Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:83

Zaaknummer

ZWB241-2013

Inhoudsindicatie

Ondanks een eerder door de deken in deze kwestie ingenomen standpunt en ondanks een begrotingsbeslissing van de raad van toezicht weigert verweerder een bedrag van € 4.552,65 aan klaagster terug te betalen. Nu verweerder het kennelijk niet eens is met de begrotingsbeslissing en klaagster verweerder deswege heeft gedagvaard, staat het verweerder vrij daarover het oordeel van de rechter af te wachten.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak ZWB 241 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klaagster

 

tegen:

B

 

verweerder

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 22 juli 2013, met kenmerk K, door de raad ontvangen op 23 juli 2013, heeft de Deken van de orde van advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2013 in aanwezigheid van klaagster in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder in persoon, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. P. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de Deken van 22 juli 2013 met bijlagen; voorts heeft de raad kennis genomen van de brief van de gemachtigde van klaagster van 21 augustus 2013 met bijlagen. De telefax van verweerder aan de raad van 3 september 2013 met bijlagen maakt geen onderdeel uit van het dossier, enerzijds omdat dit stuk te laat is ontvangen en anderzijds omdat daarvan geen kopie aan klaagster is gestuurd.

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Van september 2007 tot begin 2012 heeft verweerder klaagster bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Begin 2012 heeft klaagster deze opdracht beëindigd en heeft zij zich gewend tot een andere advocaat.

2.2          Hierna is er tussen klaagster en verweerder discussie ontstaan over de hoogte en inzichtelijkheid van de door verweerder aan klaagster gestuurde declaraties, waarover zij op 29 mei 2012 een klacht heeft ingediend bij de Deken, die daarover haar standpunt heeft geformuleerd op 8 mei 2013.

2.3          Op instigatie van deze Deken heeft verweerder op 22 augustus 2012 een verzoek tot begroting van zijn declaraties bij de raad van toezicht ingediend, waarop door deze raad is beslist op 6 mei 2013. Deze beslissing komt erop neer dat verweerder een bedrag van € 4.552,65 dient terug te betalen aan klaagster.

2.4          Omdat verweerder in gebreke bleef met de betaling van dit bedrag heeft klaagster daarover een procedure aangespannen bij de rechtbank ZWB, kamer voor kantonzaken, locatie B, in welke procedure verweerder op 21 augustus 2013 de conclusie van antwoord heeft genomen.

 

3                klacht

          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk           verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.1         Ondanks het eerder door de Deken in deze kwestie ingenomen standpunt en ondanks de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht laat verweerder na het aan klaagster toekomende aan haar te betalen.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder wijst erop dat de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht geen executoriale titel oplevert en dat door klaagster inmiddels een procedure is aangespannen.

 

5                BEOORDELING

5.1         De klacht komt erop neer dat verweerder ondanks het eerder door de Deken in een andere klachtzaak ingenomen standpunt omtrent de hoogte en inzichtelijkheid van de door verweerder aan klaagster toegezonden declaraties en ondanks de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht van 6 mei 2013, waarin is bepaald dat verweerder een bedrag van € 4.552,65 aan klaagster dient terug te betalen, nalaat dit bedrag aan klaagster te betalen.

5.2         De raad stelt vast dat de begrotingsbeslissing van de raad van toezicht, die is gebaseerd op de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken van 1845, slechts voor de advocaat en niet voor de cliënt een executoriale titel kan opleveren.

5.3         Nu verweerder het kennelijk niet eens is met deze begrotingsbeslissing en klaagster verweerder deswege heeft gedagvaard, staat het verweerder vrij het oordeel van de civiele rechter af te wachten en eerst tot betaling aan klaagster over te gaan nadat hij daartoe is veroordeeld. Hoe klein de kans ook moge zijn dat de civiele rechter over hetgeen verweerder aan klaagster verschuldigd is tot een ander oordeel zal komen dan de raad van toezicht, die kans is niet nihil. In zoverre is de procedure die klaagster thans als eiseres tegen verweerder voert niet volstrekt zinloos te noemen.  Tuchtrechtelijk is het handelen van verweerder derhalve niet verwijtbaar, zodat de raad de klacht ongegrond zal verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-                          Verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gegeven door :  mr. E.P. van Unen, voorzitter, mr. S.A.R. Lely, mr. A.L.W.G. Houtakkers, mr. P.A.M. van Hoef, mevrouw mr. P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op          29 oktober 2013                             per aangetekende brief  verzonden aan:

-               klaagster

-               verweerder

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-               de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:

 

-      klaagster

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl