Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:201

Zaaknummer

13-346A

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld door namens en op verzoek van zijn cliënten het faillissement van de D B.V. – van welke B.V. klagers 50% van de aandelen hadden - aan te vragen. Evenmin is gebleken dat verweerder minnelijke besprekingen - ter afwending van het faillissement van D B.V. – heeft gefrustreerd. Klacht kennelijk ongegrond”

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 10 december 2013

in de zaak 13-346A

naar aanleiding van de klacht van:

 

 klaagster sub 1

 de heer

 klager sub 2

hierna gezamenlijk: klagers

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 14 november 2013 met kenmerk PvRA/JTH; 4013-0847, door de raad ontvangen op 15 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster sub 1 houdt vijftig procent van de aandelen in D B.V. Klager sub 2 is bestuurder van en houdt alle aandelen in klaagster sub 1. Mevrouw F houdt via haar managementvennootschap F B.V. de andere vijftig procent van de aandelen in D B.V. Zij is tevens enig bestuurder van D B.V. en als zodanig zelfstandig bevoegd om D B.V. te vertegenwoordigen.

1.3 Tussen mevrouw F, F B.V. en D B.V. enerzijds en klagers anderzijds is een geschil ontstaan over een aantal vorderingen welke partijen op elkaar en op D B.V. stelden te hebben. Verweerder stond mevrouw F, F B.V. en D B.V. bij in hun geschil met klagers. Klagers werden in dat geschil bijgestaan door mr. S. Verweerder heeft vervolgens in opdracht van en namens mevrouw F en F B.V. het faillissement aangevraagd van D B.V. Klager sub 2 heeft zich tevergeefs tegen de faillissementsaanvraag verzet. D B.V. is in januari 2013 failliet verklaard.

1.4 Bij brief van 17 juni 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) ondanks pogingen van klager sub 2 om het faillissement van D B.V. te voorkomen willens en wetens de faillissementsaanvraag van D B.V. heeft doorgezet zonder het feitenmateriaal dat aan dat verzoek ten grondslag lag te verifiëren;

b) tegenstrijdige belangen heeft behartigd;

c) onterechte beschuldigingen en onjuiste mededelingen over klager sub 2 heeft geuit naar derden;

d) ter afwending van het faillissement van D B.V. niet heeft meegewerkt aan een oplossing in der minne en/of succesvol overleg heeft gefrustreerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht de klacht ongegrond. Hij heeft ten aanzien van alle klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zonodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt

4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 Met klachtonderdeel a beklagen klagers zich erover dat verweerder ondanks pogingen van klager sub 2 om het faillissement van D B.V. te voorkomen, willens en wetens de faillissementsaanvraag van D B.V. heeft doorgezet zonder het feitenmateriaal dat aan dat verzoek ten grondslag lag te verifiëren. Verweerder heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat volgens informatie van zijn cliënten tussen partijen op aandeelhoudersniveau een geschil was ontstaan. Ten gevolge van een door klager sub 2 ten laste van D B.V. gelegd derdenbeslag verkeerde D B.V. in een toestand dat zij was opgehouden te betalen. Volgens mevrouw F en F B.V. liepen de schulden van D B.V. iedere dag hoger op. Nadat tussen partijen een impasse was ontstaan, hebben mevrouw F en F B.V. verweerder opdracht gegeven om het faillissement van D B.V. aan te vragen. Daarvoor was geen additionele steunvordering nodig. Mevrouw F diende als bestuurder in het belang van D B.V. actie te ondernemen teneinde verdere schade te beperken. Verweerder stelt geen enkele aanleiding te hebben gehad aan dat standpunt te twijfelen. Verweerder heeft slechts gehandeld in opdracht van zijn cliënten. Voor zover klagers menen dat het faillissement onrechtmatig is aangevraagd, moeten zij mevrouw F en/of F B.V. aanspreken en niet verweerder, aldus verweerder.

4.4 Naar het oordeel van de voorzitter treft het verweer van verweerder doel. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënten het faillissement van D B.V. aangevraagd op basis van gegevens en informatie, die van hen afkomstig waren. Klagers hebben geen concrete feiten en omstandigheden genoemd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder de stellingen van zijn cliënten had moeten verifiëren op juistheid. Ook de Rechtbank Rotterdam is van de juistheid van voormelde stellingen uitgegaan, nu zij het faillissementsverzoek heeft toegewezen. Het is aan klagers om de onjuistheid van de stellingen in de betreffende gerechtelijke procedure en niet in een tuchtrechtelijke procedure te bestrijden. Niet aannemelijk is derhalve geworden, dat zich hier het – in de hiervoor besproken maatstaf genoemde – uitzonderingsgeval voordeed dat verweerder de van zijn cliënten verkregen informatie nader had moeten verifiëren. De juistheid van die informatie was naar het oordeel van de voorzitter niet op voorhand onaannemelijk. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter het volgende. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder tegenstrijdige belangen heeft behartigd. Uit het klachtendossier kan worden opgemaakt dat de belangen van D B.V. parallel liepen met de belangen van mevrouw F en F B.V. Evenmin is van de curator in het faillissement van D B.V. een bericht ontvangen dat sprake zou zijn van tegenstrijdige belangen. Als dit al anders zou zijn, is het naar het oordeel van de voorzitter bovendien nog maar de vraag of klagers ter zake een klachtrecht toekomt. In tuchtrechtelijk opzicht geldt immers dat alleen de eigen cliënt zich op het bestaan van een vermeend tegenstrijdig belang kan beroepen. Nu verweerder uitsluitend voor mevrouw F, F B.V. en D B.V. heeft opgetreden – en niet voor klagers -, kunnen klagers zich vanuit tuchtrechtelijk oogpunt niet op het bestaan van tegenstrijdige belangen beroepen. Ook klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

4.6 Met klachtonderdeel c beklagen klagers zich erover dat verweerder onterechte beschuldigingen en onjuiste mededelingen over klager sub 2 heeft geuit naar derden. Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerder gesteld dat hij door cliënten is geïnformeerd dat klagers de rekeningen van D B.V. hadden aangevuld om het krediet te verhogen. Verweerder had hiertoe ook rekeningafschriften van zijn cliënten ontvangen, welke overzichten geen aanleiding gaven om te twijfelen aan het standpunt van zijn cliënten, aldus verweerder.

4.7 Ook op dit punt treft het verweer van verweerder doel. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder onterechte beschuldigingen en/of onjuiste mededelingen over klager sub 2 heeft geuit naar derden. Naar het oordeel van de voorzitter hebben klagers ook op dit punt geen concrete feiten en omstandigheden genoemd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder de juistheid van de stellingen van zijn cliënten had moeten verifiëren. Dit geldt ook voor het standpunt van de cliënten van verweerder dat klagers de rekeningen van D B.V. hadden aangevuld, nu de door verweerder in deze klachtprocedure overgelegde rekeningafschriften betalingsmutaties laten zien die de stelling van de cliënten van verweerder onderbouwen. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter dat hem niet is gebleken dat verweerder niet zou hebben meegewerkt aan een oplossing in der minne en/of succesvol overleg zou hebben gefrustreerd. Uit de door verweerder in deze klachtprocedure overgelegde bijlagen kan juist worden opgemaakt dat verweerder meerdere malen de advocaat van klagers heeft benaderd om de mogelijkheden van een eventuele regeling te bespreken. Klachtonderdeel d is derhalve ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo, als griffier op 10 december 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 december per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.