Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4218
Zaaknummer
12-231
Inhoudsindicatie
Klacht dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling althans de schijn van belangenverstrengeling heeft opgeroepen doordat hij de functie van aanklager in het kader van een door een vereniging uit te oefenen tuchtrecht heeft aanvaard en daarna als advocaat van het bestuur van de vereniging is opgetreden, is ongegrond omdat de zaak waarin verweerder als advocaat is opgetreden geheel los stond van zijn functioneren als aanklager.
Uitspraak
Beslissing van 22 april 2013
in de zaak 12-231
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
leden van de [vereniging]
tegen:
verweerder
advocaat te [X]
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 november 2012, door de raad ontvangen op 30 november 2012, heeft een lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 maart 2013 in aanwezigheid van mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter,
mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van 29 november 2012 en van de stukken opgesomd op het inventarisblad die aan de brief zijn gehecht.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 De [vereniging] – hierna te noemen [vereniging] – beschikt over een interne tucht- en geschillenregeling. Het tuchtrecht wordt uitgeoefend door aanklagers tuchtrecht, tucht- en geschillencolleges en een beroepscollege.
2.3 In september 2011 is de toenmalige aanklager door het bestuur van de [vereniging] ontslagen, hangende een onderzoek dat hij verrichtte naar één of meerdere leden van het beroepscollege in verband met mogelijke declaratiefraude.
2.4 Verweerder was lid van het beroepscollege. In november 2011 heeft het bestuur van de [vereniging] bekend gemaakt dat verweerder als (tijdelijk) aanklager zal worden benoemd. In verband daarmee heeft verweerder (tijdelijk) zijn lidmaatschap van het beroepscollege neergelegd.
2.5 Op 6 januari 2012 is bij verweerder als aanklager een klacht ingediend tegen het bestuur van de [vereniging]. Op 3 februari 2012 heeft verweerder de behandeling van de klacht teruggeven aan het bureau rechtspleging.
2.6 Ingevolge artikel A6 lid 1 van het reglement rechtspleging kan de functie van aanklager door meerdere personen worden uitgeoefend.
Ingevolge artikel A6 lid 4 van het reglement rechtspleging is een aanklager bevoegd een naar zijn oordeel tuchtrechtelijk vergrijp hetzij te seponeren hetzij een schikkingsvoorstel te doen hetzij een lid voor te dragen voor een tuchtmaatregel.
Ingevolge artikel A7 onder a van het reglement zijn colleges bevoegd een zaak die geseponeerd is alsnog in behandeling te nemen.
2.7 Op of omstreeks 29 december 2011 is verweerder door het bestuur van de [vereniging] ingeschakeld als advocaat in een ontslagprocedure.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) de benoeming tot aanklager tuchtrecht heeft aanvaard, hij had deze benoeming nimmer mogen aanvaarden;
b) als advocaat het bestuur heeft bijgestaan en als aanklager tuchtrecht een klacht in behandeling heeft genomen gericht tegen hetzelfde bestuur. Aldus heeft verweerder zich op een onacceptabele wijze schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling;
c) in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling heeft opgeroepen door tegelijkertijd als advocaat van het bestuur op te treden en als aanklager tuchtrecht.
3.2 Stellingen van klagers ter onderbouwing van hun klacht, voor zover niet al onder de feiten opgenomen:
3.3 Door de benoeming van verweerder als (tijdelijk) aanklager is het onderzoek naar de vermeende declaratiefraude door één of meerdere leden van het bestuur gestaakt.
3.4 Het kan niet zo zijn dat verweerder als aanklager onderzoek doet naar de vraag of hijzelf dan wel zijn collegae uit het beroepscollege frauduleus hebben gehandeld. In dit verband is van belang dat verweerder slechts tijdelijk zijn lidmaatschap van het beroepscollege heeft neergelegd.
3.5 Blijkens de notulen van de vergadering van het bestuur d.d. 13 oktober 2011 waren een aantal leden er op tegen dat verweerder als aanklager zou worden benoemd omdat zijn benoeming de schijn van belangenverstrengeling op zou roepen.
3.6 Het is niet juist dat de klacht tegen het bestuur van de [vereniging] door een andere aanklager kon worden behandeld. Er was geen andere aanklager.
3.7 Verweerder had de op 6 januari 2012 ingediende klacht moeten seponeren overeenkomstig artikel A6 lid 4 onder a van het reglement rechtspleging waarna klagers de klacht rechtstreeks hadden kunnen indienen bij het tucht- en geschillencollege conform artikel A7 onder a van het hiervoor genoemde reglement.
3.8 Door gelijktijdig de functie van aanklager uit te oefenen en op te treden als advocaat voor het bestuur van de [vereniging] is een situatie ontstaan dat verweerder als advocaat dezelfde cliënt bijstond die hij als aanklager moest vervolgen. Aldus heeft verweerder zich op een niet acceptabele wijze schuldig gemaakt aan belangen-verstrengeling.
3.9 Blijkens de website van de [vereniging] is verweerder nog immer lid van het beroepscollege.
4 VERWEER
4.3 Ingevolge het tuchtrecht is het mogelijk dat meerdere aanklagers worden benoemd. Hij ziet niet in waarom hij de functie van aanklager niet had mogen aanvaarden omdat hij het onderzoek tegen een lid van het beroepscollege niet zou voortzetten. Als dat onderzoek moest worden voortgezet zou een tweede aanklager dat kunnen doen.
4.4 Of zijn voorganger wegens het onderzoek is ontslagen, terwijl het bestuur wenste dat het onderzoek niet zou worden voortgezet staat niet vast en is niet relevant. Een ieder die zich over het bestuur van de [vereniging] wenst te beklagen dient dat op de algemene leden-vergadering te doen.
4.5 De situatie dat hij als aanklager lid is van het beroepscollege en in die hoedanigheid moet oordelen over door hem aangebrachte en voorbereide zaken is totaal niet aan de orde.
4.6 Hij heeft de klacht die op 6 januari 2012 bij hem als aanklager is ingediend niet inhoudelijk behandeld. Hij is niet tot behandeling van de klacht overgegaan omdat men hem dan partijdigheid zou verwijten.
4.7 Hij ziet niet in waarom hij niet en als advocaat voor het bestuur van het [vereniging] zou mogen optreden en daarnaast als aanklager. Als aanklager is hij volledig onafhankelijk en is het zijn taak toe te zien op de naleving van de statuten en reglementen. Klagers beroepen zich op belangenverstrengeling maar maken niet duidelijk waarom naar hun mening sprake is van belangenverstrengeling.
4.8 Hij vraagt zich af wat het belang van klagers bij hun klacht is en of hun klacht wel bij de raad van discipline thuishoort.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat klagers voldoende eigen belang bij de klacht hebben, welk belang bestaat uit het naar behoren functioneren van de interne tucht- en geschillenregeling en meer in het bijzonder het doen behandelen van de op 6 januari 2012 ingediende klacht, welke klacht door een deel van de klagers is ingediend, en dat er voldoende verband bestaat tussen de klacht en de hoedanigheid van verweerder als advocaat. Daarom is de klacht van klagers ontvankelijk.
5.2 Ad klachtonderdeel a)
De raad is voorts van oordeel dat verweerder zowel als aanklager als als advocaat van het bestuur heeft mogen optreden gezien de aard van de zaak die hij als advocaat heeft behandeld. Het betrof een ontslagzaak die geen verband hield met de uitoefening van zijn functie als aanklager. Door in deze zaak als advocaat op te treden heeft hij het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad.
Ingevolge artikel A6 lid 1 van het reglement kan de functie van aanklager door meerdere personen worden uitgeoefend. Van het feit dat er naast verweerder geen andere aanklager was, die in tegenstelling tot verweerder, wel klachten tegen het bestuur in behandeling kon nemen kunnen klagers verweerder geen verwijt maken. Het is de taak van het bestuur te zorgen voor de benoeming van meerdere aanklagers en klagers dienen zich tot het bestuur of de algemene ledenvergadering te wenden indien het bestuur op dit punt in gebreke blijft.
Het hier voorgaande brengt met zich mee dat klachtonderdeel a ongegrond is.
5.3 Ad klachtonderdeel b)
Dit klachtonderdeel veronderstelt dat verweerder de bij hem als aanklager op 6 januari 2012 ingediende klacht tegen het bestuur in behandeling heeft genomen. Verweerder heeft de klacht terugverwezen en niet in behandeling genomen. Daarom mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag en is het ongegrond.
Ad klachtonderdeel c)
5.4 De raad is van oordeel dat verweerder ook niet de schijn van belangenverstrengeling heeft opgeroepen doordat verweerder onweersproken heeft gesteld dat hij nooit zowel een klacht tegen het bestuur als aanklager zal behandelen en ook als advocaat van het bestuur inzake diezelfde klacht zal optreden. Daarom is ook klachtonderdeel 3 ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter,
mrs. P.R.M. Noppen, C.J. Lunenberg-Demenint, R.P.F. van der Mark en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. A. Huber als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.