Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:150
Zaaknummer
13-149A
Inhoudsindicatie
Klachten tegen eigen advocaat. Uit stukken valt niet af te leiden dat verweerder de zaak onvoldoende voortvarend zou hebben behandeld. Klager heeft verwijt ook niet nader geconcretiseerd, klacht ongegrond. Ook klacht over hoogte declaraties is ongegrond, nu niet is gebleken van excessief declareren.
Uitspraak
Beslissing van 12 november 2013
in de zaak 13-149A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 29 mei 2013 met kenmerk 1313-480 B, door de raad ontvangen op 30 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de hiervoor genoemde brief van de deken;
- de stukken genummerd 1 tot en met 14, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager heeft zich op aanraden van een vriend tot verweerder gewend in verband met een geldvordering van een voormalige zakenrelatie op klager, in welk kader conservatoir beslag was gelegd onder klager.
2.3 In aansluiting op een bespreking die op 7 november 2012 heeft plaatsgevonden tussen klager en verweerder op het kantoor van verweerder, heeft verweerder klager bij brief van 8 november 2012 als volgt bericht:
“Uw opdracht tot verlenen van juridische bijstand wordt aanvaard onder de volgende condities:
- Ik verleen mijn bijstand tegen een uurtarief van € 190,00 exclusief 6% kantoorkosten en exclusief 19% BTW. (…)
2.4 Bij brief van 15 november 2012 heeft verweerder namens klager diens wederpartij aangeschreven en aansprakelijk gesteld voor alle door klager geleden en nog te lijden schade.
2.5 Verweerder heeft op 29 november 2012 een declaratie aan klager gestuurd voor een bedrag ad € 1.169,73. Hierop is een bedrag ad € 500,- door klager voldaan.
2.6 Bij brief met bijlagen van 4 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder de zaak van klager niet met de nodige voortvarendheid heeft behandeld en heeft gekozen voor een ondoeltreffende aanpak van de zaak;
b) de declaratie van verweerder te hoog is en als onbehoorlijk moet worden aangemerkt.
3.2 Klager stelt ter toelichting dat hij zijn zaak uitgebreid met verweerder heeft besproken. De zaak was eenvoudig en klager verwachtte dan ook dat verweerder de zaak snel tot een goed einde zou kunnen brengen en direct conservatoir beslag onder de (advocaat van de) wederpartij zou laten leggen en/of een kort geding zou aanspannen. Tegen de gemaakte afspraken in koos verweerder evenwel voor een langdradige ondoeltreffende aanpak.
3.3 De werkzaamheden van verweerder zijn beperkt gebleven tot het schrijven van één brief van 15 november 2012, waarvan de inhoud identiek is aan een al eerder door klager op 23 oktober 2012 geschreven brief. In december 2012 heeft verweerder klager vervolgens een veel te hoge declaratie gestuurd van € 1.169,73 inclusief rente en kosten, aldus steeds klager.
4 VERWEER
4.1 Anders dan klager stelt was het geschil tussen klager en diens voormalig zakenpartner mede vanwege het ontbreken van bepaalde originele stukken niet eenvoudig en/of klip en klaar. Conform de met klager gemaakte afspraken heeft verweerder een concept brief aan de wederpartij opgesteld die met instemming van klager aan de wederpartij is verzonden. De wederpartij heeft op die brief niet gereageerd, net zo min als op rappels die later door verweerder aan de wederpartij zijn gestuurd. Met klager was afgesproken dat verweerder niet direct beslag zou laten leggen. Indien een reactie van de wederpartij zou uitblijven dienden wel rechtsmaatregelen te worden getroffen, maar vanuit kostenoogpunt zou een en ander eerst met klager worden afgestemd. Verweerder heeft de zaak derhalve op juiste wijze zonder nalatigheid aangepakt.
4.2 Met klager was een gematigd uurtarief ad € 190,- exclusief BTW en kosten afgesproken. De financiële afspraken waren vastgelegd in een opdrachtbevestiging. Klager is met die voorwaarden akkoord gegaan en laat nu ten onrechte de declaratie deels onbetaald.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Dit klachtonderdeel betreft de kwaliteit van de behandeling van de zaak door verweerder. Klager verwijt verweerder dat hij de zaak niet voldoende voortvarend heeft behandeld. Verweerder betwist dat uitdrukkelijk en wijst erop dat hij kort na de bespreking met klager op 7 november 2012 al op 12 november 2012 met instemming van klager een brief aan de wederpartij heeft verstuurd. Toen de wederpartij niet reageerde, heeft verweerder met klager de mogelijkheid van conservatoir (derden)beslag besproken. Vanuit kostenoogpunt is besloten nog niet direct rechtsmaatregelen te treffen. Een en ander is door klager niet betwist. Ook heeft klager niet betwist dat hij, zoals verweerder aanvoert, tevreden was over de door verweerder opgestelde conceptbrief. Nu klager heeft nagelaten om zijn stelling dat verweerder zou hebben gekozen voor een langdradige en ondoeltreffende aanpak nader te concretiseren en een en ander ook niet valt af te leiden uit de stukken, houdt de raad het ervoor dat verweerder de zaak van klager voldoende voortvarend heeft behandeld. Daaruit volgt dat niet geoordeeld kan worden dat door verweerder is gehandeld in strijd met artikel 46 Advocatenwet. Klachtonderdeel a) is ongegrond.
Ad klachtonderdeel b)
5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Klager meent dat verweerder te hoog en daarmee onbehoorlijk heeft gedeclareerd. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Daarvan is in deze zaak echter geen sprake, nu uit de stukken niet kan worden geconcludeerd dat verweerder zijn declaratie schromelijk heeft overdreven.
5.3 Uit de door verweerder overgelegde stukken volgt dat verweerder 5,5 uur aan de zaak heeft besteed tegen een (door klager onbetwist) gematigd uurtarief van € 190,-. In dit tijdsbestek heeft verweerder onder meer het dossier bestudeerd, een bespreking met klager gevoerd en een sommatiebrief aan de wederpartij verstuurd. Naar het oordeel van de raad kan verweerder daarmee niet worden verweten excessief te hebben gedeclareerd. Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, A. de Groot, C. Wiggers en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl