Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:153

Zaaknummer

13-127

Inhoudsindicatie

klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 juli 2013

in de zaak 13-127

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

klager sub 1

de heer [naam]

klager sub 2

beiden: [adres]

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 31 mei 2013, door de raad ontvangen op 3 juni 2013 en van de stukken 1 tot en met 11 die zijn vermeld op de in deze brief opgenomen inventarislijst.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager sub 2 bewoont of gebruikt binnen de gemeente [plaats] (verder: “de gemeente”) een recreatiewoning. Dat doet hij min of meer permanent en de gemeente trad en treedt daartegen op. Dat heeft geleid tot een aantal procedures. Verweerder is advocaat en in dienst van de gemeente. Hij is in die rol bij één of meer van deze zaken en de conflicten daaromheen, betrokken.

1.3 Klager sub 1 staat klager sub 2 als gemachtigde bij in meerdere van die kwesties of misschien wel in alle.

1.4 Bij brief van 10 januari 2013 heeft de gemeente klager sub 1 laten weten dat de gemeente ernstige bezwaren heeft tegen diens optreden als gemachtigde en dat de gemeente besloten heeft om klager sub 1 op grond van artikel 2: 2 Algemene wet bestuursrecht voor een periode van twee jaren, ingaande op de dag na verzending van het besluit, te weigeren als gemachtigde van klager sub 2. Deze weigering van de gemeente raakt de zaken van klager sub 2 tegen de gemeente maar ook andere zaken waarin klager sub 1 als gemachtigde optreedt.

1.5 Aan klager sub 2 is een last onder dwangsom opgelegd met betrekking diens bewoning of gebruik van de recreatiewoning. De gemeente controleert de naleving van de last. Met klager sub 2 is afgesproken dat hij eenmaal per week de controlestaten die in dat kader worden opgemaakt kan inzien.

1.6 Op 22 januari 2013 heeft klager sub 2 zich in gezelschap van klager sub 1 naar het gemeentehuis begeven. Hij wenste inzage te nemen in zeven dossiers van de Commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente (verder: “de commissie”). Zij zijn daar te woord gestaan door mevrouw J., secretaris van de commissie, en door verweerder. Die inzage is geweigerd. Daarbij heeft verweerder klager sub 1 gewezen op de consequenties van de beslissing van 10 januari 2013. Tot een echt gesprek is het niet gekomen en klagers zijn onverrichter zake weer weggegaan.

1.7 Bij brief van 22 januari 2013 hebben klagers de onderhavige klacht ingediend bij de deken in het arrondissement Gelderland.

2 KLACHT

2.1 De klachtbrief van 22 januari 2013 telt 12 genummerde klachten, klachtonderdelen. Bij repliek houden klagers die nummering vast. In het vervolg van deze beslissing wordt evenwel de klachtomschrijving van de deken aangehouden. Die klachtomschrijving is een juiste. Terecht heeft de deken daarbij de vele doublures in de bezwaren zoals die door klager zijn geformuleerd geëlimineerd, doublures die zijn ontstaan omdat het bezwaar tegen het feit dat geen inzage werd gegeven voor de verschillende dossiers waarvan inzage werd verlangd telkens per dossier maar (verder) vaak woordelijk hetzelfde zijn uitgewerkt.

2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)  als advocaat van de gemeente [plaats] ook de functie van secretaris van de commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente  [plaats] te vervullen;

b) te weigeren klagers inzage te verschaffen in dossiers van de commissie voor de bezwaarschriften en de gemeente. Klagers onheus te bejegenen c.q. te weigeren te woord te staan inzake deze verzoeken om inzage. Klagers onnodig lang te laten wachten op de afgifte van complete dossiers;

c) te weigeren antwoord te geven op de verzoeken om juridische informatie inzake de bezwaarschriften van klagers;

d) tot tweemaal toe een ingediend bezwaarschrift te (laten) onderscheppen wegens het niet nemen van een besluit op een verzoek van klager sub 1;

e) ten onrechte een negatief beeld te geven van klager sub 2 bij de Raad van State, over zijn afwezigheid bij een hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie op 17 maart 2012 terwijl verweerder wist dat klager sub 2 zich bij de secretaris had afgemeld en tevens over de afgifte van een doktersverklaring;

f) kopieerkosten van € 73,00 in rekening te brengen en vervolgens met de tenuitvoerlegging van het vonnis inzake de kosten klager sub 2 financieel te benadelen;

g) teveel persoonlijk betrokken te zijn bij de besluitvorming met als oogmerk de zaak te kunnen winnen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder bestrijdt dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zijn verweer komt bij de bespreking van de verschillende klachtonderdelen aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht dient te worden betrokken dat klagers niet steeds (kunnen of willen) onderkennen dat verweerder advocaat is en in die hoedanigheid optreedt voor de gemeente. In die rol komt verweerder een grote mate van vrijheid toe om de belangen van de gemeente te behartigen op de wijze waarop hij dat nuttig en nodig vindt. Verweerder mocht en moest zich zelfs als advocaat daarbij in de eerste plaats door die belangen laten leiden. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij daarbij de belangen van die tegenpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Er is geen reden om in deze zaak van deze vaste rechtspraak van de tuchtrechter af te wijken.

ad klachtonderdeel a)

4.3 Feitelijk is niet komen vast te staan dat verweerder, die dat ontkent, inderdaad (ook) de functie van secretaris van de commissie voor de bezwaarschriften vervult of heeft vervuld. Dat het anders is mag niet worden afgeleid (zoals klagers kennelijk doen) uit het feit dat zij bij hun bezoek op 22 januari 2013 gevraagd hebben naar de secretaris van de commissie en dat zij vervolgens met (onder meer) verweerder te maken kregen. Het is, in het licht van de gespannen relatie tussen klagers en de gemeente, immers niet verwonderlijk en zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder mevrouw J. vergezelde en daarbij het woord voerde of misschien zelfs wel voor haar het woord deed. Dat verweerder de valse hoedanigheid van secretaris zou hebben aangenomen, is evenmin komen vast te staan. Er blijkt niet van ander materiaal of van het mogelijke bestaan daarvan waaruit de conclusie zou kunnen worden getrokken dat verweerder in die rol is opgetreden. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b) en c)

4.4 Bij het bezoek op 22 januari 2013 moet het zijn gegaan om de inzage van zogenaamde controlestaten. Tot meer en anders dan het ter inzage geven van die staten was de gemeente in elk geval (op dat moment) niet verplicht. De gemeente (secretaris van de commissie voor de bezwaarschriften) had goede reden om klager sub 1 bij die gelegenheid niet te woord te staan. Dat de gemeente klager sub 1, die immers was geweigerd als gemachtigde, niet van het gevraagde behoefde te voorzien was verdedigbaar. Dat verweerder voor de gemeente dat standpunt vertolkte en daaraan vasthield levert derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt op.

4.5 In de lezing van beide partijen is het in hun contact op 22 januari 2013 lelijk mis gegaan. Daarbij heeft klager sub 1 zich geroerd. In de lezing van klagers wilde verweerder klager sub 1 niet te woord staan of wilde hij klager sub 2 niet te woord staan zolang klager sub 1 tevens aanwezig was; volgens verweerder was geen redelijk gesprek mogelijk en heeft hij daarom het “gesprek” beëindigd. In elk geval behoefden verweerder en mevrouw J. klagers onder die omstandigheden en gelet op het voorgaande niet te woord te staan zolang klager sub 1 ook ter plaatse bleef en zich actief met het contact bemoeide. Beide klachtonderdelen, b) en c), zijn kennelijk ongegrond.

4.6 Klager sub 1 beroept zich erop dat verweerder in deze kwestie tekort heeft gedaan aan de positie van klager sub 1 als politicus. In die kwaliteit had hem in de visie van klagers hoe dan ook de mogelijkheid geboden moeten worden om klager sub 2 te vergezellen en om inzage te nemen van de stukken waarvan hij dat wenste omdat anders de vrijheid van klager sub 1 om als politicus actief te zijn in het gedrang kwam. Die stelling is te algemeen en kennelijk zag de gemeente dat anders. Misschien had dat gemoeten, misschien ook niet, maar dat is in deze zaak (en voor de tuchtrechter) de vraag niet. Als daar al discussie over kan zijn dan is de uitkomst in elk geval niet zo (over)duidelijk in overeenstemming met die stelling van klagers dat verweerder om die reden een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken omdat hij die ruimte niet bood.

ad klachtonderdeel d)

4.7 Verweerder ontkent dat hij bezwaarschriften van klager sub 1 heeft onderschept. Klagers hebben dit verwijt, dat overigens alleen maar de positie van klager sub 1 raakt, onvoldoende feitelijk uitgewerkt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond voor zover het om klager sub 1 gaat en kennelijk niet-ontvankelijk voor zover dit klachtonderdeel klager sub 2 betreft.

ad klachtonderdeel e)

4.8 Met betrekking tot dit klachtonderdeel bevat het dossier het volgende materiaal:

- een brief van klager sub 2 van 27 maart 2011 aan de commissie waarin hij schrijft dat er op 17 maart 2011 twee hoorzittingen hebben plaatsgevonden, dat hij zich voor die zittingen heeft afgemeld bij een medewerkster van de gemeente en dat hij aanneemt dat er een nieuwe zittingsdatum zal worden bepaald;

- een briefje van 8 maart 2013 van huisarts de V. aan klager sub 2 waaruit blijkt dat klager sub 2 hem “een verklaring (lees:heeft) gevraagd over zijn ziekte op 17 maart 2011” en dat die verklaring hem in overeenstemming met de richtlijnen van de KNMG is geweigerd.

4.9 Op 17 maart 2011 vond in de kwestie van klager sub 2 een behandeling plaats door de Raad van State. Verweerder zou bij gelegenheid van de behandeling door de Raad van State ten onrechte hebben medegedeeld dat klager sub 2 zich voor de behandeling door de commissie (van 17 maart 2011, zo wordt begrepen) niet had afgemeld en dat diens dokter geen medische verklaring had willen afgeven.

4.10 Uitgaande van deze gegevens moet de formulering van de deken van dit klachtonderdeel verbeterd worden gelezen. De verklaring van de arts van 8 maart 2013, is geen medische verklaring, maar is een verklaring over het beleid dat de arts in kwestie hanteert als hem om zo’n verklaring wordt gevraagd. Diens verklaring lijkt uit te sluiten dat klager sub 2 op 17 maart 2011 wél, desalniettemin, over een medische verklaring beschikte. Dat verweerder, wat hij daarover ten overstaan van de Raad van State ook gezegd zal hebben welbewust en tegen beter weten (dat is in het licht van overweging 4.2 het criterium dat moet worden gehanteerd) over die afmelding, over de reden daarvoor en over de onderbouwing daarvan een onwaarheid heeft gedebiteerd is niet komen vast te staan. Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel  f)

4.11 Klager sub 2 heeft een beroep gedaan op de Wet openbaarheid bestuur en stukken opgevraagd waarvoor hem € 73,- aan kopieerkosten in rekening zijn gebracht. Die heeft hij niet betaald en de verweerder heeft namens de gemeente tegen klager sub 2 een incassoprocedure gevoerd. De vordering van de gemeente  is toegewezen en verweerder probeert namens de gemeente de kosten met het inmiddels verkregen vonnis te verhalen. Waarom de gemeente dat niet zou mogen is onduidelijk gebleven. En waarom verweerder de gemeente daarin niet had mogen bijstaan of mag bijstaan eveneens. Dit klachtonderdeel is eveneens kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel g)

4.12 Het komt niet uit de verf dat sprake is geweest of is van een te grote betrokkenheid van verweerder en dat hij (dat impliceert dit klachtonderdeel) bij zijn inspanningen om de belangen van de gemeente goed te behartigen ten opzichte van klagers de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden. Voor zover dit klachtonderdeel zelfstandige betekenis toekomt is het (ook) kennelijk ongegrond.

4.13 Klagers verwijten verweerder in de uitwerking van de verschillende klachtonderdelen dat verweerder hen op 22 januari 2013 tekort heeft gedaan in hun rechten. Er zou sprake zijn van “schending van mensenrechten, schending van art. 6 EVRM, schending van het BUPO-verdrag, schending equality of arms en/of belemmering van een eerlijke procesgang. Uitgewerkt of onderbouwd door andere feitelijkheden dan hiervoor bij de bespreking van de kachtonderdelen a) tot en met g) aan de orde kwamen is dat door hen verder niet. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de uitsluiting van klager sub 1 als gemachtigde en bezien in het licht van deze beginselen door de gemeente in redelijkheid niet overeind te houden is of, op 22 januari 2013, was. Ambtshalve ziet de voorzitter dergelijke schendingen niet.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen in al zijn onderdelen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 2 juli 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2013 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten