Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:195

Zaaknummer

13-180A

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder confraternele correspondentie in het geding te hebben gebracht en zich tot de rechter te hebben gewend nadat de zaak voor vonnis stond. Klacht gegrond zonder oplegging van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 9 december 2013

in de zaak 13-180A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 4 juli 2013, door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 vermelde brieven;

- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijsten.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager treedt op voor zijn cliënte in een procedure bij de rechtbank Breda, afdeling kanton. Verweerder treedt op voor de gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. In deze procedure heeft verweerder met zijn kantoorgenote een conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie ingediend, waaraan was toegevoegd confraternele correspondentie. In een later stadium hebben verweerder en zijn kantoorgenote, terwijl de zaak voor vonnis stond, een akte ingediend. Op verzoek van klager is de akte uit het procesdossier gelicht en aan verweerder en zijn kantoorgenote geretourneerd.

2.3 Bij brieven van 19 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zonder overleg met klager confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht;

b) verweerder zich alsnog tot de rechter heeft gewend nadat de zaak voor vonnis stond;

c) verweerder niet gelijktijdig een kopie van de brief aan de rechtbank aan klager heeft verzonden.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 Het eerste klachtonderdeel ziet op het overleggen van confraternele correspondentie. De raad zal dit klachtonderdeel toetsen aan het uitgangspunt van het Hof van Discipline dat de in de Gedragsregels verankerde plicht om confraternele correspondentie niet in geding te brengen op onaanvaardbare wijze aan waarde zal inboeten indien het een advocaat vrij zou staan om naar eigen goeddunken en op grond van een eigen opvatting omtrent de betekenis van de inhoud van die correspondentie en omtrent hetgeen het belang van zijn of haar cliënt meebrengt, zonder de wederpartij daarin te kennen, te bepalen dat hij of zij van die correspondentie gebruik zal maken. Op dit uitgangspunt kunnen onder bijzondere omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, in het bijzonder als de waarheidsvinding tot het overleggen van die correspondentie zou nopen. De vraag of zodanige uitzondering zich voordoet kan evenwel in beginsel eerst in overweging worden genomen als de advocaat, voorafgaande aan het in geding brengen van die correspondentie, de wederpartij van dit voornemen op de hoogte heeft gesteld en om toestemming heeft gevraagd. Bij dat overleg dient de omvang van de ter kennis van de rechter te brengen correspondentie te worden betrokken. Vervolgens dient te worden onderzocht of niet kan worden volstaan met het weergeven van een zakelijke vermelding van de correspondentie of de relevante passages uit de correspondentie. Voor het citeren van passages uit confraternele correspondentie c.q. het overleggen van kopieën van die correspondentie kan daarnaast eerst plaats zijn als de inhoud daarvan (in eigen bewoordingen uitgedrukt) door de wederpartij niet als juist wordt erkend. Immers, alleen dan komt de zaak in een bewijsfase. Indien dit overleg niet tot een oplossing zou hebben geleid, had de deken geraadpleegd kunnen en moeten worden (HvD 6421, 18-2-2013).

4.2 Gelet op dit uitgangspunt stond het verweerder niet vrij, zonder dat klager hierin werd gekend en zonder dat om zijn toestemming werd gevraagd, de correspondentie, gewisseld tussen klager en verweerder, als bijlage bij de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie en derhalve in de procedure openbaar te maken. De klacht is derhalve gegrond.

Klachtonderdelen b) en c)

4.3 Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op het zich wenden tot de rechter nadat de zaak voor vonnis stond en het niet gelijktijdig zenden van een kopie van die brief aan de rechtbank aan klager. Het tweede lid van Gedragsregel 15 stond eraan in de weg dat verweerder zich nadat de zaak voor vonnis stond, zonder toestemming van klager tot de rechter wendde. Bovendien had verweerder zich, gelet op het eerste lid van Gedragsregel 15 bovendien niet tot de rechter mogen wenden zonder gelijktijdige toezending van een afschrift aan klager van het bericht aan de rechtbank. De klacht is derhalve gegrond.

5 MAATREGEL

5.1 De raad acht alles afwegend, waaronder de omstandigheid dat verweerder na protest van klager de rechter heeft verzocht de confraternele correspondentie uit het dossier te halen, de omstandigheid dat de akte uiteindelijk uit het procesdossier is gelicht, alsmede het door verweerder getoonde inzicht ter zitting, een gegrondverklaring zonder oplegging van enige maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

 - verklaart de klacht gegrond.

 

Aldus gewezen door mr. Th. S. Röell, voorzitter, mrs. G.J. Kaaij, B.J. Sol. J.H.P. Smeets en L.D.H. Hamer, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 december 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl