Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4212

Zaaknummer

13-087A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 april 2013

in de zaak 13-087A

naar aanleiding van de klacht van:

 Amsterdam

klaagster,

tegen:

De heer mr.

advocaat te

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief, met bijlagen, van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 27 maart 2013, met kenmerk 1313-0035, door de raad ontvangen op 28 maart 2013.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in enkele juridische kwesties.

1.3 Klaagster is eigenaar van een pand te Amsterdam en heeft – toen nog niet bijgestaan door verweerder – onderhandelingen gevoerd met KPN over verhuur van een deel van dat pand. Vervolgens heeft KPN nakoming geëist van de huurafspraken die volgens haar waren gemaakt. Klaagster heeft vervolgens de huurafspraken ontbonden. KPN heeft daarna bij dagvaarding van 20 juni 2012 in kort geding van klaagster geëist (1) ondertekening van de aan de dagvaarding gehechte huurovereenkomst, (2) het ter beschikking stellen van de ruimte in kwestie en (3) een verbod om met een derde te onderhandelen over het aangaan van een huurovereenkomst met betrekking tot de ruimte in kwestie.

1.4 Over deze kwestie en (onder meer) een door een derde gelegd conservatoir beslag tot levering van het pand heeft klaagster aan verweerder advies gevraagd. In zijn advies van 22 juni 2012 aan klaagster heeft verweerder over het geschil met KPN onder meer geschreven:  “Mijn advies aan u is om zo spoedig mogelijk met KPN om de tafel te gaan om de zaak te regelen en te voorkomen dat u aansprakelijk wordt gehouden voor vertragingsschade. Uw kansen in dit kort geding zijn minimaal.”

De positie van klaagster in de kwestie van het beslag tot levering werd in dit advies door verweerder eveneens als “zeer zwak” beoordeeld.

1.5 Op verzoek van klaagster heeft verweerder haar in het kort geding tegen KPN op de zitting van 28 juni 2012 bijgestaan.

1.6 Bij vonnis in kort geding heeft de kantonrechter Amsterdam op 5 juli 2012 de drie vorderingen van KPN toegewezen en daarbij per vordering een dwangsom opgelegd van € 5000 voor iedere dag dat klaagster niet aan de veroordeling zou voldoen, met een maximum van € 500.000.

1.7 Bij mail van 9 juli 2012 heeft verweerder aan de directeur van klaagster voor zijn bijstand in alle door hem behandelde zaken opgave gedaan van het daarvoor door klaagster verschuldigde en klaagster verzocht het totaalbedrag nog dezelfde week over te maken. Op 10 juli 2012 heeft een andere advocaat verweerder verzocht het dossier aan hem over te dragen. Na ontvangst van de betaling van klaagster heeft verweerder het dossier op 13 juli 2012 overgedragen aan deze andere advocaat.

1.8 Op 25 juli 2012 heeft klaagster verweerder schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. Verweerder heeft de aansprakelijkheid bij brief van 21 augustus 2012 van de hand gewezen en de aansprakelijkstelling kort nadien doorgeleid naar zijn verzekeraar.

1.9 Bij brief, met bijlage, aan de deken van 20 september 2012 heeft klaagster zich beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij

a) in de kort geding procedure tegen KPN “vele kansen heeft laten liggen”en belangrijke aspecten van de zaak niet ter zitting naar voren heeft gebracht, in het bijzonder doordat hij

1. geen verweer heeft gevoerd tegen het door KPN gestelde spoedeisend belang;

2. geen melding heeft gemaakt van onderhandelingen/gesprekken met derden;

3. geen melding heeft gemaakt van de reden van klaagster om een voorstel van KPN niet te accepteren;

4. geen correspondentie of gespreksverslagen heeft ingebracht;

5. niet heeft weersproken de stelling van KPN dat de bestuurder van klaagster een relatie zou hebben met de exploitante van het restaurant dat in het pand werd gedreven;

6. geen bezwaar heeft gemaakt tegen de in het vonnis genoemde termijn;

7. geen bezwaar heeft gemaakt tegen de eis van een verbod voor klaagster om met derden te onderhandelen over het sluiten van een huurovereenkomst;

8. geen bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van de overgelegde huurovereenkomst;

9. aan de directeur van klaagster geen exemplaar van de pleitnota heeft verstrekt;

10. de pleitnota niet heeft voorgedragen ter zitting;

b) klaagster niet op de hoogte heeft gesteld van de eis tot het opleggen van dwangsommen (in de dagvaarding die klaagster van verweerder heeft ontvangen ontbreekt volgens klaagster de eis tot het opleggen van dwangsommen) en niet om matiging van de dwangsommen heeft verzocht;

c) in de kwestie van het conservatoir beslag tot levering “vele kansen heeft laten liggen”.

3. BEOORDELING

3.1 De voorzitter stelt vast dat geklaagd wordt over de kwaliteit van de door verweerder verleende rechtsbijstand. Nu men in redelijkheid van mening kan verschillen wat de beste aanpak van een zaak is, dient de tuchtrechter de kwaliteit van het optreden en van de adviezen van de advocaat met enige terughoudendheid te beoordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan deze maatstaf worden getoetst.

3.2 Voor klachtonderdeel c geldt dat klaagster niet in de vereiste concrete zin heeft toegelicht dat verweerder in de kwestie van het conservatoir beslag tot levering “kansen heeft laten liggen”. Het dossier biedt ook geen aanknopingspunten voor de stelling dat verweerder in die kwestie kansen heeft laten liggen. Klachtonderdeel c is kennelijk ongegrond.

3.3 De klachtonderdelen a en b zijn door verweerder gemotiveerd bestreden. Zijn verweer vindt naar het oordeel van de voorzitter deels steun in de stukken in het klachtdossier, in het bijzonder in de dagvaarding, de pleitnota, in de brief van verweerder aan de rechtbank van 27 juni 2012 met bijgevoegde stukken en in het vonnis. Voor het overige deel is het verweer door klaagster onvoldoende weersproken.

3.4 Verweerder is kennelijk pas kort voor de kortgedingzitting van 28 juni 2012 als (opvolgend) advocaat door klaagster ingeschakeld. Hij heeft klaagster in genoemd advies van 22 juni 2012 duidelijk uiteengezet dat en waarom hij meende dat het standpunt van klaagster juridisch moeilijk houdbaar en haar kansen in het kort geding minimaal waren. Dit advies was niet duidelijk onjuist. Blijkens het vonnis heeft verweerder gepleit aan de hand van een pleitnota. Aangenomen moet worden dat dit de pleitnota is die zich in het klachtdossier bevindt. Anders dan klaagster stelt, zijn daarin, en in de brief van verweerder aan de rechtbank van 27 juni 2012 met bijgevoegde stukken, de meeste door haar genoemde punten wel degelijk opgenomen.

3.5  De door deze stukken en de pleitnota niet bestreken punten stelt verweerder mondeling ter zitting nog in aanvulling daarop te hebben bepleit. Nu hier het woord van verweerder tegenover dat van klaagster staat, kan de voorzitter niet vaststellen dat de desbetreffende verwijten van klaagster juist zijn.

3.6  Na de uitspraak heeft verweerder klaagster nog geadviseerd aan het vonnis te voldoen om verbeurte van de dwangsommen te voorkomen. Dit advies was juist. Daarmee heeft verweerder klaagster trachten te behoeden voor de schade die klaagster thans kennelijk heeft geleden. Ook dit advies was niet duidelijk onjuist. Voorts heeft verweerder, ook nadat klaagster daags na het vonnis de zaak aan een andere advocaat had overgedragen, nog gewezen op de risico’s met betrekking tot de dwangsommen. Dat de dwangsommen blijkens de deurwaardersexploten in het klachtdossier kennelijk in november 2012 toch verbeurd zijn en dat de wederpartij ter inning ervan executoriaal beslag heeft gelegd op het pand van klaagster in Amsterdam kan klaagster niet aan verweerder verwijten.

De conclusie van dit alles is dat er geen sprake van is, dat verweerder bij de behandeling van de zaak tegen KPN duidelijk onjuist is opgetreden of heeft geadviseerd. Ook de klachtonderdelen a en b zijn kennelijk ongegrond.

3.7 Gezien het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier, op 26 april 2013 .   

 

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 29 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.