Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4016

Zaaknummer

13-025A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft opgetreden voor een vennootschap waarvan hij in het verleden bestuurder is geweest en welke vennootschap is gevestigd op het kantooradres van verweerder. Geen sprake van belangenconflict. Verweerder was niet gehouden zich terug te trekken. Vrijheid van handelen. Klachten kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 22 februari 2013

in de zaak 13-025A

naar aanleiding van de klacht van:

mr.

advocaat te Amsterdam

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 januari 2013 met kenmerk13-13-0012, door de raad ontvangen op 25 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder treedt op als advocaat van de besloten vennootschap N, de wederpartij van de cliënte van klager in een geschil over beëindiging van de huurovereenkomst tussen N als verhuurder en de cliënte van klager als huurster.

1.3 Verweerder is vanaf de oprichting van N bestuurder geweest van de besloten vennootschap, welke vennootschap is gevestigd op hetzelfde adres als de advocatenpraktijk van verweerder. Verweerder heeft zich met ingang van 15 maart 2011 als bestuurder teruggetrokken, waarna de zoon van verweerder als bestuurder is aangesteld. Als bestuurder van de vennootschap heeft verweerder begin 2011 nog de eerste correspondentie over het geschil dat partijen verdeeld hield, gevoerd.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder in strijd met gedragsregels 1, 2.1, 3 en 5 onduidelijkheid heeft geschapen over zijn positie in de belangenbehartiging van zijn cliënte door afwisselend op te treden als aandeelhouder, bestuurder dan wel advocaat;

b) verweerder in strijd met gedragsregel 17 zich niet welwillend heeft opgesteld door te weigeren zich terug te trekken, waardoor het niet is gelukt om een regeling in der minne te bereiken.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist dat hij aandeelhouder is van N. Evenmin is verweerder bestuurder, al is hij dat in het verleden wel geweest. Verweerder is van mening dat klager onvoldoende toelicht op welke wijze hij in strijd handelt met de voor advocaten geldende regels.

4 BEOORDELING

ad klachtonderdeel a)

4.1 Vooropgesteld zij dat de advocaat geacht wordt zijn beroep in vrijheid en onafhankelijkheid uit te oefenen en dat dit als uitgangspunt heeft te gelden bij de behartiging van de belangen van de cliënt. Daarbij geldt dat ook de schijn dat de advocaat zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling ten nadele van de cliënt, te allen tijde dient te worden vermeden. De advocaat dient steeds zelf te beoordelen of hij voor de cliënt kan optreden of niet. Houdt de advocaat zich niet aan deze uitgangspunten dan ontstaat het gevaar dat de advocaat het vertrouwen in de advocatuur schaadt.

4.2 Klager verwijt verweerder dat hij onduidelijkheid heeft geschapen over zijn positie in de belangenbehartiging van N. Uit de stukken van het dossier is de voorzitter niet gebleken dat verweerder onduidelijkheid heeft laten ontstaan over zijn positie. Uit de overgelegde correspondentie (het gebruik van briefpapier van N dan wel briefpapier van zijn advocatenpraktijk) blijkt dat het voor de cliënte van klager duidelijk was dat verweerder als bestuurder van N optrad en nadien als advocaat van N. Ook voor klager was zulks blijkens de correspondentie duidelijk. Dat verweerder kort voor zijn aftreden als bestuurder nog éénmalig op briefpapier van zijn advocatenpraktijk heeft gecommuniceerd doet daaraan niet af.  Hetzelfde geldt voor het feit dat N op hetzelfde adres is gevestigd als de advocatenpraktijk van verweerder. Van een (dreigend) belangenconflict is in het algemeen pas sprake als de advocaat zich in een positie brengt waardoor er een tegenstelling kan ontstaan tussen zijn eigen belangen en die van zijn cliënte. Daarvan is in dit geval geen sprake, nog daargelaten de vraag of klager bij een dergelijke klacht een eigen belang zou hebben. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.3 De voorzitter stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren.

4.4 Volgens klager had verweerder zich dienen terug te trekken als advocaat teneinde een minnelijke regeling te kunnen bereiken. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor ten aanzien van klachtonderdeel is a) is overwogen onder 4.2, is de voorzitter van mening dat verweerder niet gehouden was om zich terug te trekken. Uit de correspondentie blijkt dat ook verweerder heeft getracht om een minnelijke regeling tot stand te brengen, maar dat zulks niet is gelukt. Dat het mislukken van een regeling uitsluitend is mislukt door onjuist optreden van verweerder is geenszins gebleken. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is de voorzitter dan ook niet gebleken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 22 februari 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.