Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:201

Zaaknummer

R. 4319/13.226

Inhoudsindicatie

Uit de opdrachtbevestiging blijkt niet dat verweerder de opdracht heeft aanvaard een procedure, zoals door klager gesteld, voor klager te voeren. Het oordeel over de vraag of verweerder in strijd zou hebben gehandeld met de door klager gestelde overeenkomst is voorbehouden aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op 11 april 2013 heeft verweerder klager een einddeclaratie gestuurd ad € 3.237,66, waarop een bedrag van € 2.415,72 door klager is voldaan. Gesteld noch gebleken is dat ooit tegen de declaraties is geprotesteerd. Volgens de specificaties behorende bij die declaratie is een bedrag van € 1.750,00 aan voorschotkosten, griffierechten en deurwaarderskosten aan klager in rekening gebracht. Nu geen procedure is gevoerd, behoeven deze kosten niet door klager te worden voldaan. Verweerder heeft toegezegd voor deze kosten een credit declaratie op te stellen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen a tot en met d kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 3 september 2013, door de raad ontvangen op 4 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Klager heeft sinds 20 augustus 2012 de belangen behartigd van de heer A. in een al sinds 1994 lopende civiele kwestie betreffende het vorderen van schadevergoeding.

1.2 Verweerder trad sinds 2007 of 2008 voor deze heer A. op, nadat voordien drie andere advocaten dat hadden gedaan.

1.3 Klager heeft bij brief van 24 april 2013 een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

a. in strijd met de daarover met klager gesloten overeenkomst niet bereid is in rechte een schadevergoeding te vorderen van J. B.V.;

b. na de met klager gemaakte afspraak als hiervoor vermeld 6 maanden niets van zich heeft laten horen en niet heeft gereageerd op telefonische verzoeken;

c. klager onjuist heeft geadviseerd;

d. klager in een periode van 6 maanden € 7.000,00 in rekening heeft gebracht.

 

3. BEOORDELING

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met d

3.1 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen a tot en met d gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen.

3.2 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Wel dient de advocaat zijn cliënt steeds naar behoren te informeren en duidelijk te maken hoe hij te werk wil gaan. Deze verplichting houdt onder meer in dat de advocaat waar nodig ter voorkoming van misverstanden of onzekerheid, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt dient te bevestigen. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.3 Uit de stellingen en stukken volgt dat verweerder op 25 september 2012 een bespreking met klager heeft gevoerd, waarvan hij de inhoud aan klager heeft bevestigd bij brief van 3 oktober 2012. Uit deze brief blijkt niet dat verweerder de opdracht heeft aanvaard een procedure, zoals door klager gesteld, voor klager te voeren. Het oordeel over de vraag of verweerder in strijd zou hebben gehandeld met de door klager gestelde overeenkomst is voorbehouden aan de civiele rechter en niet aan de tuchtrechter. Voorts blijkt uit deze gang van zaken dat verweerder in de periode van 6 maanden na de bespreking klager wel heeft geïnformeerd. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager onjuist heeft geadviseerd. Klager heeft dit klachtonderdeel ook niet nader onderbouwd.

3.4 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder de heer A. van 2007 tot en met 2013 in totaal een bedrag van € 4.915,72 in rekening heeft gebracht, welk bedrag is voldaan. Op 11 april 2013 heeft verweerder klager een einddeclaratie gestuurd ad € 3.237,66, waarop een bedrag van € 2.415,72 door klager is voldaan. Gesteld noch gebleken is dat de heer A. en / of klager ooit tegen de declaraties heeft geprotesteerd. Volgens de specificaties behorende bij die declaratie is een bedrag van € 1.750,00 aan voorschotkosten, griffierechten en deurwaarderskosten aan klager in rekening gebracht. Nu geen procedure is gevoerd, behoeven deze kosten niet door klager te worden voldaan. Verweerder heeft toegezegd voor deze kosten een credit declaratie op te stellen.

3.5 Voor zover klager verweerder een verwijt maakt dat er stukken in zijn dossier ontbreken, kan dit op basis van de tegenstrijdige verklaringen en de stukken niet worden vastgesteld.

3.6 De gedragingen van verweerder zijn, gemeten naar genoemde maatstaf, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 30 september 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-

Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.