Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:64

Zaaknummer

OB 62-2013

Inhoudsindicatie

Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door namens zijn cliënte jegens klager een gerechtelijke procedure aanhangig te maken waarin verweerders cliënte niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onderbewindstelling. Steeds in overleg met en met instemming van de bewindvoerder namens de vrouw opgetreden, klager heeft geen bezwaar gemaakt en ook geen nadeel ondervonden.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 september 2013

     in de zaak OB62-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

       

B

 

verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 4 maart 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 1 juli 2013 zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 4 maart 2013 en de daarbij gevoegde stukken;

-          De nagekomen brief van verweerder met bijlagen d.d. 11 juni 2013;

-          De nagekomen brief van klager met bijlagen d.d. 13 juni 2013.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Na ondertekening van het echtscheidingsconvenant is de ex-echtgenote van klager opgenomen op een zogenaamde P. Na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in het huwelijksregister zijn bij beschikking d.d. 17 januari 2008 alle goederen van de ex-echtgenote van klager onder bewind gesteld. Begin 2008 heeft de bewindvoerder zich tot verweerder gewend met het verzoek het echtscheidingsconvenant te beoordelen en te onderzoeken of het convenant kon worden aangetast omdat de bewindvoerder het vermoeden had dat de ex-echtgenote, hierna: “de vrouw”, was benadeeld.

2.2     Verweerder heeft het convenant vervolgens op grond van artikel 3:34 BW vernietigd en heeft klager uitgenodigd om opnieuw in overleg te treden over de gevolgen van de echtscheiding.

2.3     Op 16 juni 2008 heeft verweerder de echtscheidingsbeschikking doen betekenen en aanspraak gemaakt op betaling van achterstallige alimentatie, waarna op 7 juli 2008 executoriaal loonbeslag is gelegd ten laste van klager. Klager heeft de vrouw vervolgens in kort geding gedagvaard en opheffing van het beslag gevorderd, welke vordering op 10 september 2008 door de voorzieningenrechter is afgewezen.

2.4     Omdat het niet mogelijk bleek om in der minne een regeling te treffen heeft verweerder namens de vrouw verschillende procedures aanhangig gemaakt. Bij vonnis d.d. 1 september 2010 is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar bij dagvaarding ingestelde vorderingen ter zake de vernietiging van het echtscheidingsconvenant en in de proceskosten veroordeeld. Bij beschikking d.d. 11 oktober 2010 is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar bij verzoekschrift ingestelde verzoek tot wijziging van de alimentatie, waarbij de proceskosten werden gecompenseerd. In beide procedures had verweerder vergeefs incidentele verzoeken tot tussenkomst c.q. voeging van de bewindvoerder ingediend, tegen welke verzoeken klager zich heeft verzet. De beslissingen tot niet-ontvankelijkverklaring waren gebaseerd op het feit dat alle goederen onder bewind waren gesteld, waardoor de vrouw haar bevoegdheid om zelf te procederen had verloren.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij heeft gehandeld in strijd met gedragsregels 1 en 23.2 doordat hij:

1.                                namens de ex-echtgenote van klager procedures tegen klager heeft aangespannen, terwijl de ex-echtgenote niet zelfstandig in rechte mocht optreden;

2.                                namens de ex-echtgenote van klager beslag heeft laten leggen, terwijl de ex-echtgenote niet bevoegd was zodanige verzoeken te doen;

3.                                namens de ex-echtgenote rechtshandelingen heeft verricht, terwijl de ex-echtgenote niet bevoegd was rechtshandelingen te verrichten.

                                                                                                                            

 

4        VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1 en 3

          Als advocaat moet verweerder de belangen van zijn cliënte behartigen. Haar belangen vergen dat het convenant wordt vernietigd, de pensioenen worden verevend en de alimentatie wordt vastgesteld. Klager, noch zijn advocaat heeft in de procedures ooit het verweer gevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk was omdat zij optrad als formele procespartij en niet haar bewindvoerder. Bovendien heeft klager de vrouw zelf gedagvaard als formele procespartij.

4.2     Van onrechtmatig handelen jegens klager is geen sprake. De vrouw is niet bevoegd tot procederen nu al haar goederen onder beschermingsbewind zijn gesteld, maar die wettelijke regeling strekt tot bescherming van de vrouw als rechthebbende en niet anderen zoals klager. Diverse malen heeft verweerder aan klager voorstellen gedaan tot een minnelijke regeling, doch klager reageert daar niet op. Het is klagers keuze om te volharden in zijn standpunten, maar dat betekent wel dat het belang van de vrouw vergt dat verweerder klager in rechte betrekt. Dat gaat gepaard met kosten die voor zijn rekening komen en ook dienen te blijven. De proceskostenveroordeling ten laste van de vrouw heeft het kantoor van verweerder aan klager voldaan zodat deze proceskosten niet ten laste van het vermogen van de vrouw zijn gekomen. 

4.3     Klachtonderdeel 2

          Naar aanleiding van het gelegde beslag heeft klager vergeefs een executiegeschil aanhangig gemaakt. De echtscheidingsbeschikking kan worden geëxecuteerd. Het beschermingsbewind is overigens pas na de echtscheidingsbeschikking van kracht geworden.

 

5        BEOORDELING

        5.1     De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De raad zal de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

        5.2     Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder tweemaal namens zijn cliënte jegens klager een gerechtelijke procedure aanhangig heeft gemaakt waarin verweerders cliënte niet-ontvankelijk werd verklaard omdat zij ten gevolge van het ingestelde bewind niet bevoegd was om zelfstandig te procederen. In deze procedures hebben noch klager noch zijn advocaat zich op de onbevoegdheid van de vrouw beroepen.

        5.3     Voorts blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat verweerder in de beide gerechtelijke procedures die hebben geresulteerd in een niet-ontvankelijkverklaring van zijn cliënte incidentele verzoeken tot tussenkomst c.q. voeging van de bewindvoerder heeft ingediend. Klager heeft zich evenwel uitdrukkelijk tegen tussenkomst c.q. voeging van de bewindvoerder verzet. De incidentele verzoeken zijn vervolgens afgewezen.

        5.4     De raad overweegt dat, nog daargelaten de vraag of verweerder aldus tweemaal een beroepsfout heeft gemaakt, klager geen (financieel) nadeel heeft ondervonden door het handelen van verweerder nu verweerder de betalingsverplichtingen van zijn cliënte voortvloeiende uit de proceskostenveroordeling voor zijn rekening heeft genomen.

        5.5     Als niet dan wel onvoldoende weersproken staat verder vast dat verweerder door de bewindvoerder van de vrouw is benaderd met het verzoek het echtscheidingsconvenant te beoordelen en te onderzoeken of het convenant kon worden aangetast. De raad acht aannemelijk dat verweerder steeds in overleg met en met instemming van de bewindvoerder namens de vrouw is opgetreden, in welk kader hij het convenant namens de vrouw heeft vernietigd en hij ten laste van klager beslag heeft doen leggen ter zake de achterstallige alimentatie. In het kader van de behartiging van de belangen van zijn cliënte stond het verweerder naar het oordeel van de raad vrij om de voor executie vatbare rechterlijke beslissing ten uitvoer te leggen middels het leggen van executoir beslag.

5.5     De raad zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.C. van den Dries, J.F.E. Kikken, J.J.M. Goumans, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 september 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       17 september 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        klager

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl