Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:214
Zaaknummer
13-188A
Inhoudsindicatie
Klacht van wederpartij die stelt dat verweerder vroeger als zijn advocaat heeft opgetreden waardoor het hem nu niet vrij staat tegen hem op te treden. Beroep op niet ontvankelijkheid wegens een jaar wachten met klagen is ongegrond. Klacht is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 4 december 2013
in de zaak 13-188A
naar aanleiding van de klacht van:
De heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 9 juli 2013, door de raad ontvangen op 11 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 9 juli 2013 met de stukken 1 t/m 12 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst, de brief van klager aan de raad van 23 september 2013 met bijlagen, door de raad ontvangen op 27 september 2013, en de fax van verweerder aan de raad van 2 oktober 2013 met bijlagen. De raad heeft voorts kennis genomen van de bij de mondelinge behandeling van de klacht door klager overgelegde pleitaantekeningen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft de afgelopen 25 jaar in verschillende kwesties opgetreden als advocaat van de broer van klager, diens vennootschappen en een burgerinitiatiefgroep waar de broer van klager bij betrokken was.
2.3 Klager en zijn broer waren aandeelhouders in de Nederlandse vennootschap X en de vennootschap naar het recht van New Jersey, Verenigde Staten, Y. De aandelen in de vennootschappen X en Y zijn in 1998 verkocht en geleverd. Verweerder heeft opgetreden als advocaat van die vennootschappen.
2.4 Klager en zijn broer beschikten over een gemeenschappelijk vermogen dat is ontvlochten bij eind 2009 gepasseerde notariële akten. Betrokken notaris was Mr. A. Verweerder is niet als advocaat bij die ontvlechting betrokken geweest.
2.5 Tussen klager en zijn broer is een geschil ontstaan met betrekking tot de ontvlechting. In het kader daarvan heeft klager zich tot advocaat Mr. B. gewend en zijn broer tot verweerder.
2.6 Klager heeft in het kader van het geschil omtrent de ontvlechting een tuchtklacht ingediend tegen notaris Mr. A. Een kopie van die tuchtklacht is door notaris Mr. A aan verweerder doorgezonden.
2.7 In 2005 heeft het kantoor van verweerder een besloten vennootschap opgericht voor klager, alsmede een aantal overeenkomsten voor die vennootschap opgesteld.
3 KLACHT EN VERWEER
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij als advocaat optreedt tegen klager, terwijl deze een voormalig cliënt van verweerder is.
3.2 Meest verstrekkend verweer is dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht doordat hij meer dan een jaar heeft gewacht met het indienen van de klacht.
3.3 Verweerder stelt bovendien dat hij nooit als advocaat van klager heeft opgetreden. De eventuele informatie waarover verweerder beschikt, is niet relevant voor het geschil over de ontvlechting waarin hij tegen klager optreedt. Zo verweerder al vertrouwelijke informatie zou hebben verkregen via de tuchtklacht tegen notaris A, is dat niet gebeurd in zijn hoedanigheid van advocaat van klager. Op dat moment was Mr. B namelijk de advocaat van klager.
4 BEOORDELING
4.1 Met betrekking tot het ontvankelijkheidsverweer overweegt de raad dat twee belangen tegen elkaar dienen te worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in dat een advocaat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij de deken en de tuchtrechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Niet op voorhand kan worden gezegd welk tijdverloop moet worden aangehouden maar dit zal van geval tot geval aan de hand van de concrete omstandigheden moeten worden bepaald. Het tijdverloop tussen verweten gedraging en indiening van de klacht is ongeveer een jaar geweest. Klager heeft ter zitting verklaard dat hij die periode heeft gewacht met het indienen van de klacht omdat hij nog heeft geprobeerd het onderlinge conflict in de familiesfeer in der minne te schikken. Verweerder heeft niet gesteld dat en hoe hij door het jaar tijdverloop in zijn verdediging is geschaad. De raad beoordeelt de periode tussen de beweerde gedragingen en het indienen van de klacht niet als dermate lang dat klager niet in zijn klacht ontvangen kan worden.
4.2 Uitgangspunt bij de inhoudelijke beoordeling van de klacht is dat een advocaat niet optreedt tegen een (voormalige) cliënt. De advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts de cliënt er op moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan worden gebruikt. Dit is alleen anders als is voldaan aan de voorwaarden genoemd in gedragsregel 7 leden 5 of 6. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van dat geval.
4.3 Vast staat dat verweerder sinds jaar en dag de advocaat is van de broer van klager en de hiervoor bedoelde vennootschappen. Gedurende die relatie is verweerder, mede doordat het vermogen van klager en zijn broer gemeenschappelijk was, ongetwijfeld bekend geraakt met de persoon en de omstandigheden van klager.
4.4 De vraag of verweerder vóór de ontvlechting van 2009 ook heeft opgetreden als advocaat van klager doordat hij de advocaat was van de vennootschappen X en Y, waarin klager en zijn broer de aandelen hielden, kan onbeantwoord blijven. Want ook als de relatie verweerder-klager toentertijd moest worden gekwalificeerd als advocaat-cliënt relatie zoals bedoeld in de gedragsregels, is het, alle omstandigheden van dit geval daarbij in aanmerking nemend, aan verweerder toegestaan thans op te treden voor de broer van klager en dus tegen klager. Verweerder komt in elk geval beroep toe op de uitzonderingen die zijn genoemd in gedragsregel 7 lid 5. Verweerder heeft, onvoldoende betwist door klager, gesteld dat hij niet betrokken is geweest bij het proces van ontvlechting van het gemeenschappelijk vermogen van klager en zijn broer. Het geschil over de regelmatigheid van de overeenkomsten tot ontvlechting, waarin verweerder thans tegen klager optreedt, is in elk geval niet hetzelfde als de kwesties waarin verweerder eerder is opgetreden en met klager te maken had via zijn broer en de vennootschappen.
4.5 Dat aan verweerder een kopie is toegezonden van klagers klaagschrift tegen notaris A. kan verweerder niet worden tegengeworpen en maakt dit oordeel niet anders. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het kantoor van verweerder werkzaamheden heeft verricht rondom de oprichting van een vennootschap ten behoeve klager, op verzoek en instructie van zijn broer.
4.6 De slotsom is dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. J. van de Laar, B. Roodveldt, C. Wiggers, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl