Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:131

Zaaknummer

13-079A

Inhoudsindicatie

Verweerder zou volgens klager hebben nagelaten een relevant krantenartikel aan de kantonrechter over te leggen. Uit de beschikking van de kantonrechter blijkt dat deze wel degelijk op de hoogte was van het betreffende artikel. De klacht in ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-079A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

P/a mr.

klager

tegen:

mr.

advocaat te

(verweerder heeft de praktijk per 28 september 2012 neergelegd)

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 maart 2013, door de raad ontvangen op 21 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 in aanwezigheid van klager en zijn gemachtigde mr. L.. Verweerder is niet verschenen, zijn gemachtigde mr. V. wel. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de onder 1.1 vermelde brief en beslissing;

- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager was sinds 1978 als advertentieverkoper in dienst van Het Parool. In december 2011 heeft Het Parool bij de rechtbank een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend. Klager is in de procedure bijgestaan door verweerder. Bij beslissing van 4 april 2012 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 15 april 2012 onder toekenning aan klager van een vergoeding ten laste van Het Parool.

2.3 Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst was gebaseerd op een verandering van omstandigheden. Deze verandering zou erin bestaan dat Het Parool op de hoogte was gekomen van een nevenactiviteit van klager. Volgens klager was er geen verandering van omstandigheden, nu uit een artikel uit het Parool van 24 december 2010 was gebleken van de nevenactiviteit van klager. De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 4 april 2012 onder andere, voor zover hier relevant, het volgende overwogen:

“11. [Klager] moet ook hebben begrepen dat Het Parool uiterst kritisch staat tegenover zijn ondernemingsactiviteiten, dat de enkele omstandigheid dat deze legaal zijn dat niet anders maakt en dat Het Parool deze activiteiten onverenigbaar acht met zijn functie bij Het Parool. Ter zitting heeft [klager], op de vraag waarom hij niet eerder met Het Parool heeft gesproken over zijn onderneming, verklaard dat hij die liever privé hield. Voorts heeft [klager] verteld dat collega’s hem wel eens vroegen of hij iets te doen had op de Wallen omdat zij hem daar hadden gezien. In die gevallen antwoordde hij bewust ontkennend. Daarnaast heeft [klager] ter zitting verklaard dat een collega hem in 2010 heeft aangesproken op een artikel in Het Parool over de raamprostitutie in de Molensteeg, waarin zijn achternaam werd genoemd. Hij heeft het doen voorkomen alsof het ging om een andere persoon, door er op te wijzen dat in dit artikel een andere voornaam stond vermeld. [Klager] stelt dat die collega het artikel vervolgens op het bureau van [X] van Het Parool heeft gelegd en dat Het Parool daarom reeds toen op de hoogte moet zijn geweest van zijn onderneming. [X] heeft dit ter zitting ontkend. Juist waar [klager] zelf verklaart dat hij ontkennend heeft gereageerd op de expliciete vraag van zijn collega of hij de raamexploitant was in genoemd artikel en hem dus op het verkeerde been heeft gezet, wordt het niet aannemelijk geacht dat Het Parool destijds daarvan op de hoogte was. Geconcludeerd wordt dat [klager] welbewust ervoor heeft gekozen om geen openheid van zaken te geven over zijn betrokkenheid bij de raamprostitutie. [..]”

2.4 Op 24 april 2012 heeft verweerder klager er e-mail het volgende, voor zover hier relevant, bericht:

“Geachte [klager],

De afgelopen dagen hebben wij een aantal keer over de zaak en de gevolgen gesproken. [..] Op uw verzoek bevestig ik hierbij dat de verplichting van Het Parool om uw salaris te betalen is gestopt op 15 april 2012. Dit is de datum waarop de kanontrechter de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden. Ik heb Het Parool bereid gevonden om mijn declaratie ad € 4.873,-- van de bruto ontslagvergoeding te betalen. Deze declaratie betreft de werkzaamheden tot 10 april 2012. De werkzaamheden na 10 april 2012 heb ik u niet in rekening gebracht. [..]

Graag ontvang ik van u per e-mail toestemming om bovengenoemde declaratie door Het Parool te laten betalen.

Met vriendelijke groet,

[verweerder]”

2.5 Klager heeft op 26 april 2012 daarop per e-mail geantwoord akkoord te gaan.

2.6 Bij brief van 8 augustus 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) heeft nagelaten relevante stukken aan de kantonrechter over te leggen;

b) met Het Parool financiële afspraken heeft gemaakt zonder klager daarin te kennen.

4 BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

4.1 De klacht betreft het handelen van de eigen advocaat. Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 Volgens klager heeft verweerder zijn persoonlijke brief alsmede het krantenartikel van 24 december 2010 uit Het Parool, ondanks verzoeken van klager daartoe, niet overgelegd aan de kantonrechter. De raad stelt voorop dat de advocaat niet een verplichting heeft om stukken in een procedure te overleggen, louter omdat een cliënt dit wenst. De advocaat bepaalt als dominus litis welke stukken ter kennis van de rechter worden gebracht. Bij een onoverbrugbaar verschil van inzicht hierover tussen advocaat en cliënt, zal eerstgenoemde de relatie beëindigen wegens vertrouwensbreuk. Dat het overleggen van bedoelde stukken door klager van groot belang werd geacht, is de raad niet gebleken. Uit overweging 11 van de beschikking van de kantonrechter blijkt daarnaast dat de kantonrechter wel degelijk op de hoogte is geweest van het betreffende artikel van 24 december 2010. Het overleggen van dit stuk door verweerder zou dan ook geen verschil voor de uitkomst van de procedure hebben gemaakt. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3 Klager verwijt verweerder tevens dat hij met Het Parool financiële afspraken heeft gemaakt zonder klager daarin te kennen. Het gaat in dit geval om de betaling van de factuur van verweerder. Uit de e-mailwisseling van 24 en 26 april 2012 blijkt dat klager met de door verweerder ten gunste van klager gearrangeerde wijze van betaling heeft ingestemd. De wijze waarop deze afspraak tot stand is gekomen is overigens in dit soort gevallen niet ongebruikelijk. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.  

BESLISSING

De raad van discipline:

 - verklaart de klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, P. van Lingen, M.E. van der Zouw en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl