Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:45
Zaaknummer
ZWB 43-2013
Inhoudsindicatie
Naar behoren geadviseerd over bezichtiging van door wederpartij getroffen bouwkundige voorzieningen voorafgaand aan zitting in kort geding. Verzuim verhinderdata cliënt te vragen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, nu deze is verschenen. Niet aannemelijk dat klager niet over ingesteld cassatieberoep is geïnformeerd. Ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 26 augustus 2013
in de zaak ZWB 43-2013
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
gemachtigde:
B
tegen:
C
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 6 februari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Ter zitting van 3 juni 2013 zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 6 februari 2013 en de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Klager heeft sinds 2005 een geschil met L. over een tegenover zijn woning door L. gerealiseerd woon-zorgcomplex, van waaruit de bewoners volgens klager te veel uitzicht op zijn dakterras hebben. Klager werd in dit geschil bijgestaan door verweerder.
2.2 Krachtens overeenkomst tussen klager en L. heeft de laatste een zogenoemde kijkgeleiding aangebracht. Omdat meerdere bewoners zich hierover hadden beklaagd, heeft L. in een bodemprocedure ontbinding van de overeenkomst op dit punt gevorderd, welke vordering door de rechtbank is toegewezen maar door het hof bij arrest van 15 november 2011 is afgewezen. Tegen dat arrest is cassatie ingesteld.
2.3 Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding van 10 januari 2012 L. op straffe van een dwangsom veroordeeld om een (ondertussen verwijderde) kijkgeleiding aan te brengen die de privacy van klager waarborgt. L. heeft in dit verband werkzaamheden uitgevoerd, maar volgens klager onvoldoende. Verweerder heeft daarop in opdracht van klager beslag gelegd ten laste van L. ter incasso van de volgens klager verbeurde dwangsommen.
2.4 Bij vonnis in kort geding van 6 april 2012 heeft de voorzieningenrechter, na bezichtiging van de situatie ter plaatse, geoordeeld dat de door L. aangebrachte voorzieningen de privacy van klager voldoende waarborgen en binnen de in zijn vonnis van 10 januari gestelde termijn zijn aangebracht. Op deze gronden heeft de voorzieningenrechter klager de tenuitvoerlegging van dat vonnis heeft verboden en het beslag opgeheven.
2.5 Op 10 april 2012 heeft klager verweerder per e-mail bericht dat hij de overeenkomst van opdracht met onmiddellijke ingang beëindigt. Klager heeft vervolgens een andere advocaat in de arm genomen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. zonder overleg met klager de door L. ter voldoening aan het vonnis van 10 januari 2012 uitgevoerde werkzaamheden heeft bezichtigd, klager niet heeft uitgenodigd daarbij aanwezig te zijn, klager hierover achteraf te laat heeft geïnformeerd, en heeft nagelaten klager aan te raden zelf een bezichtiging uit te voeren. Het feit dat hij geen bezichtiging had uitgevoerd, is klager blijkens het vonnis van 6 april 2012 zwaar aangerekend;
2. klager niet heeft gevraagd om zijn verhinderdata voor het kort geding dat heeft geleid tot het vonnis van 6 april 2011;
3. klager er te laat van op de hoogte heeft gesteld dat L. beroep in cassatie heeft ingesteld tegen het arrest van het hof.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Het is aan verweerder om handelingen uit te voeren in het belang van de behandeling van het dossier. De voorschouw was in het belang van de behandeling van het dossier. Verweerder wilde voorkomen dat klager woorden in de mond zouden worden gelegd en heeft er voor gekozen klager niet mee te nemen. Na afloop van de bezichtiging heeft verweerder klager op de hoogte gebracht.
4.2 Verweerder heeft klager wel degelijk geïnformeerd over het feit dat L. wilde dat er nogmaals zou worden bezichtigd. Klager was hiervan op de hoogte, onder meer door verweerders e-mailbericht aan klager d.d. 13 februari 2012. Klager heeft echter aangegeven dat hij niet wilde gaan kijken. Uit het e-mailbericht van 8 februari 2012 van klager aan verweerder blijkt duidelijk dat klager niet wilde gaan kijken, dat er in zijn ogen niets was veranderd en dat hij de dwangsommen wilde gaan innen. Van 13 tot en met 21 februari 2012 was klager afwezig. Op 7 maart 2012 heeft klager verweerder bericht dat hij beslag wilde laten leggen. Op 12 maart 2012 heeft verweerder klager bericht dat het zijn voorkeur had om eerst ter plaatse te gaan kijken en heeft hij tevens aangegeven dat beslaglegging voor de wederpartij aanleiding zou zijn om een executiegeschil te beginnen. Verweerder heeft klager derhalve geadviseerd wel te gaan kijken, maar het was de uitdrukkelijke wens van klager om niet meer te gaan kijken. De uitkomst van het laatste kort geding is geen gevolg van het handelen van verweerder.
4.3 Klachtonderdeel 2
Verweerder kan zich niet meer herinneren of klager naar zijn verhinderdata is gevraagd. Doorgaans doet verweerder dit wel, maar of dat in dit geval is gedaan, weet verweerder eenvoudigweg niet meer. Klager en verweerder hadden heel veel telefonisch overleg en verweerder neemt aan dat hij klager daarin ook heeft gevraagd naar zijn verhinderdata. Overigens bleek de zittingsdatum voor klager geen probleem en kon hij dus op de zitting aanwezig zijn.
4.4 Klachtonderdeel 3
Klager wist van het feit dat er cassatie was ingesteld, daarover is zowel mondeling als schriftelijk gecommuniceerd. Verweerder heeft klager erop gewezen dat hij niet als cassatieadvocaat kan optreden en dat hij daarvoor een advocaat in het arrondissement D dient te benaderen. In het e-mailbericht d.d. 18 december 2011 sprak klager al over de cassatie, daaruit blijkt dat hij steeds is geïnformeerd.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, meebrengen dat niet iedere misslag of ieder verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.
5.3 Klachtonderdeel 1
Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat verweerder de situatie ter plekke heeft bekeken op 1 februari 2012 tijdens een voorschouw, waarbij klager niet aanwezig was. Op 6 februari 2012 is klager van dit bezoek op de hoogte gesteld. Van enig bezwaar van klager tegen dit bezoek blijkt niet uit de correspondentie, integendeel: uit het e-mailbericht d.d. 19 januari 2012 blijkt dat het juist de bedoeling was dat verweerder eerst zelf de situatie ter plekke zou opnemen. De raad is van oordeel dat het door verweerder op 1 februari 2012 afgelegde bezoek valt binnen de grenzen van de aan hem toekomende beleidsvrijheid.
5.4 Uit de e-mailwisseling die tussen partijen heeft plaatsgevonden, met name uit de e-mailberichten d.d. 13 februari 2012 en 7 maart 2012, blijkt naar het oordeel van de raad dat verweerder klager wel degelijk heeft geïnformeerd over de wens van L. dat klager de situatie ter plekke zou bekijken. Verweerder heeft klager voorafgaand aan het beslag meerdere malen geadviseerd om wel te gaan kijken. Uit de e-mailwisseling blijkt voorts dat klager het niet nodig vond om te gaan kijken, omdat hij vanaf zijn eigen terrein voor zichzelf tot de conclusie was gekomen dat de voorzieningen niet voldeden.
5.5 De voorzieningenrechter heeft op 6 april 2012 geoordeeld dat de voorzieningen die hij ter plekke aantrof wel afdoende waren, zodat het beslag moest worden opgeheven. De raad acht niet aannemelijk dat het oordeel van de voorzieningenrechter anders zou hebben geluid indien klager de voorzieningen wel tevoren had bezichtigd. Klager was immers blijkens de e-mailwisseling van oordeel dat de voorzieningen die ten tijde van het kort geding waren getroffen niet voldoende waren en het ligt naar het oordeel van de raad voor de hand dat klager de getroffen voorzieningen ook bij een bezichtiging zou hebben afgekeurd.
5.6 De raad is van oordeel dat verweerder van de gang van zaken rond de bezichtiging geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.7 Klachtonderdeel 2
Klager heeft gesteld dat verweerder heeft verzuimd klagers verhinderdata op te vragen. Verweerder heeft aangegeven dat hij zich niet meer weet te herinneren of hij zulks al dan niet heeft gedaan. De raad is van oordeel dat, ook indien vast zou staan dat verweerder heeft verzuimd klagers verhinderdata op te vragen, dit niet een zodanige omissie betreft dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Niet is gebleken dat klager enig probleem had met het tijdstip van het kort geding. Klager heeft de zitting in kort geding bijgewoond. Dat klager enig nadeel zou hebben ondervonden van de mogelijke omissie zijdens verweerder is derhalve niet gebleken. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
5.8 Klachtonderdeel 3
Uit het e-mailbericht van klager aan verweerder d.d. 18 december 2011 blijkt dat klager op dat moment op de hoogte was van het voornemen van de wederpartij om cassatie in te stellen. In het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 10 januari 2012 is voorts in overweging 3.4 vermeld dat cassatie was ingesteld. Op 12 maart 2012 heeft verweerder klager vervolgens bericht: “Heb je overigens al nagedacht wie je de cassatie wilt laten doen? Daarvoor is een advocaat in D vereist.” In verweerders afsluitende brief aan klager d.d. 10 april 2012 heeft verweerder klager “nogmaals” een tweetal dagvaardingen van de wederpartij toegestuurd, waaronder de cassatiedagvaarding.
5.9 De raad acht het op basis van de hierboven genoemde correspondentie niet aannemelijk dat klager niet op de hoogte was van het feit dat er cassatie was ingesteld, noch dat verweerder zou hebben verzuimd de cassatiedagvaarding eerder aan klager toe te sturen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.
5.10 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, L.W.M. Caudri, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg en uitgesproken ter openbare zitting van 26 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 augustus 2013
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Z
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement X
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl