Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:25

Zaaknummer

13-123

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen zoals zij goeddunkt. Deze vrijheid mag niet ten faveure van de wederpartij beknot worden. Klacht kennelijk ongegrond en van onvoldoende gewicht.

Uitspraak

Beslissing van 19 juni 2013

in de zaak 13-123

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 29 mei 2013 met kenmerk RvT 2013-0017/LB/sd, door de raad ontvangen op 30 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager huurde een woning bij de woningstichting[ ], hierna: de woningstichting, te [ ]. Verweerster heeft de woningstichting bijgestaan  in het kader van een kort geding, om tot ontruiming van de woning van klager te komen, nu klager overlast bezorgde aan de omwonenden. Op 3 januari 2012 is het kort geding in eerste aanleg behandeld. Bij vonnis van 18 januari 2012 is de ontruiming van klager bevolen. De ontruiming zou aanvankelijk plaatsvinden op 8 februari 2012. Klager heeft door tussenkomst van een advocaat een spoedappel aanhangig gemaakt, met als doel ontruiming te voorkomen. De woningstichting wilde niet meewerken aan de opschorting van de ontruiming, die uitvoerbaar bij voorraad was gegeven, tot na de behandeling van het spoedappel. Het gerechtshof Den Haag heeft een tijdelijke voorziening getroffen en de ontruiming opgeschort tot en met 10 februari 2012, op welke datum de mondelinge behandeling van het spoedappel plaats heeft gevonden. Het hof heeft bij arrest van 21 februari 2012 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Klager is uit de woning ontruimd.

1.3 Zowel in eerste aanleg als in appel is, gelet op de hoeveelheid materiaal met betrekking tot de overlast en gedragingen van klager door de kantonrechter en het gerechtshof aannemelijk geacht dat in een bodemprocedure de ontruiming zou worden bevolen. Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat niet hij de veroorzaker van de overlast is, maar andere bewoners.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a. leugens heeft verkondigd tijdens het proces van klager zowel in het dossier als tijdens het hoger beroep;

b. bij binnenkomst van het gerechtshof tegen klager heeft gezegd dat hij zich niet hoefde te melden bij de balie omdat verweerster dit reeds had gedaan;

c. klager door dit gedrag heeft misleid en  hierdoor heeft medegewerkt aan een onrechtmatig proces;

d. in haar brief van 7 februari 2012 wartaal heeft gebruikt, namelijk “het kort geding in hoger beroep”;

e. in haar brief van 7 februari 2012 heeft geschreven dat zij de ontruiming van 8 februari 2012 door zal laten gaan, terwijl zij wel is verschenen op de zitting van 10 februari 2012. Hiermee heeft verweerster klager de mogelijkheid tot een eerlijk hoger beroep ontnomen;

f. in haar brief van 7 februari 2012 onjuistheden over klager heeft geschreven namelijk “van de kant van de zorg is er geen enkel bericht gekomen dat wijst op vertrouwen op verbetering van de situatie”;

g. in de pleitnota voor het hoger beroep onjuistheden over klager heeft geschreven, namelijk dat klager opzettelijk geluidsoverlast heeft gecreëerd, dat klager woonbegeleiding heeft, dat klager druk heeft uitgeoefend op een medebewoonster van het wooncomplex, dat klager is uitgenodigd op het kantoor van de cliënt van verweerster en dat klager geen binding heeft met de realiteit;

h. geen onderzoek te doen naar bovenstaande aantijgingen;

i. mee te werken aan een onrechtmatige zitting omdat verweerster wist dat het appeldagvaardingsverzoek van de toenmalige advocaat van klager nooit kon resulteren in de zitting van 10 februari 2012.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft zich erop beroepen dat zij als advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid bezit om de belangen van haar cliënte zo optimaal mogelijk te behartigen en dat deze vrijheid niet mag worden beknot ten faveure van klager. Zij heeft de grenzen van het toelaatbare niet overschreden.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Diverse klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling. Dit betreft onder andere de klachtonderdelen a, f, g en h.

Deze klachtonderdelen betreffen uitlatingen van verweerster over (het gedag van) klager in de procedure en in brieven. Het tuchtrecht dient er niet toe een advocaat ten faveure van de wederpartij te beknotten in zijn vrijheid om zijn cliënten bij te staan op de wijze die hem goed dunkt. De advocaat dient in een rechtsgeding de vrijheid te hebben om stellingen van zijn cliënt in diens belang aan de rechter over te brengen. Deze vrijheid vindt onder andere haar begrenzing in de plicht van de advocaat om zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en in de plicht zich te onthouden van nodeloos grievende uitlatingen. In het oog moet worden gehouden dat een advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Verweerster heeft zich gebaseerd op een omvangrijk dossier met betrekking tot klachten en overlastmeldingen door derden aan het adres van klager. Verweerster mocht afgaan op de gegevens die haar cliënte, de woningbouwvereniging haar verschafte en was niet gehouden zelfstandig onderzoek te doen naar aanleiding van het verweer van gedaagde. Voornoemde klachtonderdelen zijn derhalve kennelijk ongegrond.

4.3 Klachtonderdelen b. en c. lenen zich eveneens voor gezamenlijk behandeling.

Verweerster heeft toegelicht dat zij klager bij binnenkomst in het Paleis van Justitie heeft gemeld dat hij zich, gelet op de lange rij die zich had gevormd voor de centrale infobalie, niet hoefde te melden, en heeft klager verwezen naar de locatie waarop de zitting plaats zou vinden. Klager is ter zitting aanwezig geweest. Verweerster is klager behulpzaam geweest. Klager is in ieder geval niet in zijn belangen geschaad door de handelwijze van verweerster. Alles in ogenschouw genomen is de klacht naar het oordeel van de voorzitter van onvoldoende gewicht.

4.4 Klachtonderdeel d.

Kennelijk heeft de zinsnede “het kort geding in hoger beroep” bij klager vragen opgeroepen vanuit de gedachte dat er of sprake is van een kort geding of van een hoger beroep, maar dat een combinatie van die termen niet mogelijk zou zijn. Deze misvatting aan de kant van klager is van onvoldoende gewicht om op de klacht in te gaan.

4.4 Klachtonderdeel e.

Verweerster, althans de woningstichting, heeft de geplande ontruiming op 8 februari 2012 aanvankelijk niet willen opschorten, in afwachting van het spoedappel. Het gerechtshof heeft daarop een tijdelijke voorziening ex artikel 223 Rv getroffen en de ontruiming opgeschort tot en met 10 februari 2012, de dag waarop het hoger beroep ter zitting is behandeld. Verweerster kon en mocht zich in haar brief d.d. 7 februari 2012 namens haar cliënte op het standpunt stellen dat de ontruiming doorgang zou vinden. De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat verweerster klager daardoor de mogelijkheid tot een eerlijk hoger beroep heeft ontnomen. De ontruiming is immers opgeschort en eerst  ten uitvoer gelegd nadat het arrest van het hof op 21 februari 2012 is gewezen. Klager werd bovendien door een advocaat in het hoger beroep bijgestaan. Klachtonderdeel e. is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel i.

Het spoedappel is door de advocaat, tot wie klager zich inmiddels had gewend, op 7 februari 2012 aanhangig gemaakt. Op 10 februari 2012 heeft de mondelinge behandeling plaatsgehad, waarna arrest op 21 februari is gewezen. Zonder nadere onderbouwing en ook overigens is de stelling van klager dat er sprake is geweest van een onrechtmatige zitting op 10 februari 2012 niet te volgen. Voor zover klager heeft willen betogen dat een zitting in hoger beroep altijd ten overstaan van 3 raadsheren zou moeten plaatsvinden stelt de voorzitter vast dat, ook al is deze veronderstelling niet juist, zulks niet kan worden tegengeworpen aan verweerster. Klachtonderdeel i. is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klachtonderdelen a., e., f., g., h. en i. zijn kennelijk ongegrond;

De klachtonderdelen b., c. en d. zijn van onvoldoende gewicht

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 19 juni 2013

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten