Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3734
Zaaknummer
12-136A
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Conflicterend belang. Eerst optreden voor klagers. Daarna tegen klagers. Verweerster heeft bij conflict check niet onzorgvuldig gehandeld. Wijziging van namen van partijen. Klachtonderdeel ongegrond. Op het moment dat duidelijk was dat verweerster niet vrijstond begon zitting. Klagers wilden geen aanhouding. Verweerster moest toen kiezen tussen blijven en weggaan. Omdat nieuwe cliënte de zitting niet had voorbereid en de Nederlandse taal niet machtig is, is verweerster gebleven. Wel strijd met geragsregel 7 lid 4, maar in de gegeven omstandigheden van het geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar als bedoeld in art. 46 Advocatenwet. Klachtonderdeel ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 23 januari 2013
in de zaak 12-136A
naar aanleiding van de klacht van:
Mevrouw
De heer
Wonende te Amsterdam
klagers
tegen:
Mevrouw mr.
Advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 mei 2012 met kenmerk 1112-551, door de raad op 10 mei 2012 ontvangen, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2012 in aanwezigheid van partijen, verweerster vergezeld van haar kantoorgenoot mr. X. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de genoemde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd 1 tot en met 8 in de bij die brief gevoegde inventarislijst;
- het door de raad als nummer 9 aan de inventarislijst toegevoegde besprekingsverslag van de hoorzitting van 12 januari 2012 van de bezwaarschriftencommissie.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.2 Klagers wonen in Amsterdam op adres X. Zij stellen hinder te ondervinden van een belendend horecabedrijf, gevestigd op adres Y te Amsterdam (hierna: “de locatie”).
2.3 In de periode van september 2006 tot en met mei 2008 heeft verweerster de belangen behartigd van “omwonenden [adres]” in een geschil met de toenmalig exploitant van de locatie. Klagers behoren tot deze groep van omwonenden.
2.4 Bij brief van 4 december 2011 hebben klagers bezwaar aangetekend tegen het besluit van de afdeling vergunningen van Stadsdeel Zuid d.d. 28 oktober 2011, inhoudende een exploitatievergunning voor een alcoholvrij horecabedrijf op de locatie.
2.5 In de bezwaarschriftenprocedure is een hoorzitting geweest op 12 januari 2012. Het daarvan opgemaakte verslag luidt onder meer:
“[klager] merkt op dat [verweerster] de omwonenden van [adres] heeft bijgestaan in een vorige procedure inzake de exploitatie van [de locatie]. Deze procedure betrof de intrekking van de exploitatievergunning en sluiting van de zaak van een vorige exploitant van [de locatie]. Bezwaarden maken er bezwaar tegen dat [verweerster] nu optreedt namens de huidige exploitanten van [de locatie] omdat zij mogelijk voordeel heeft van informatie uit die vorige zaak toen zij namens bezwaarden optrad als gemachtigde.
De Voorzitter schorst hierop de zitting en geeft belanghebbende de gelegenheid te overleggen.
[verweerster] laat na schorsing weten dat haar cliënten niet zelf het woord wensen te voeren in deze zaak. Ze is voornemens alsnog het woord te voeren namens cliënten. Zij acht hiermee niet te handelen in strijd met de geldende beroepsethiek/attitude omdat het een andere zaak met een andere exploitant betreft en dat de vorige zaak zich reeds jaren geleden afspeelde.
De voorzitter geeft aan de zitting nogmaals te schorsing om de bezwaarschriftencommissie de gelegenheid te geven zich te beraden op deze situatie.
De voorzitter geeft na de schorsing twee opties weer. De eerste optie is dat belanghebbenden de gelegenheid nemen om een andere gemachtigde te zoeken. De zaak wordt dan aangehouden en de hoorzitting wordt verdaagd. Hieraan is wel de voorwaarde verboden dat alle aanwezige partijen de toezegging doen dat daarmee de beslistermijn tevens wordt opgeschort. De tweede optie is dat de hoorzitting gewoon doorgang vindt. Het is [verweerster] eigen verantwoording om gelet op de geldende beroepsethiek binnen de advocatuur de afweging te maken of ze als gemachtigde van belanghebbenden kan optreden. Het is niet aan de bezwaarschriftencommissie in deze afweging te treden, noch aan de commissie om de bijstand van belanghebbenden te bepalen dan wel af te keuren. Indien belanghebbenden wensen door te gaan en [verweerster] tevens namens hun zal blijven optreden en bezwaarden besluiten op te stappen, betekent dit voor bezwaarden wel dat zij formeel in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord en dat de commissie geen nieuwe hoorzitting zal laten plannen.
De hoorzitting wordt een derde maal geschorst om bezwaarden in de gelegenheid te stellen in overleg te treden.
Na de schorsing wordt besloten alsnog de hoorzitting voort te zetten met het uitdrukkelijke verzoek van bezwaarden om in dit verslag op te nemen dat zij er bezwaar tegen hebben dat [verweerster] belanghebbenden vertegenwoordigt en dat zij belanghebbende het verzoek doen om van gemachtigde en diens kantoor te veranderen.”
2.6 Verweerster heeft zich na de hoorzitting van 12 januari 2012 als advocaat uit de zaak teruggetrokken.
3 KLACHT
3.1 De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a. zich voor dat zij de zaak in behandeling nam niet van heeft vergewist of sprake was van een mogelijk conflicterend belang;
b. conflicterende belangen heeft gediend en zich, nadat hiervan bleek, niet direct als advocaat heeft teruggetrokken;
4 VERWEER
4.1 Verweerster voert tegen de klachten verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen. De raad stelt daarbij voorop dat het een advocaat in principe niet is toegestaan tegen een voormalig cliënt op te treden (gedragsregel 7 lid 4).
5.2 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij, toen zij de zaak van de horeca-exploitant van de locatie in behandeling nam, een zogenaamde ‘conflict check’ heeft gedaan en dat uit de uitkomst daarvan niet bleek dat het haar niet vrijstond om de zaak in behandeling te nemen. Verweerster heeft er daarvoor op gewezen dat de zaak van klagers in eerste instantie was ingeschreven op “omwonenden [adres]” versus [naam exploitant] en dat de horecalocatie inmiddels van eigenaar was gewisseld, zodat bij de controle niet de naam van klagers of die van de exploitant naar voren kwam. Tegen deze achtergrond is de raad van oordeel dat verweerster bij haar onderzoek de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen, zodat het eerste klachtonderdeel faalt.
5.3 Verweerster heeft erkend dat zij in eerste instantie (indirect) de belangen van klagers heeft gediend en daarna die van de wederpartij. Het is tussen partijen in confesso dat partijen hier eerst kort – misschien maar 15 minuten – voor de hoorzitting achter kwamen. Klagers hebben zich verzet tegen de aanwezigheid van verweerster. Verweerster heeft daar tegen in gebracht dat haar cliënte de Nederlandse taal niet machtig is en dat haar cliënte de zitting niet had voorbereid; tussen verweerster en haar cliënte was juist afgesproken dat verweerster uitsluitend het woord zou voeren. Tijdens de hoorzitting hebben alle partijen zich over de aldus ontstane situatie beraden, waarbij klagers uiteindelijk hun wens hebben laten prevaleren om snel duidelijkheid te krijgen over hun bezwaar en daarom niet met een aanhouding hebben ingestemd en verweerster er in het kader van de jegens haar cliënte in acht te nemen zorgvuldigheid er voor heeft gekozen om als diens gemachtigde aanwezig te blijven.
5.4 De raad oordeelt hierover als volgt. Klagers hebben er – om hen moverende redenen – voor gekozen de hoorzitting door te laten gaan. Op dat moment zag verweerster zich in een positie geplaatst dat zij moest beslissen hetzij tegen haar voormalig cliënten optreden (door te blijven) hetzij haar nieuwe cliënte ter zitting in de steek laten (door weg te gaan), terwijl deze cliënte de Nederlandse taal niet machtig was en de zitting niet had voorbereid. Naar het oordeel van de raad van de raad heeft verweerster onder die omstandigheden niet onjuist gehandeld door ter zitting op te treden voor de nieuwe cliënte en zich direct na afloop daarvan terug te trekken. Daarbij is voor de raad niet komen vast te staan dat verweerster over vertrouwelijke informatie van klagers beschikte die voor de behandeling van het bezwaarschrift van belang is geweest noch is komen vast te staan dat klagers schade door het handelen van verweerster hebben geleden. Dit betekent naar het oordeel van de raad dat verweerster weliswaar in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 7 lid 4, maar dat zij op grond van de specifieke omstandigheden van dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld zoals bedoeld in art. 46 van de Advocatenwet. Het klachtonderdeel wordt derhalve ongegrond bevonden.
5.5 Het vorengaande leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart:
- de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. G.J.W. Pulles, B. Roodveldt, B.J. Sol en J.J. Trap, leden, bijgestaan door mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klagers
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl