Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4124

Zaaknummer

R. 4021/12.155

Inhoudsindicatie

Duidelijk blijkt uit de stukken dat de verwachtingen van klager anders lagen dan de opdracht die verweerder van de rechtsbijstandverzekeraar van klager had gekregen.Verweerder had er goed aan gedaan beter vast te leggen dat zijn opdracht zeer beperkt was. Dat hij dit niet heeft gedaan, leidt onder de gegeven omstandigheden niet tot de conclusie dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Klacht ongegrond.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 augustus 2012 met kenmerk R11/12/79 aan de Raad van Discipline, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 december 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd ter zitting bijgestaan door een tolk. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    In oktober 2007 heeft klager ernstig letsel opgelopen toen hij zich, vanwege belagers, genoodzaakt voelde uit het raam van zijn woning te springen.

2.3    Klager is direct opgenomen in een ziekenhuis en is aldaar bezocht door de Politie Haaglanden. De betreffende opsporingsambtenaar heeft toen een verklaring opgenomen.

2.4    Verweerder is in maart 2008 benaderd door de rechtsbijstandverzekeraar van klager.

2.5    Verweerder heeft vervolgens het proces-verbaal van aangifte uit oktober 2007 opgevraagd en dit in juni 2008 aan klager doorgestuurd.

2.6    Verweerder heeft nadien nog enkele keren contact gehad met hulpverleners van klager. Dit heeft geleid tot een afsluitende brief van verweerder aan klager van 14 juli 2009.

2.7    Bij brief van 15 maart 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.    hij de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd. Klager heeft gesteld dat er te weinig zou zijn gebeurd waardoor de mogelijke aanspraken van klager niet meer gerealiseerd kunnen worden;

b.    hij klager in de kou heeft laten staan onder andere doordat hij geen moeite wilde doen duidelijkheid te verkrijgen waar het de precieze gang van zaken in oktober 2007 betrof.

4    VERWEER

Verweerder heeft gesteld dat hij van zijn opdrachtgever, de rechtsbijstandverzekeraar van klager, alleen het verzoek heeft gekregen het proces-verbaal uit oktober 2007, opgemaakt in het ziekenhuis te Den Haag, boven tafel te krijgen. Nadrukkelijk heeft verweerder gesteld dat hem niet was opgedragen om ook de letselschadezaak voor klager te behandelen. Verweerder heeft gesteld dat hij nooit rechtstreeks contact met klager heeft gehad. Het contact verliep via hulpverleners. Nadat verweerder conform de opdracht van de rechtsbijstandverzekeraar van klager, het proces-verbaal uit oktober 2007 had verkregen, heeft hij dit aan klager doorgestuurd. Daarmee was zijn opdracht in beginsel volbracht. Nadat verweerder, in juni 2009, opnieuw werd benaderd door een maatschappelijk werkster van klager heeft hij klager bericht geen verdere mogelijkheden te zien in de zaak. Dit oordeel is nadien getoetst door een door de rechtsbijstandverzekeraar van klager aangewezen advocaat die conform het standpunt van verweerder oordeelde.

5    BEOORDELING

    Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

    5.1    Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de raad vast dat klager zich in 2008 heeft gewend tot zijn rechtsbijstandverzekeraar. De rechtsbijstandverzekeraar heeft vervolgens de zaak aan verweerder voorgelegd. Klager wordt dus geacht bekend te zijn met zijn verzoek om rechtsbijstand. De kern van de klacht van klager is dat verweerder zijn belangen onvoldoende zou hebben behartigd. De raad stelt echter vast dat verweerder heeft gedaan hetgeen hij conform de opdracht van de rechtsbijstandverzekeraar moest doen. De raad kan zich gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting voorstellen dat de verwachtingen van klager anders lagen. Verweerder had er goed aan gedaan beter vast te leggen dat zijn opdracht zeer beperkt was. Dat hij dit niet heeft gedaan, leidt onder de gegeven omstandigheden niet tot de conclusie dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.   

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaard de klachtonderdelen a en b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl