Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3992

Zaaknummer

M112-2012

Inhoudsindicatie

Verzet deels gegrond omdat een klachtonderdeel in de voorzittersbeslissing niet is beoordeeld. Klacht alsnog ongegrond omdat verweerder van het feit dat zijn cliënte buiten zijn medeweten de kinderen meenam naar de zitting geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Niet gebleken dat verweerder de vereiste afstand tot zijn cliënte uit het heeft oog verloren.

Inhoudsindicatie

Verzet deels gegrond; klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 februari 2013

     in de zaak M 112-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 april 2012 op de klacht van:

 

                                       

                                        A

 

                                        klager

 

                                        tegen:

                                        B

 

                                        verweerder

 

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 24 april 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond, deels niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 27 april 2012 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 9 mei 2012, door de raad ontvangen op 10 mei 2012, heeft klager verzet gedaan tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 10 december 2012. Bij de mondelinge behandeling is verweerder verschenen. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

    -     de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 9 mei 2012

          -      de nagekomen brief van klager d.d. 21 november 2012.

 

  

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

 2.1     Verweerder heeft de wederpartij van klager bijgestaan in een familierechtelijke kwestie betreffende de minderjarige kinderen van klager en de cliënte van verweerder.

 

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         verweerder medewerking heeft verleend aan een frauduleuze aanvraag van een toevoeging door zijn cliënte;

2.         verweerder ten onrechte aan de advocaat van klager heeft medegedeeld dat zijn cliënte aangifte heeft gedaan van kindermishandeling door klager, alsmede dat klager medewerking weigert waardoor de kinderen van hulp verstoken blijven;

3.         verweerder heeft de vereiste afstand tot zijn cliënte uit het oog verloren ( c.q. zijn onafhankelijkheid) door behulpzaam te zijn bij het onttrekken van de kinderen aan het gezag en door het vermelden van het bestaan van een niet bestaande aangifte als feit;

4.         verweerder medeplichtig is aan door zijn cliënte gepleegde strafbare feiten;

5.         verweerder de kinderen heeft meegenomen naar de zitting zonder de advocaat van klager daarvan vooraf op de hoogte te stellen;

6.         verweerder geen kopie van zijn pleitnota aan de advocaat van klager heeft overgelegd.

     3.2     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de klachtonderdelen ondeugdelijk worden weergegeven in de voorzittersbeslissing en dat de ongegrondverklaring van de klacht berust op een ondeugdelijke motivering. Klager heeft niet bedoeld te klagen over verweerders onafhankelijkheid omdat hij bevriend is met de nieuwe echtgenoot van zijn ex-vrouw, maar verweerder heeft de vereiste afstand tot zijn cliënte uit het oog verloren ( c.q. zijn onafhankelijkheid) door behulpzaam te zijn bij het onttrekken van de kinderen aan het gezag en door het vermelden van het bestaan van een niet bestaande aangifte als feit.

 

 

4               BEOORDELING

4.1         De raad stelt vast dat in de voorzittersbeslissing klachtonderdeel 5 niet is beoordeeld. Derhalve is het verzet gegrond.

4.2         De raad overweegt ter zake klachtonderdeel 5 dat verweerder ter zitting desgevraagd onweersproken heeft gesteld dat hij niet wist dat zijn cliënte de kinderen zou meenemen naar de zitting. Ter zake kan verweerder dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel 5 is derhalve ongegrond.

4.3         De voorzitter heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van een klacht over het optreden van de advocaat van een wederpartij ervan behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. 

 

4.4         De raad is van oordeel dat klager het verwijt dat verweerder de vereiste afstand tot zijn cliënte uit het heeft oog verloren onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit niet is komen vast te staan. Niet gebleken is dat verweerder informatie heeft verstrekt waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze onjuist was. Dat achteraf is gebleken dat de aangifte van kindermishandeling was omgezet in een melding, maakt dit niet anders. Evenmin is gebleken dat verweerder behulpzaam is geweest bij het onttrekken van de kinderen aan het gezag.

4.5         Ter zake de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 zijn in het verzetschrift en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Derhalve concludeert de raad dat het onderzoek in verzet naar de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 niet heeft geleid tot een vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet ter zake de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 als ongegrond moeten worden afgewezen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-          verklaart het verzet ter zake klachtonderdeel 5 gegrond en verklaart klachtonderdeel 5 alsnog ongegrond;

-          verklaart het verzet terzake de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6  ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013 van mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op19 februari 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  O

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan ter zake de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.

 

Ter zake klachtonderdeel 5 van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-           klager

-           verweerder

-           de deken in het arrondissement Limburg

-           de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.    Per post

 

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

 

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

 

b.    Bezorging

 

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

 

c.    Per fax

 

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

 

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl