Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:9

Zaaknummer

R.4071/12.205

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft in een hoger beroep procedure in telefonisch contact met de griffie verzocht om een aanhouding van de mondelinge behandeling. Het verzoek is niet schriftelijk bevestigd. De mondelinge behandeling heeft doorgang gevonden zonder dat verweerder en klaagster daarbij aanwezig waren. De daarna verkregen beslissing van het hof heeft verweerder in een verkeerd dossier opgeborgen en pas na bijna drie weken aan klaagster toegezonden.

Inhoudsindicatie

Klacht dat de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van klaagster en verweerder heeft plaatsgevonden en dat verweerder de beschikking van het hof niet voortvarend aan klaagster heeft toegezonden in beide onderdelen gegrond. Maatregel: berisping

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 8 november 2012, door de raad ontvangen op 12 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij brief van 7 februari 2013 heeft klaagster stukken in het geding gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 februari 2013 in aanwezigheid van klaagster, die werd vergezeld van de heer G., alsmede verweerder. De heer G.heeft een pleitnotitie overgelegd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een partneralimentatiezaak tegen klaagsters ex echtgenoot.

2.3    Verweerder heeft op 9 mei 2011 voor klaagster hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 17 februari 2011.

2.4    Verweerder heeft in juli 2011 van het hof bericht ontvangen dat de mondelinge behandeling zou plaatsvinden op 15 september 2011.

2.5    Omstreeks twee weken voor de mondelinge behandeling heeft verweerder een bespreking met klaagster gevoerd. Tijdens de bespreking heeft verweerder telefonisch contact opgenomen met de griffie van het gerechtshof in verband met een nog te voeren verweer tegen een incidenteel appèl. Verweerder heeft in dat telefoongesprek een uitstelverzoek gedaan.

2.6    Op 15 september 2011 heeft de mondelinge behandeling doorgang gevonden zonder dat klaagster en verweerder daarbij aanwezig waren.

2.7    Het gerechtshof heeft op 2 november 2011 een beschikking gegeven.

2.8    Op 21 november 2011 heeft verweerder klaagster geïnformeerd over de beschikking.

2.9    Bij brief van 3 maart 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:

a.    dat de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden zonder dat hij en klaagster daarbij aanwezig waren;

b.    dat verweerder de beschikking van 2 november 2011 in een verkeerd dossier heeft opgeborgen, waardoor klaagster eerst op 21 november 2011 over de beschikking werd geïnformeerd.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht is de gedragsregel dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig behoort te behandelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Verweerder heeft zijn fout toegegeven in dier voege dat hij bij het hof enkele dagen na het gevoerde telefoongesprek aan de bel had moeten trekken wegens het uitblijven van de schriftelijke bevestiging van het gevraagde en in zijn beleving ingewilligde verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling.

5.3    Naar het oordeel van de raad lag het op de weg van verweerder om hetzij zorg te dragen voor indiening van een schriftelijk aanhoudingsverzoek hetzij tijdig vóór de geplande zitting van het hof te verifiëren of de mondeling gevraagde aanhouding zou worden verleend.   

Door een en ander na te laten heeft verweerder verwijtbaar onzorgvuldig gehandeld.

5.4    De door verweerder aangevoerde veronderstelling dat, indien hij en klaagster wel ter zitting waren verschenen, de uitkomst niet anders was geweest, staat niet vast en doet overigens aan het voorgaande niet af.

5.5    Klachtonderdeel a is gegrond.   

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.6    Verweerder heeft bevestigd dat hij de beschikking van het hof na ontvangst in een verkeerd dossier heeft opgeborgen.

5.7    In beginsel behoort de advocaat zijn cliënt met de nodige voortvarendheid op de hoogte te stellen van een rechterlijke beslissing in diens zaak.   

In casu is de berichtgeving aan klaagster door een fout op het secretariaat van verweerder nodeloos bijna drie weken vertraagd. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder verwijtbaar onzorgvuldig heeft gehandeld in de berichtgeving aan klaagster.

5.8    Ook klachtonderdeel b is gegrond.

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

- legt als maatregel op een berisping.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, C.A. de Weerdt en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 april 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl