Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4502

Zaaknummer

B 324 - 2012

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Essentie:

Inhoudsindicatie

Advocaat dient voor tijdige indiening van gronden van beroep zorg te dragen. Indien dit niet mogelijk is, dient de advocaat zich tijdig tot de betreffende instantie te wenden met het verzoek uitstel te verlenen. Het doen van een verzoek tot uitstel nadat de gestelde termijn is verstreken, valt een advocaat tuchtrechtelijk aan te rekenen, evenals het nalaten cliënt op de hoogte te stellen van negatieve uitspraak van de Raad van State.

Inhoudsindicatie

Advocaat mag geen uurtarief in rekening brengen indien de werkzaamheden volgens een besluit van de Raad voor Rechtsbijstand onder een eerdere toevoeging dienen te vallen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; berisping

Uitspraak

 

Beslissing van 10 juni 2013

in de zaak B 324 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

                  

klager

 

tegen:

 

B

 

 

                                        verweerster

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 10 december 2012 met kenmerk K11-130, door de raad ontvangen op 11 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B, thans arrondissement ZWB, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 april 2013 in aanwezigheid van verweerster . Klager heeft de raad bij brief d.d. 5 april 2013 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken d.d. 11 december 2012, met bijlagen;

-       de brief van klager d.d. 5 april 2013.

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1     In november 2008 heeft klager aan verweerster verzocht hem bij te staan in   een hoger- beroepsprocedure bij de Raad van State. Klager was in de procedure bij de rechtbank bijgestaan door mr. X. Verweerster heeft op 17 november 2008 de stukken opgevraagd bij mr. X en bij de gemeente Y (wederpartij van klager). Verweerster heeft op 24 november 2008 een beroepschrift op nader aan te voeren gronden bij de Raad van State ingediend. De Raad van State heeft verweerster op 25 november 2008 gewezen op het verzuim dat de gronden ontbraken en haar tot en met 23 december 2008 in de gelegenheid gesteld dit te herstellen.

2.2     Verweerster heeft bij brief van 21 januari 2009 aan de Raad van State bericht dat zij niet in staat was om de gronden aan te vullen omdat zij nog niet over de daartoe benodigde stukken beschikte, nu zij van mr. X geen stukken had ontvangen en de gemeente Y weigerde stukken te verstrekken. Bij brief van 22 januari 2009 heeft verweerster mr. X gerappelleerd.

2.3     De Raad van State heeft klager bij beslissing van 30 januari 2009 in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van de gronden. De Raad van State overwoog onder meer:

“A heeft de gronden van het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn ingediend, maar voor het eerst op 21 januari 2009 bericht, dat en waarom de gromden niet kunnen worden ingediend (…). De door A aangevoerde omstandigheden met betrekking tot het niet-verkrijgen van informatie bij de gemeente vormen geen reden om in dit geval een uitzondering te maken, nu in de houding van de gemeente aanleiding had kunnen worden gevonden tijdig om verlenging van de gestelde termijn te verzoeken.

 

2.4     Verweerster ontving op 2 februari 2009 de stukken van mr. X en heeft op 12 maart 2009 namens klager verzet gedaan tegen de beslissing van de Raad van State van 30 januari. De Raad van State heeft het verzet bij beslissing van 1 april 2009 ongegrond verklaard.

 

2.5     Klager heeft verweerster bij brieven d.d. 13 en 25 april, 3 en 24 mei, 13 juni en 16 september 2009 verzocht hem te informeren over de hoger- beroepsprocedure bij de Raad van State.

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster :

 

1.         heeft nagelaten tijdig gronden van het beroep in te dienen, hoewel zij er door de Raad van State op was gewezen dat de gronden van het beroep ontbraken en zij in de gelegenheid is gesteld die alsnog uiterlijk op 23 december 2008 in te dienen. Verweerster heeft ook niet tijdig om verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden gevraagd;

2.         in het dossier “Z” heeft gedeclareerd op basis van een uurtarief, terwijl klager in aanmerking kwam voor een toevoeging althans de Raad voor de Rechtsbijstand had bepaald dat die werkzaamheden vielen onder een andere toevoeging;

3.         geen kort geding aanhangig heeft gemaakt, terwijl zij wel een toevoeging heeft aangevraagd en verkregen voor het voeren van een kort geding, de eigen bijdrage bij klager in rekening is gebracht en door klager is betaald.

 

3.2         Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht.

Het door verweerster namens klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de Raad van State tot niet- ontvankelijkverklaring van het hoger beroep   is ongegrond verklaard, omdat verweerster niet tijdig had gevraagd om verlenging van de termijn voor het indienen van de gronden.

 

4                VERWEER

Ad klachtonderdeel 1

 

4.1         Verweerster heeft hoger beroep ingesteld om de termijn veilig te stellen. Zij wist op dat moment niets van de inhoud van de procedure of de kans van slagen. Verweerster heeft een verlengde indieningstermijn voor de beroepsgronden gevraagd bij de Raad van State, en de stukken opgevraagd bij mr. X en bij de gemeente Y. Een medewerker van de gemeente heeft verweerster direct bericht geen stukken te zullen verstrekken. Van mr. X vernam verweerster niets. Verweerster heeft om nader uitstel verzocht maar dit werd niet verleend door de Raad van State. Het hoger beroep is niet ontvankelijk verklaard omdat er geen gronden waren ingediend. Verweerster ontving de stukken uiteindelijk op 2 februari 2009. Het door haar nog ingestelde verzet heeft niets opgeleverd.

 

Ad klachtonderdeel 2

 

4.2         De beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand dat de werkzaamheden van verweerster onder een eerdere toevoeging vielen, was niet juist. De zaak waarvoor die eerdere toevoeging was afgegeven, zag op een andere beslissing en was bovendien afgedeclareerd. Bezwaren tegen de beslissing van de Raad van Rechtsbijstand werden afgewezen. Omdat de beslissing van de Raad voor de Rechtsbijstand onjuist was, was verweerster gerechtigd bij klager haar uurtarief in rekening te brengen.

 

Ad klachtonderdeel 3

 

4.3         Klager had zich tot verweerster gewend om een kort geding te starten. Hiervoor is een toevoeging aangevraagd. Na gesprekken tussen klager, verweerster en de gemeente was de gemeente bereid om, onder voorwaarden, de toezegging dat klager stalruimte mocht uitbreiden na te komen. Klager was het niet eens met de voorwaarden. Omdat de toezegging op schrift stond, was het voeren van een kort geding niet langer zinvol. Klager diende de eigen bijdrage te betalen, ook al is er uiteindelijk geen kort geding aanhangig gemaakt. Verweerster heeft wel werkzaamheden verricht.

 

5                BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1         Vast staat dat verweerster, hoewel zij door de Raad van State is gewezen op het verzuim dat de gronden ontbraken en zij in de gelegenheid is gesteld dit te herstellen, heeft nagelaten tijdig hetzij gronden in te dienen, hetzij gemotiveerd verlenging van de daarvoor gestelde termijn te verzoeken. Als niet weersproken staat voorts vast dat verweerster beschikte over ten minste de uitspraak van de rechtbank toen zij het beroep daartegen instelde.

5.2         Een advocaat dient zich in te spannen om een zaak voor haar cliënt zo goed mogelijk te behartigen en dient in dat verband met name te waken voor het verstrijken van termijnen. Verweerster heeft volstaan met het indienen van een pro forma beroepschrift bij de Raad van State en het aanschrijven van mr. X en de wederpartij van klager, de gemeente Y, ter verkrijging van nadere stukken. Verweerster heeft hierna niets meer ondernomen om tijdig, d.w.z. binnen de door de Raad van State gestelde termijn die afliep op 24 december 2008, de volgens haar ontbrekende stukken te verkrijgen, bijvoorbeeld door bij mr. X en de gemeente Y (nogmaals) op toezending van stukken aan te dringen en/of door binnen de termijn om verlenging daarvan te vragen. Verweerster heeft pas een maand nadat de termijn was verstreken de Raad van State verzocht om verlenging.

5.3         Het had op de weg van verweerster gelegen om bij mr. X (nogmaals en eerder) aan te dringen op toezending van de stukken. Wanneer ook dat niets had opgeleverd, had voorts verwacht mogen worden dat verweerster het hoger beroep tijdig met althans enigerlei grond had aangevuld. Zij beschikte immers over de uitspraak van de rechtbank waarvan beroep en zij had bij klager kunnen informeren naar de precieze gronden van zijn bezwaar tegen deze uitspraak. Dat het verweerster niet mogelijk was tijdig enigerlei beroepsgrond aan te voeren, is niet gebleken. Van verweerster had overigens, als ook dit niet mogelijk was, verwacht mogen worden dat zij zich v óó r het verstrijken van de gestelde termijn had gewend tot de Raad van State, met het gemotiveerde verzoek haar een tweede uitstel te verlenen voor het aanvoeren van de gronden. Het verweer dat verweerster dit wel heeft gedaan maar dat haar verzoek door de Raad van State werd afgewezen, slaagt niet. Verweerster heeft dit verzoek immers pas gedaan nadat de eerste termijn (ruim) versterken was, waardoor afwijzing van het tweede verzoek te verwachten viel. Aan de beslissingen van Raad van State tot niet-ontvankelijkverklaring van klager in zijn hoger beroep en vervolgens tot afwijzing van het verzet ligt dan ook (slechts) ten grondslag dat verweerster niet (tijdig) de beroepsgronden heeft aangevuld resp. niet (tijdig) om verlenging van de termijn daarvoor heeft verzocht. Aldus is er een rechtstreeks verband tussen de inhoud van de beslissingen en het nalaten van verweerster. Het éé n en ander valt verweerster tuchtrechtelijk te verwijten.

5.4         Uit de aan de raad overgelegde stukken is voorts gebleken dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over de beslissing van de Raad van State van 1 april 2009 op het verzet. Blijkens de brief van klager van 16 september 2009 heeft hij van de gemeentesecretaris vernomen dat verweerster uitstel had moeten vragen voor het indienen van nadere gronden. Verweerster had klager direct van de uitspraak van de Raad van State op de hoogte behoren te stellen. Het valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij klager gedurende lange tijd in het ongewisse heeft gelaten.

5.5         De raad zal het eerste onderdeel van de klacht op grond van al het bovenstaande gegrond verklaren.

 

Ad klachtonderdeel 2

5.6         Uit de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand blijkt dat de werkzaamheden van verweerster dienden te vallen onder een eerder afgegeven  toevoeging. Dat verweerster van mening was dat de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand onjuist was, betekent niet dat zij haar werkzaamheden tegen uurtarief in rekening mocht brengen. Aangezien klager de eigen bijdrage in de eerder afgegeven toevoeging had voldaan, was verweerster niet gerechtigd om klager een declaratie toe te sturen,

5.7         De stelling van verweerster dat zij aan klager heeft meegedeeld dat zij alleen tegen betaling van haar uurtarief bereid was om deze zaak aan te nemen en dat klager daarmee heeft ingestemd, is door verweerster onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zij had bovendien zo’n afspraak schriftelijk behoren te bevestigen.

5.8         De raad zal ook het tweede onderdeel van de klacht gegrond verklaren.

 

Ad klachtonderdeel 3

5.9         Verweerster heeft een toevoeging aangevraagd voor het voeren van een kort geding. Verweerster heeft in de betreffende zaak onderhandelingen met de gemeente gevoerd. Gelet op het resultaat van de onderhandelingen is geen kort geding aanhangig gemaakt. Dat een toevoeging is aangevraagd voor het starten van een kort geding terwijl uiteindelijk geen procedure wordt gestart, is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Door verweerster zijn advieswerkzaamheden verricht, wat betekent dat de toevoeging slechts als adviestoevoeging kon worden gedeclareerd. Het derde klachtonderdeel zal ongegrond worden verklaard.

 

6                MAATREGEL

6.1     De raad is van oordeel dat op grond van de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen in de gegrond bevonden klachtonderdelen en in aanmerking nemende het tuchtrechtelijk verleden van verweerster, geen lichtere dan de hierna op te leggen maatregel kan worden opgelegd.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van berisping;

 

 

verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

 

 

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen,

A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni  2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 juni 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voor zover de klacht ongegrond is verklaard tevens door:

-            klager

-            de deken van de orde van advocaten te Zeeland West-Brabant

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl