Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:138

Zaaknummer

R. 4192/13.99

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

De beklaagde advocaat heeft gehandeld binnen de vrijheid die haar toekomt als advocaat van de wederpartij. De beklaagde advocaat mocht in de gegeven omstandigheden afgaan op de mededelingen van haar cliënte, dat geen regeling in der minne kon worden getroffen. In casu geen sprake van rauwelijks dagvaarden. Dat de beklaagde advocaat er beter aan had gedaan haar verzoek te wijzigen nadat de vaststellingsovereenkomst was getekend, leidt niet tot de vaststelling dat de beklaagde advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld.  Het feit dat de cliënte aan de beklaagde advocaat had medegedeeld dat het niet lukte in der minne een regeling te bereiken, was voldoe, zij mocht afgaan op de mededeling van haar cliënte dat zij tevergeefs had getracht een regeling in der minne te bereiken. De gestelde leugenachtige uitlatingen van de beklaagde advocaat kunnen niet worden vastgesteld. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 mei 2013 aan de Raad van Discipline met kenmerk K077 2013, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 september 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klager is met schriftelijke vooraankondiging niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster behartigt de belangen van de voormalig echtgenote van klager in een geschil tussen partijen over de verevening van het ouderdomspensioen van klager.

2.3 Verweerster heeft klager in rechte betrokken waarna klager contact met verweerster heeft opgenomen. Uit het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 6 augustus 2013 bij de Rechtbank Den Haag blijkt dat verweerster het volgende heeft verklaard: “De reden dat klager (red.) is gedagvaard, is dat cliënte (red.) een titel wil om betaling van het verschuldigde te kunnen afdwingen. Ik heb met klager (red.) per e-mail gecorrespondeerd over de vaststellingsovereenkomst die op 9 augustus 2012 door de cliënte (red.) is ondertekend. Hij heeft eerst aangegeven dat hij bereid was om te betalen. Ik heb hem namens cliënte (red.) vervolgens een concept voor de bewuste vaststellingsovereenkomst voorgelegd. Daar kwamen toen allerlei op- en aanmerkingen op terug. Partijen zijn er dus niet uitgekomen. Cliënte (red.) kan instemmen met een betaling van haar pensioenaandeel per kwartaal.”

2.4 Bij vonnis van 18 september 2013 is de vordering van de cliënte van verweerster afgewezen, nu verweerster na wijziging van eis nakoming heeft gevorderd van de afspraken die zijn opgenomen in een vaststellingsovereenkomst van 9 augustus 2012, die alleen is getekend door de cliënte van verweerster.

2.5 Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft verweerster erkend dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.

2.6 Bij e-mail van 2 maart 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over  verweerster.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij rauwelijks is overgegaan tot het aanhangig maken van een procedure en niet eerst heeft getracht een minnelijke regeling te treffen. Klager is daarbij van mening dat hij pas aan zijn voormalig echtgenote hoefde te betalen op het moment dat hem een betalingsverzoek, alsmede een bewijs van leven zou hebben bereikt, hetgeen niet is gebeurd. Desondanks heeft klager inmiddels het aan zijn voormalig echtgenote toekomende deel van zijn pensioen voldaan. Dit heeft er echter niet toe geleid dat verweerster de procedure heeft ingetrokken, hetgeen klager verweerster eveneens verwijt.

3.2 Voorts verwijt klager verweerster dat zij in een brief met processtukken leugenachtige uitlatingen doet, alsmede verwijt klager verweerster een totaal gebrek aan kennis van het pensioenrecht.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat haar cliënt zich pas tot haar heeft gewend nadat rechtstreeks contact met klager niets had opgeleverd. De verevening zoals deze was vastgelegd, was onvoldoende specifiek  om tot executie te komen, zodat een procedure de enige weg was. Verweerster heeft voorts gesteld dat klager na ontvangst van de dagvaarding direct contact met haar heeft opgenomen, waarbij verweerster heeft voorgesteld de vaststellingsovereenkomst op te stellen en deze door de rechtbank te laten bekrachtigen. Hoewel klager in beginsel heeft ingestemd met de vaststellingsovereenkomst, heeft hij deze overeenkomst niet getekend. Verweerster betreurt dat zij vroegtijdig de eis heeft gewijzigd. Verweerster meent dat zij er beter aan had gedaan, hier mee te wachten. Verweerster is van mening dat een tuchtrechtelijke procedure in deze kwestie niet de juiste route is en dat de wijze waarop klager over haar schrijft onbetamelijk is.

 

5 BEOORDELING

5.1 Vooropgesteld zij dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt in overleg met die cliënt te behartigen, welke vrijheid niet ten gunste van een processuele tegenpartij dient te worden beknot, tenzij de belangen van die partij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in beginsel af gaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is.

5.2 Verweerster mocht in de gegeven omstandigheden afgaan op de mededeling van haar cliënte, dat zij tevergeefs had getracht in onderling overleg een regeling met klager te treffen. Gelet op deze omstandigheid is het feit dat verweerster direct is overgegaan tot het laten betekenen van een dagvaarding, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Uit de stukken volgt dat verweerster nadien getracht heeft in onderling overleg tot een regeling te komen. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat het verweerster valt aan te rekenen dat zulks niet gelukt is.

5.3 Hoewel verweerster er beter aan had gedaan te wachten met het indienen van een eiswijziging tot de vaststellingsovereenkomst door beide partijen was getekend, is deze handelwijze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerster leugenachtige uitlatingen jegens klager heeft gedaan. Klager heeft dit klachtonderdeel niet nader onderbouwd.

5.5 Voor zover de klacht ziet op de gestelde gebrekkige kennis van verweerster van het pensioenrecht, kan de raad dat verwijt niet beoordelen c.q. de juistheid daarvan vaststellen, aangezien het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt en het klachtonderdeel door klager niet nader is onderbouwd.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mrs. W.P. Brussaard, L.P.M. Eenens, P.C.M. van Schijndel, A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 december 2013.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl