting omtrent hetgeen het belang van de cliënt meebrengt, en zonder daarin de wederpartij te kennen, te bepalen dat gebruik zal worden gemaakt van de (ook voor de rechter geheim te houden) stukken uit de mediation.
5.5 Op het in 5.4 weergegeven uitgangspunt kunnen in bijzondere omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard op grond waarvan de advocaat de geheimhoudingsplicht mag schenden. De raad acht hetgeen verweerder heeft aangevoerd daarvoor evenwel niet toereikend. Dat, naar verweerder stelt, de informatie die hij uit het mediationtraject heeft gedeeld ook op basis van andere bronnen had kunnen worden gegeven, zoals met een verklaring van zijn cliënte over gesprekken met klaagster voorafgaand aan het mediationtraject, doet er niet aan af dat verweerder ervoor heeft gekozen om zich in de pleitnota te beroepen op de inhoud van het mediationtraject. Het baart de raad zorgen dat verweerder er ook hangende de behandeling van de klacht blijk van heeft gegeven dat hij het onjuiste van zijn handelen niet inziet en andermaal, in de hangende deze klachtprocedure genomen conclusie van antwoord, mededelingen heeft gedaan over de inhoud van het mediationtraject. Klachtonderdeel a) is gegrond.
5.6 Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter zitting kan de raad niet vaststellen dat verweerder onjuiste mededelingen over de inhoud van de mediation heeft gedaan. Klachtonderdeel b) moet ongegrond worden verklaard.
6 MAATREGEL
6.1 Met inachtneming van alle omstandigheden van het geval acht de raad het opleggen van de maatregel van enkele waarschuwing aan verweerder op zijn plaats.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs J.M. van de Laar,
P. van Lingen, A.G. van Marwijk Kooy, J.J. Trap, leden, bijgestaan door
mr. S.H. van den Ende als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster, p/a gemachtigde
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl