Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:208

Zaaknummer

R.4279/13.186

Inhoudsindicatie

De voorzitter is genoegzaam gebleken dat verweerder diverse verzoeken en aanmaningen van de deken onbeantwoord heeft gelaten of geen gevolg gegeven heeft aan verzoeken. Verder is genoegzaam gebleken dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van financiële onzorgvuldigheden ten aanzien van een aantal cliënten van verweerder, welke onzorgvuldigheden deels al door de raad zijn vastgesteld. Het verzoek is niet op oneigenlijke gronden ingediend en er is geen sprake van misbruik van de bevoegdheid van de deken. Het verzoek om een onderzoek in te stellen naar de toestand van de praktijk van verweerder wordt toegewezen, met benoeming van de heer X. van het UFT tot rapporteur. Het verzoek op basis van artikel 60e Advocatenwet wijst de voorzitter af, omdat het verzochte al verankerd is in genoemd artikel, zodat het opnemen in de beslissing niet nodig is.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief met bijlagen van 12 augustus 2013 heeft de deken een verzoek ex artikel 60c Advocatenwet ingediend bij de voorzitter van de Raad van Discipline. Het verzoek is op 13 augustus 2013 bij de Raad binnengekomen.

1.2 De plaatsvervangend voorzitter van de raad heeft voorts kennisgenomen van de navolgende stukken:

- een brief met bijlagen van 27 augustus 2013 van verzoeker;

- een (fax)brief met bijlagen van 29 augustus 2013 van verzoeker;

- een bezwaarschrift met bijlagen van 29 augustus 2013 van de

  gemachtigde van verweerder;

- vijf e-mailberichten met bijlagen van 31 augustus 2013 van verweerder.

1.3 Het verzoek is behandeld ter zitting van de Raad van 2 september 2013. Ter zitting is de deken, mr. B.D.W. Martens, verschenen. Verweerder is met zijn gemachtigde, mr. E., advocaat te K, verschenen.

 

2 VERZOEK

2.1 De deken heeft zich tot de voorzitter van de Raad gewend met het verzoek:

- op grond van artikel 60c Advocatenwet een onderzoek naar de toestand van de praktijk van verweerder in te stellen;

- op grond van artikel 60d Advocatenwet de heer F. Blok van de UFT of een andere medewerker van de UFT tot rapporteur te benoemen;

- te bepalen dat de rapporteur bevoegd is om elke plaats te betreden waarin de praktijk van verweerder wordt uitgeoefend, gerechtigd is tot inzage in de dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers betrekking hebbende op de praktijk van verweerder en de hulp van de sterke arm kan inroepen, een en ander overeenkomstig artikel 60e Advocatenwet.

2.2 Ter onderbouwing van het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet heeft de deken gesteld dat er ernstige twijfels bestaan over de wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent. Die aanwijzingen betreffen onder meer een relatief groot aantal tuchtzaken, die hebben geleid tot veroordelingen door de raad en een vermoeden dat verweerder in de uitoefening van zijn praktijk niet voldoet aan de verplichtingen voortvloeiend uit de Verordening op de Administratie en Financiële Integriteit (Vafi) en de gedragsregels, meer in het bijzonder de regels die zien op de financiële integriteit.

2.3 Ter nadere onderbouwing verwijst de deken naar vier klachtzaken die deels al behandeld zijn door de Raad van Discipline. Ten aanzien van deze klachtzaken brengt de deken onder meer het navolgende naar voren:

2.4 Klachtzaak met nummer R.4066/12.200 betreft de klacht dat verweerder geweigerd heeft om een urenspecificatie te verstrekken en om het dossier van de betreffende klager ter begroting in te dienen.

2.5 Met betrekking tot de klachtzaak met dossiernummer R.4154/13.6 stelt de deken dat verweerder een woonhuis huurt als kantoorruimte en stelselmatig de huur te laat betaalt. Daarom wil de deken onderzoeken of verweerder handelt in overeenstemming met gedragsregel 23. Bovendien wil de deken onderzoeken of de financiële situatie van de praktijk van verweerder onderzoeken, met inbegrip van de liquiditeit en solvabiliteit overeenkomstig artikel 12 lid 2 Vafi.

2.6 In de klachtzaak met nummer R.4131/13.38 wijst de deken er op dat de raad reeds heeft vastgesteld dat de deken niet in staat is geweest om een onderzoek naar de klacht uit te voeren. De klacht betreft excessief declareren en onzorgvuldigheid met betrekking tot de financiële afspraken met de cliënt. In deze zaak heeft verweerder een honorarium van € 15.29,59 gedeclareerd aan den 18-jarige student die voor een toevoeging in aanmerking komt. De deken vermoedt dat verweerder ten aanzien van zijn cliënt financieel onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat het door hem in rekening gebrachte honorarium niet in verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden, de werkzaamheden niet zijn verricht, er een excessief uurtarief wordt gehanteerd en onzorgvuldig wordt gehandeld in financiële aangelegenheden als bedoeld in gedragsregel 23 en wil daarnaar onderzoek laten doen.

2.7 In de klachtzaak met nummer R.4277/13.184 heeft verweerder € 12.000,-- in rekening gebracht voor rechtsbijstand in de piketfase. In de betreffende zaak heeft de klager geklaagd over excessief declareren en het onder druk zetten van klager. Verweerder heeft niet gereageerd op verzoeken van de deken om afschriften toe te zenden van een opdrachtbevestiging, een factuur en een specificatie. De deken wil daarom laten onderzoeken of verweerder zich heeft gehouden aan de gedragsregels 23 en 24 en artikel 2 Vafi.

2.8 Al het gestelde in aanmerking nemende stelt de deken dat er een situatie is ontstaan dat onvoldoende gewaarborgd is dat de praktijk van verweerder naar behoren functioneert. De brengt tevens met zich mee dat er aanwijzingen zijn in de zin van artikel 60c Advocatenwet.

 

3  FEITEN

3.1 Bij brief van 3 juli 2013 heeft de deken verweerder verzocht om medewerking te verlenen aan een onderzoek naar zijn financiële praktijkvoering op grond van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi), alsmede naleving van de gedragsregels.

3.2 Bij fax van 4 juli 2013 heeft de gemachtigde van verweerder vragen en voorwaarden vooraf gesteld, maar de facto namens verweerder geweigerd aan het gevraagde onderzoek medewerking te geven.

3.3 Bij brief van 16 juli 2013 heeft de deken de gemachtigde om een toelichting op het verzoek gegeven en gevraagd om medewerking aan het onderzoek.

3.4 Bij fax van 23 juli 2013 (gedateerd 24 juli 2013) heeft de gemachtigde bezwaar aangetekend tegen het voorgenomen financieel onderzoek. Hij heeft de deken en diens medewerkers de toegang tot de kantoren van verweerder ontzegd en aangekondigd dat wanneer de deken een poging zou doen om de kantoren van verweerder te betreden, verweerder niet zal schromen om de hulp van de sterke arm in te roepen en dat in dat geval aangifte zal worden gedaan van “huisvredebreuk”.

3.5 Bij brief van 24 juli 2013 heeft de deken de gemachtigde meegedeeld dat de deken zal doen wat hem geraden voorkomt.

INZAKE DE HEER S. (R.4066/12.200)

3.6 Bij brief van 1 maart 2013 heeft verweerder klager een nota en urenspecificatie toegezonden en meegedeeld dat een bedrag van € 8.717,23 binnen vijf dagen betaald diende te worden.

3.7 Bij brief van 5 maart 2013 heeft klager verweerder verzocht een begrotingsprocedure te starten.

3.8 Bij beslissing van 6 mei 2013 heeft de raad de klacht van de heer S. dat verweerder ondanks herhaalde verzoeken om een specificatie van de declaratie te verstrekken, deze niet heeft verstrekt alsmede dat verweerder verscheidene afspraken met klager niet is nagekomen gegrond verklaard. Verweerder is de maatregel van berisping opgelegd.

3.9 Verweerder heeft ondanks herhaalde aanmaningen van de deken geweigerd een begrotingsprocedure te starten.

3.10 Bij brief van 31 juli 2013 heeft verweerder de deken aangeschreven dat de begrotingsprocedure niet van toepassing is omdat er een geschil is over de verschuldigdheid van de declaratie en niet de hoogte.

INZAKE DE HEER K. (R.4131/13.38)

3.11 Bij brief van 11 januari 2013 heeft verweerder klager zijn nota en urenspecificatie gestuurd en verzocht om een bedrag van € 14.179,59 binnen vijf dagen te voldoen.

3.12 Bij beslissing van 3 juni 2013 heeft de raad vastgesteld dat de deken niet in staat is geweest om de ingediende klacht te onderzoeken. De raad heeft voorts verweerder - in verband met de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten (excessief declareren, klager niet gewezen op mogelijkheid van kostenloze rechtsbijstand en intimideren van klager) - in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken na verzending van de betreffende beslissing inhoudelijk op de klacht te reageren en overwogen dat een kopie van de reactie naar klager gestuurd wordt.

INZAKE DE HEER A. (R.4277/13.184)

3.13 Bij brief van 8 februari 2012 heeft verweerder klager een declaratie gestuurd ten bedrage van € 10.000,00, exclusief 7% kantoorkosten en BTW voor op 14 januari 2012 verrichte werkzaamheden van 08.00 uur – 23.00 uur tegen een uurtarief van € 450,00, vermeerderd met 100% weekeindetarief.

4 BEOORDELING VAN HET VERZOEK

4.1 Gelet op de van de zijde van verweerder ingediende stukken en het betoog ter zitting wijst de voorzitter het verzoek om aanhouding van de zaak af. Niet is gebleken dat verweerder in zijn recht op een behoorlijke verdediging is geschaad.

INZAKE DE HEER S. (R.4066/12.200)

4.2 Gelet op de beslissing van de raad van 6 mei 2013 staat vast dat verweerder niet op eerste verzoek zijn cliënt een specificatie heeft toegezonden en zich niet aan de met zijn cliënt gemaakte afspraken heeft gehouden.

4.3 Verweerder heeft zijn stelling dat hij klager wel degelijk eerder een urenspecificatie heeft toegestuurd, doch dat deze retour is gekomen, niet genoegzaam aangetoond. Het overleggen van een lege envelop is voor het aannemen van het verweer onvoldoende.

INZAKE DE HEER K. (R.4131/13.38)

4.4 De voorzitter van de raad houdt vast aan de door de raad in diens beslissing van 3 juni 2013 vastgestelde feiten. Daarmee staat vast dat verweerder geen opdrachtbevestiging heeft gezonden aan zijn cliënt. Bovendien leidt ook de declaratie van ruim € 15.000,00 voor de korte periode waarin verweerder zijn cliënt heeft bijgestaan tot de vraag of verweerder zich zorgvuldig gedraagt in financiële aangelegenheden en een redelijk salaris in rekening brengt.

4.5 Verweerder heeft –zo volgt uit de door hem overgelegde stukken acht dagen na aanname van de betreffende zaak wel een opdrachtbevestiging gestuurd aan de vader van klager. Zoals verweerder ter zitting heeft erkend, wordt in de betreffende brief niet expliciet gesproken heeft over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.

INZAKE DE HEER A. (R.4277/13.184)

4.6 Vaststaat dat verweerder de heer A. geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd. Het declareren van € 10.000,00 exclusief BTW en kantoorkosten voor op één dag verrichte werkzaamheden komt de voorzitter voorshands excessief voor. Voorts ontbreekt enige vastlegging van de betalingsregeling, die volgens verweerder getroffen is met zijn cliënt.

4.7 Naar het oordeel van de voorzitter heeft de deken zijn verzoek voldoende gemotiveerd. Verweerder heeft de door de deken gestelde aanwijzingen bedoeld in artikel 60c Advocatenwet niet kunnen ontkrachten.

4.8 Het is genoegzaam gebleken dat verweerder diverse verzoeken en aanmaningen van de deken onbeantwoord laat, althans geen gevolg geeft aan verzoeken. Voorts is de voorzitter genoegzaam gebleken dat er aanwijzingen zijn dat er sprake is van financiële onzorgvuldigheden ten aanzien van een aantal cliënten van verweerder, welke onzorgvuldigheden deels reeds door de raad zijn vastgesteld.

4.9 Naar het oordeel van de voorzitter zijn er geen aanwijzingen dat het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet op oneigenlijke gronden is ingediend en is er geen sprake van misbruik van bevoegdheid van de deken door na weigering van verweerder om mee te werken aan een onderzoek op basis van artikel 12 Vafi een verzoek als het onderhavige in te dienen.

4.10 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat er voldoende aanleiding is om te twijfelen of de praktijk van verweerder wel naar behoren wordt uitgeoefend.

4.11 Het verzoek van de deken tot nader onderzoek en aanwijzing van een rapporteur ligt derhalve voor toewijzing gereed.

4.12 Het verzoek op basis van artikel 60e Advocatenwet wijst de voorzitter af, omdat het verzochte reeds verankerd is in dit artikel, zodat het opnemen daarvan in de beslissing niet nodig is.

 

5 BESLISSING

De voorzitter van de raad:

 wijst het verzoek om een onderzoek in te stellen naar de toestand van de praktijk van verweerder toe;

 benoemt de heer F. Blok van de UFT of een andere medewerker van de UFT tot rapporteur;

 bepaalt dat de rapporteur binnen vier weken na dagtekening van de beslissing zich een oordeel vormt over de vraag of verweerder al dan niet in staat moet worden geacht zijn praktijk thans behoorlijk uit te oefenen;

 bepaalt dat de rapporteur ten behoeve van het onderzoek de beschikking krijgt over het dossier zoals dat aan de voorzitter beschikbaar is gesteld;

 wijst het meer of anders verzochte af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter en mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter zitting van 23 september 2013.

 

griffier        voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Van deze beslissing kan verzet worden gedaan bij de raad van discipline door:

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het verzet moet binnen een termijn van 14 dagen na verzending van de beslissing worden gedaan door middel van indiening van een verzetschrift, waarin de gronden van het verzet zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De eerste dag van de termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing, uiter¬lijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift dus in het bezit zijn van de griffie van de raad van de discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijze worden ingediend:

a. Per post

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is: Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage

b. Bezorging

De griffie houdt kantoor aan het adres Alexanderstraat 4-6, 2514 JL ‘s-Gravenhage. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van de griffie is: 070 – 350 10 24. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline;

d. Telefonische informatie: 070 – 354 70 54 van maandag tot donderdag tussen 09.00 en 12.00 uur