Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:23
Zaaknummer
13-156A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Het overleggen van informatie uit een medisch dossier was noodzakelijk ter behartiging van de belangen van de cliënt, waardoor het verweerster vrijstond deze gegevens in de procedure over te leggen.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 4 juli 2013
in de zaak 13-156A
naar aanleiding van de klacht van:
Gemachtigde: mr.
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 3 juni 2013 met kenmerk 4013-0453, door de raad ontvangen op 4 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klaagster exploiteert een categoraal ziekenhuis en was werkgeefster van de cliënte van verweerster. De cliënte van verweerster was werkzaam als ziekenverzorgende is door klaagster op staande voet ontslagen. Verweerster is namens haar cliënte een kort geding gestart tot wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris, welke vorderingen zijn toegewezen.
1.3 Klaagster heeft een ontbindingsprocedure aanhangig gemaakt, voor zover in een bodemprocedure komt vast te staan dat het dienstverband voortduurt. In deze ontbindingsprocedure heeft verweerster namens haar cliënte een gedeelte uit een medisch dossier overgelegd, dat betrekking had op één van de patiënten van klaagster.
1.4 De door klaagster verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter afgewezen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij een medisch dossier (van één van klaagsters patiënten) van haar cliënte heeft aangenomen en zonder overleg met klaagster in het geding heeft gebracht. Dit ondanks het feit dat terzake van dit medisch dossier een geheimhoudingsplicht bestond. Verweerster heeft aldus veroorzaakt dat het beroepsgeheim door minstens twee werknemers van klaagster is geschonden.
2.2 Bij brief van 25 januari 2013 heeft klaagster haar klacht ter kennis van de deken gebracht.
3 VERWEER
3.1 Verweerster beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klaagster, nu alleen de patiënt wiens medisch dossier is overgelegd belang heeft bij de klacht.
3.2 Verweerster stelt dat haar cliënte er belang bij had dat de onwaarheden, die klaagster in de ontbindingsprocedure had aangevoerd werden weerlegd. Dit kan uitsluitend door overlegging van de betreffende gegevens, zodat dit in het belang van haar cliënte gerechtvaardigd was.
3.3 Volgens verweerster heeft haar cliënte ongevraagd het gedeelte uit het medisch dossier toegestuurd gekregen van een collega. Deze stukken zijn niet in de openbaarheid gebracht, maar uitsluitend toegezonden aan de kantonrechter en de advocaat van klaagster.
3.4 Verweerster heeft haar excuses aangeboden voor het feit dat zij niet de NAW-gegevens van de desbetreffende patiënt heeft geanonimiseerd in het dossier. Door spoed heeft zij dit achterwege gelaten; achteraf meent zij dat zij dit wel had moeten doen.
4 BEOORDELING
4.1 Allereerst zal de voorzitter het ontvankelijkheidsverweer van verweerster beoordelen. De voorzitter is van oordeel dat klaagster wel ontvankelijk is in haar klacht, nu de klacht ziet op de openbaarmaking door verweerster van vertrouwelijke medische gegevens van patiënten van klaagster. Daarmee is klaagsters geheimhoudingsplicht ten opzichte van haar patiënten in het geding. Klaagster heeft daarmee een voldoende eigen belang bij haar klacht.
4.2 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klaagster, heeft te gelden de door het Hof van Discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn of haar cliënte te behartigen op een wijze die hem of haar goeddunkt. Het is immers de primaire taak van de advocaat zijn of haar cliënt bij te staan en dus partijdig te zijn.
4.3 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan de advocaat weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn of haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn of haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn of haar cliënt verschaft en dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.
4.4 Uit de stellingen van klaagster en verweerster, zoals blijkend uit het klachtdossier en de beschikking van de kantonrechter op het ontbindingsverzoek, is de voorzitter niet gebleken dat verweerster de belangen van klaagster onnodig of op onevenredige wijze heeft geschaad. Met het overleggen van de medische gegevens aan de rechter was een zwaarwegend processueel belang gediend, te weten de weerlegging van het verwijt dat de cliënte van verweerster samen met een collega een (rook)pauze had genomen terwijl één van de patiënten gefixeerd was en daarom continue aandacht behoefde. Met de in het geding gebrachte informatie uit het medisch dossier kon dit verwijt worden gepareerd, omdat daaruit bleek dat de fixatie van die patiënt inmiddels beëindigd.
4.5 Gezien de beperkte openbaarmaking van die gegevens (namelijk aan de kantonrechter en klaagster, die reeds de beschikking over het medisch dossier had) stond het verweerster vrij om de stukken, die zij van haar cliënte had verkregen, in de procedure over te leggen.
4.6 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 4 juli 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.