Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3726

Zaaknummer

B176-2012

Inhoudsindicatie

Het ligt op de weg van een advocaat een kwestie betreffende in rekening gebrachte kosten voor een onterecht ingesteld hoger beroep in zijn geheel zorgvuldig af te handelen. De gebleken omissie was echter niet van dien aard, dat verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Verweerder heeft bovendien ter zitting gesteld, het bedrag alsnog te crediteren. 

Inhoudsindicatie

Een herzieningsprocedure is niet bedoeld voor het aandragen van nieuw verkregen bewijs. Alleen indien sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel bestaat de mogelijkheid tot herziening van een gerechtelijke beslissing. Hiervan was in deze zaak geen sprake.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 7 januari 2013

in de zaak B 176-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.      A

2.      B     

                  

klagers

 

tegen:

 

C

 

                                        verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 18 juni 2012 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 19 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klaagster sub 2, tevens als nabestaande van klager sub 1 en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 18 juni 2012, met bijlagen.

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Garagebedrijf X vorderde van klager sub 1 betaling van onbetaald gebleven nota’s betreffende werkzaamheden aan auto’s en levering van materialen. Hiertoe had garagebedrijf X een procedure tegen klager sub 1 bij de Kantonrechter aanhangig gemaakt. Verweerder heeft klager sub 1 in deze kantongerechtprocedure bijgestaan.

2.2         Bij vonnis dd. 20 oktober 2010 werd klager sub 1 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.847,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2010 over dit bedrag, doch verminderd met een bedrag ad € 706,-, alsmede tot betaling van de kosten aan de zijde van de wederpartij begroot op € 588,89.

2.3         Verweerder heeft namens klager sub 1 hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter ingesteld. De advocaat van de wederpartij van klager sub 1 heeft verweerder bij brief van 4 maart 2011 bericht dat het vonnis niet appellabel was, aangezien de vordering waarover de rechter in eerste instantie had beslist, na vermindering van eis, niet meer dan € 1.750,00 beliep, op grond waarvan klager sub 1 niet-ontvankelijk verklaard zou worden met veroordeling in de kosten van de wederpartij. De advocaat van de wederpartij berichtte er daarom van uit te gaan dat de dagvaarding in hoger beroep niet zou worden aangebracht. Verweerder heeft de dagvaarding in hoger beroep vervolgens niet aangebracht.

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

verweerder de belangen van klaagster in een procedure bij de kantonrechter te Z op grond van het volgende niet goed heeft behartigd:

 

1.   klagers hebben op advies van verweerder een deel van de nota betaald, waardoor de resterende vordering waarover de rechter in eerste instantie diende te beslissen zodanig laag was geworden , dat geen hoger beroep tegen het vonnis van de Kantonrechter mogelijk was;

2.   verweerder heeft klagers de mogelijkheid onthouden om bewijs aan te leveren;

3.   verweerder heeft bij klagers kosten in rekening gebracht ter zake van het ingestelde hoger beroep, terwijl hij had gezegd hiervoor geen kosten in rekening te zullen brengen;

4.   verweerder heeft klagers niet gewezen op de mogelijkheid om een herzieningsprocedure aanhangig te maken;

5.   verweerder heeft het dossier niet direct aan klagers geretourneerd.

 

Klagers hebben ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2         Verweerder heeft klagers in eerste instantie medegedeeld dat de wederpartij gelijk had, maar toen klagers het daar niet mee eens waren, hadden zij volgens verweerder ineens weer gelijk.

3.3         Klagers hadden wel degelijk geprotesteerd tegen de rekeningen van de garagehouder.

3.4         Verweerder heeft klagers zonder bewijzen de procedure in laten gaan. Hij wachtte steeds tot het laatste moment, voordat hij in actie kwam. Hierdoor konden klagers geen aanvullend bewijs meer verzamelen. Een aanbod om te proberen bewijzen aan te dragen werd door verweerder afgeslagen.

3.5         Verweerder had aangeboden om de zaak te regelen zonder kosten. Het hoger beroep is op de laatste dag ingesteld, maar uiteindelijk weer ingetrokken. Klaagster heeft daarvoor toch rekeningen gekregen.

3.6         Verweerder had moeten weten dat herziening van een rechtszaak aangevraagd kan worden bij nieuw verkregen bewijzen.

 

4                VERWEER

4.1         Verweerder heeft klagers er vanaf het begin op gewezen dat zij hun stellingen dat de rekeningen al waren betaald en dat de werkzaamheden niet of ondeugdelijk waren uitgevoerd danwel voor een te hoog bedrag in rekening waren gebracht, dienden te bewijzen. Klagers hebben geen bewijs kunnen leveren en de procedure daardoor verloren. Klagers wilden de procedure persé voortzetten, omdat zij meenden te zijn opgelicht. Verweerder heeft klagers de vraag voorgehouden of het belang van de zaak voortzetting daarvan rechtvaardigden. Verweerder heeft daarbij gewezen op zijn kosten en op een mogelijke veroordeling in de kosten van de procedure.

4.2         Verweerder heeft getracht de zaak in der minne te schikken, maar de wederpartij weigerde daaraan mee te werken.

4.3         Klagers hebben pas na de dagvaarding geprotesteerd tegen de rekeningen. Klagers hebben het bedrag dat zij volgens eigen berekening aan de wederpartij meenden schuldig te zijn betaald. Verweerder heeft klagers voorgehouden dat zij dienden te bewijzen dat de overige rekeningen niet juist waren. Klagers wisten vanaf het begin wat zij moesten aanleveren.

4.4         Verweerder heeft de processtukken laat ingediend, omdat hij in afwachting was van bewijsmateriaal van klagers. De processtukken zijn wel steeds op tijd ingediend. Klagers kwamen pas op de dag van indienen van de conclusie van dupliek met het aanbod om bewijzen aan te dragen.

4.5         Verweerder heeft hoger beroep tegen het vonnis ingesteld. Toen bleek dat dit vanwege de hoogte van de vordering niet mogelijk was, is het hoger beroep ingetrokken. De in rekening gebrachte kosten zijn nadien gecrediteerd.

4.6         Het dossier is op eerste verzoek in orde gemaakt en kon bij de secretaresse van verweerder worden opgehaald.

 

5                ONTVANKELIJKHEID

5.1     Klager sub 1 is op 6 juni 2012 overleden. Klaagster sub 2 heeft ten overstaan van de raad verklaard de klacht als nabestaande van klager sub 1 mede namens klager sub 1 voort te zetten. Nu klaagster sub 2 optreedt als rechtsopvolgster van klager sub 1, verklaart de raad klaagster sub 2 ontvankelijk in haar klacht tegen verweerder.

 

BEOORDELING

              6.1     Als niet weersproken is komen vast te staan, dat klagers zelf hebben berekend welk bedrag zij naar hun mening verschuldigd waren aan garagehouder X, welk bedrag zij vervolgens aan deze hebben voldaan. Voor zover verweerder klagers heeft geadviseerd om het bedrag, wat klagers zelf meenden verschuldigd te zijn, aan garagebedrijf X te voldoen, valt verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Tegen dat gedeelte van de vordering kon immers geen verweer gevoerd worden, zodat klagers door de rechter in ieder geval tot betaling daarvan, vermeerderd met rente en kosten, veroordeeld zouden worden. Dat de mogelijkheid van hoger beroep door de te geringe hoogte van de resterende vordering is komen te vervallen, valt verweerder evenmin te verwijten.

              6.2     Het is begrijpelijk dat verweerder zich op het standpunt stelde dat klagers dienden te zorgen voor bewijs van hun stellingen. Noch uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is gebleken dat verweerder klagers de mogelijkheid heeft onthouden bewijsmateriaal aan te leveren. Als niet weersproken staat vast dat klagers pas op de datum van indiening van de conclusie van dupliek het aanbod hebben gedaan om nadere bewijzen aan te dragen. Verweerder heeft de conclusies in afwachting van nader bewijsmateriaal op het laatste moment, maar wel tijdig, ingediend. Het valt verweerder niet te verwijten dat klagers het benodigde bewijsmateriaal niet tijdig hebben aangedragen.

              6.3     Het derde klachtonderdeel heeft betrekking op door verweerder ten onrechte in rekening gebrachte kosten voor het hoger beroep. Ter zitting van de raad is gebleken dat de voor het hoger beroep in rekening gebrachte kosten, met uitzondering van de deurwaarderskosten ad € 98,08, door verweerder zijn gecrediteerd en verrekend. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de deurwaarderskosten abusievelijk nog niet zijn gecrediteerd en dat hij hiervoor alsnog zorg zal dragen. De raad is van oordeel dat het weliswaar op de weg van verweerder had gelegen de kwestie betreffende de kosten van het hoger beroep in zijn geheel zorgvuldig af te handelen, maar dat de gebleken omissie niet van dien aard is dat verweerder daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Verweerder heeft bovendien ter zitting toegezegd, het bedrag alsnog te zullen crediteren. 

6.4       Een herzieningsprocedure is niet bedoeld voor het aandragen van nieuw verkregen bewijs. Alleen indien sprake is van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel bestaat de mogelijkheid tot herziening van een gerechtelijke beslissing. Hiervan was in deze zaak geen sprake. Het valt verweerder derhalve niet te verwijten dat hij klagers niet heeft gewezen op de mogelijkheid van een herzieningsprocedure.

 

6.5              Uit de brief van klagers van 26 juni 2011 aan de deken blijkt dat klagers op      29 maart 2011 driemaal hebben gebeld met het kantoor van verweerder, waarna zij later op die dag het dossier bij verweerder zijn gaan ophalen. Nu klagers het dossier dezelfde dag bij verweerder hebben opgehaald, is het vijfde klachtonderdeel feitelijk ongegrond.

 

6.6       De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries , M.B.Ph. Geeraedts , J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op8 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klaagster

-            verweerder

-            de deken van de orde van advocaten te Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl