Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-09-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:106
Zaaknummer
13-242A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat over onvoldoende communicatie kennelijk ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 24 september 2013
in de zaak 13-242A
naar aanleiding van de klacht van:
De heer
klager
tegen:
De heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 26 augustus 2013 met kenmerk 40-13-0785, door de raad ontvangen op 27 augustus 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager heeft zich op 31 augustus 2012 tot verweerder gewend met een verzoek om rechtsbijstand in een arbeidsongeschiktheidszaak en daarbij de medische rapportage van de verzekeringsarts overhandigd. Het door een voorgaande advocaat tegen de afwijzing van klagers WIA-uitkering ingediende bezwaarschrift was op 3 augustus 2012 afgewezen. Verweerder heeft namens verweerder beroep ingesteld, waarna de rechtbank de mondelinge behandeling heeft bepaald op 15 mei 2013.
1.3 Daarnaast heeft verweerder op 22 november 2012 een bezwaarschrift ingediend tegen de weigering van 2 november 2012 door het UWV om klager na een nieuwe ziekmelding van zijn sollicitatieverplichting te ontheffen. In dat kader heeft klager aan verweerder op 15 november 2012 medische informatie verstrekt.
1.4 In februari en maart 2013 heeft klager nieuwe medische informatie aan verweerder verstrekt.
1.5 Nadien heeft verweerder aan de rechtbank uitstel van de zitting voor onbepaalde tijd gevraagd en gekregen.
1.6 Verweerder heeft klager op 13 mei 2013 gebeld. Na het telefoongesprek heeft verweerder aan klager dezelfde dag geschreven dat er tussen hen geen vruchtbare samenwerking meer mogelijk was en heeft hij klager aangeraden een andere advocaat te zoeken.
1.7 Op 22 mei 2013 meldde zich een andere advocaat bij verweerder, aan wie hij de zaak vervolgens heeft overgedragen.
1.8 Klager heeft zich op het dekenspreekuur van 16 mei 2013 beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij zonder voorafgaand overleg met klager uitstel van de zitting van 15 mei 2013 aan de rechtbank heeft gevraagd. Als verweerder meende dat de door klager verstrekte medische informatie onvoldoende was, had verweerder dit eerder aan klager kunnen vertellen, zodat klager of verweerder tijdig aanvullende informatie had kunnen opvragen. Volgens klager blijkt uit medische informatie dat hij de bewuste klachten ook al had voor augustus 2012; daarom had deze informatie verwerkt moeten worden in de bezwaarprocedure (bedoeld zal zijn: beroepsprocedure), aldus klager.
3 VERWEER
Verweerder stelt dat hij herhaaldelijk (in november 2012 en eind maart 2013) aan klager heeft uitgelegd dat de (op 15 november 2012 en in februari/maart 2013) door klager verstrekte medische informatie niet relevant was voor het beroep tegen de afwijzing van de WIA-aanvraag, omdat deze niet het moment van de afwijzing van de WIA-aanvraag betrof. In een telefoongesprek van eind maart 2013 heeft klager volgens verweerder ingestemd met het vragen van uitstel van de zitting, nadat verweerder had uitgelegd dat dit nodig was om relevante informatie op te vragen en de zaak beter voor te bereiden. Omdat afgesproken was dat klager hem zou bellen en klager dit niet deed, heeft verweerder hem op 13 mei 2013 gebeld, teneinde op korte termijn een afspraak te maken. In dat gesprek stelde klager zich volgens verweerder plotseling op het standpunt dat hij alle relevante medische informatie allang had gegeven en dat er dus geen nieuwe informatie aan de rechter hoefde te worden overgelegd, waarop verweerder tegen klager heeft gezegd dat hij de procedure op grond van de bestaande informatie wellicht zou verliezen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter overweegt het volgende over de klacht.
4.2 De klacht ziet op de communicatie van verweerder met klager. Verweerder zou over het vragen van uitstel voor de zitting niet van tevoren met klager hebben overlegd en hij zou niet voldoende tijdig aan klager hebben verteld dat hij de door klager verstrekte medische informatie onvoldoende vond.
4.3 De voorzitter stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid moet bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is.
4.4 Het komt de voorzitter voor dat de beslissing van verweerder om uitstel van de zitting van 15 mei 2013 te vragen in het belang van klager is geweest. In ieder geval is niet gebleken dat die beslissing onjuist is geweest en dat de belangen van klager daardoor konden worden geschaad. Vast staat voorts dat klager vóór de zitting van het verleende uitstel op de hoogte is gebracht. Klager heeft voorts niet voldoende aannemelijk gemaakt dat verweerder niet of niet voldoende (tijdig) duidelijk heeft gemaakt dat hij ter voorbereiding van de zitting medische informatie betreffende het moment van de afwijzing van de WIA-aanvraag nodig had. Uit het feit dat klager in februari en maart 2013 nadere medische informatie aan verweerder heeft verstrekt, blijkt eerder het tegendeel. Voorts heeft klager niet weersproken dat er telefonisch contact is geweest eind maart 2013 en dat verweerder na dat contact uitstel van de zitting heeft gevraagd. Uit dit alles rijst eerder het beeld op dat verweerder herhaaldelijk aan klager heeft uitgelegd dat en waarom de aangedragen medische informatie niet relevant was en (uiteindelijk) dat uitstel van de zitting daarom beter was, maar dat klager deze uitleg niet heeft willen accepteren.
4.5 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 24 september 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.