Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:31

Zaaknummer

12-255

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerster zich er onvoldoende rekenschap van heeft gegeven dat het laten horen als getuigen van de ouders van haar cliënte een levensgrote kans op meineed in zich droeg. Raad: verweerster heeft kunnen menen dat het in het belang was van haar cliënt om als onderdeel van de verdediging gevolg te geven aan de wens van diens ouders hun eerdere verklaring te preciseren en hen met dat doel ter zitting mee te nemen. Het gold hier immers een – mogelijke - alibiverklaring. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak 12-255

naar aanleiding van de klacht van:

Hoofdadvocaat-generaal [A],

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 december 2012, door de raad ontvangen op 21 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 mei 2013 in aanwezigheid van zowel klager als verweerster.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster is in 2011 en 2012 opgetreden als advocaat van een thans 24-jarige man, die verdacht werd van het plegen dan wel medeplegen van een gewapende overval op 18 februari 2011 tussen 20.45 en 20.50 uur. Hij heeft steeds ontkend. Zijn medeverdachte heeft een belastende verklaring afgelegd.

2.3 Verweersters cliënt, hierna te noemen ‘de cliënt’, is op 25 mei 2011 door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar. De rechtbank heeft als bewijsmiddelen aangemerkt de aangifte van de overval, de verklaring van de medeverdachte en van diens vader, de verklaring van een getuige van twee wegrennende mannen die de hoek omrenden en daarna een in die straat hard optrekkende auto, het proces-verbaal van aanhouding enige tijd later om 21:29 uur van de twee verdachten in de gesignaleerde auto met daarin de buit, en het proces-verbaal van in beslagname van kleding en een vuurwapen in de woning van de medeverdachte.

2.4 De medeverdachte heeft verklaard dat hij omstreeks 20.00 uur met de auto van zijn vader de cliënt heeft opgehaald. De ouders van de cliënt zijn op 2 maart 2011 bij hen thuis door de politie omtrent dat tijdstip gehoord. Dat gebeurde zonder tolk. Omdat zij de Nederlandse taal niet goed beheersen hebben zij gevraagd of het goed was dat hun dochter die later thuis zou komen hetgeen de politie op zou schrijven voor hen zou vertalen. Dat is ook gebeurd.

2.5 In het uitgewerkte proces-verbaal van hun verklaring staat dat hun zoon (de cliënt) op vrijdag 18 februari 2011 rond 18:00 bij hen thuis wat heeft gegeten en rond 19:00 weer is weggegaan. Later zijn zij daar bij verweerster op teruggekomen. Zij hebben aan  verweerster verteld dat hun zoon tussen 20:30 en 21:30 hun woning heeft verlaten. Zij konden dat zo nader preciseren omdat zij in die tijd op televisie naar een kookwedstrijdprogramma keken. Op verzoek van verweerster hebben zij die verklaring op papier gezet. Verweerster heeft de nadere verklaring aan de rechtbank toegezonden.

2.6 De rechtbank heeft in het vonnis geen melding gemaakt van de verklaring van de ouders, noch van die waarvan in het proces-verbaal van de politie melding wordt gemaakt, noch van die welke verweerster heeft overgelegd.

2.7 De cliënt heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Verweerster heeft het hof gevraagd de ouders als getuigen op te roepen. Het hof heeft dat verzoek afgewezen. Daarop heeft verweerster de ouders als getuigen meegenomen naar de zitting en zijn zij onder ede gehoord.

2.8 Bij brief met bijlagen van 14 februari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt in dat verweerster zich er onvoldoende rekenschap van heeft gegeven dat het laten horen als getuigen van de ouders van haar cliënt, gelet op hun zeer gebrekkige kennis van de Nederlandse taal, hun gebrek aan kennis over het Nederlandse rechtssysteem, en hun overtuiging dat hun zoon een goede jongen en onschuldig is, een levensgrote kans op meineed in zich droeg. Verweerster had dit procesrisico tevoren op de juiste wijze moeten afwegen. Door dit niet te doen, en nadat het hof het verzoek om deze ouders als getuigen te horen had afgewezen hen toch mee naar de zitting te nemen en hen als getuigen te laten installeren en onder ede te laten verklaren, heeft verweerster niet alleen de gedragsregels van de advocatuur overtreden maar ook de straf(proces)rechtsregel dat getuigen naar waarheid dienen te verklaren.

4 VERWEER

4.1 De cliënt heeft van meet af aan ontkend bij de overval betrokken te zijn geweest. Zijn ouders zijn zelf naar haar toe gekomen om haar te vertellen dat hij het niet gedaan kon hebben. In het proces-verbaal van de door hen tegenover de politie afgelegde verklaring stonden meerdere onjuistheden. Hun verklaring is voorts opgenomen zonder beëdigde tolk en zonder dat zij in hun eigen taal op hun rechten en plichten zijn gewezen. Zij konden de handgeschreven notitie van de politie niet goed lezen maar hebben deze wel ondertekend. Zij hebben verweerster verteld met de politie over het televisieprogramma te hebben gesproken, maar dat is niet door de politie genoteerd. Zij hebben nimmer met een beëdigde tolk hun volledig uitgewerkte verklaring gelezen, laat staan ondertekend.

4.2 De – nadere – verklaring van de ouders is met geen enkel bewijsstuk in het dossier in strijd, op de verklaring van de medeverdachte na die heeft verklaard dat hij de cliënt om 20:00 uur bij zijn ouders heeft opgehaald. Echter ook de eerdere verklaring van de ouders zoals door de politie opgetekend was daarmee in strijd.

4.3 De nadere verklaring van de ouders is ook niet in strijd met het veroordelend vonnis en arrest. De ouders hebben verklaard dat hun zoon tijdens het televisieprogramma vertrokken is, maar dat zij niet weten wanneer precies tijdens dat programma. Dit laat derhalve open dat hun zoon iets na half negen door de medeverdachte is opgehaald en direct naar de plaats delict is gereden.

4.4 Aangezien de nadere verklaring van de ouders de verklaring van de cliënt ondersteunt dat hij later is vertrokken dan de medeverdachte aangeeft, en het bij het tijdstip dat de cliënt zelf aangeeft onmogelijk is dat hij betrokken is geweest bij de overval, heeft zij het als haar plicht als advocaat gezien om de verklaring van de ouders onder de aandacht van het hof te brengen.

4.5 Zij heeft de verklaring van de ouders terdege afgewogen tegen de verklaringen van de medeverdachte en de overige bewijsmiddelen. De verklaringen van de medeverdachte bevatte tegenstrijdigheden, de verklaring van diens vader na aanhouding van beide mannen, dat hij de cliënt na 20.45 uur buiten bij zijn woning heeft gezien, kon zeer wel ‘mentaal’ zijn ingegeven. Dat de cliënt op het moment van aanhouding, ruim een half uur na de overval, in de auto zat wil nog niet zeggen dat hij ook bij de overval betrokken was. Dat een jas van hem bij de medeverdachte was aangetroffen is op zichzelf nog geen bewijs dat die jas bij de overval is gebruikt en door hem gedragen is.

4.6 Verweerster bestrijdt dan ook dat haar handelwijze een levensgrote kans op meineed met zich mee heeft gebracht.

 BEOORDELING

4.7 De raad is van oordeel dat verweerster heeft kunnen menen dat het in het belang was van haar cliënt om als onderdeel van de verdediging gevolg te geven aan de wens van diens ouders hun eerdere verklaring ten aanzien van het tijdstip van vertrek van hun zoon uit de woning te preciseren en hen met dat doel ter zitting mee te nemen. Het gold hier immers een – mogelijke - alibiverklaring.

4.8 Bij haar afweging ter zake heeft zij terecht mee laten wegen de omstandigheid dat bij het horen van de ouders door de politie geen tolk aanwezig is geweest, de door hen ondertekende aantekeningen van de politie niet eerst door een tolk zijn voorgelezen en de nadere uitwerking in het proces-verbaal evenmin aan hen ter verificatie is voorgelegd.

4.9 Mede gelet op de hiervoor beschreven omstandigheden kan op basis van de door klager overgelegde stukken, te weten het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof, alsmede het proces-verbaal van het getuigenverhoor van de vader van de cliënt en de handgeschreven aantekeningen van de politie, en het proces-verbaal van bevindingen, niet met zekerheid worden vastgesteld dat de nadere verklaring van de ouders meinedig is, laat staan dat verweerster zich daarvan bij het onder ede laten horen van hen ter zitting van het hof bewust had moeten zijn.

4.10 De raad is dan ook van oordeel dat de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klager tegen verweerster is ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, J.H. Brouwer, M.L.C.M. van Kalmthout en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.

griffier voorzitter