Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:359

Zaaknummer

6770

Inhoudsindicatie

Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 december 2013

in de zaak 6770

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 25 maart 2013, onder nummer M291-2012, aan partijen toegezonden op 26 maart 2013, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4162

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 24 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 28 oktober 2013, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Klaagster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

Verweerder heeft zich op diverse onderdelen niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de arbeidsgeschillen en huurkwesties waarin hij klaagster heeft bijgestaan.

3.2 Ter onderbouwing van haar klacht heeft klaagster – zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verweerder:

a. haar niet zoals verzocht de dossier heeft toegezonden in de zaken waarin hij klaagster heeft bijgestaan en ten onrechte het recht tot retentie heeft toegepast;

b. geen overzicht heeft toegezonden van financiële gegevens en betalingen in klaagsters zaken van onder andere opgelegde eigen bijdragen en verschuldigde griffierechten;

c. nooit antwoord heeft gegeven op de vraag waarom geen beroep is ingesteld in de huurkwestie tegen de erven B, terwijl in die zaak geen betalingsachterstanden waren;

d. zonder klaagsters medeweten in die zaak een hoger beroep heeft ingetrokken, nadat al een dagvaarding was uitgebracht, zodat klaagster deurwaarderskosten moest betalen, terwijl hij haar daarvan niet op de hoogte heeft gebracht;

e. geen afschriften heeft gestuurd van die inleidende dagvaarding;

f. niet heeft voorkomen dat in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst de werkneemster ten onrechte een bedrag van € 5.000,-- toegewezen heeft gekregen;

g. in de zaak tegen De L. geen aanvullende informatie bij de Raad voor Rechtsbijstand heeft ingediend waardoor de aanvraag om een toevoeging werd afgewezen en vervolgens ten onrechte tot declaratie is overgegaan. Ook in andere zaken zijn bedragen en rekening gebracht terwijl er recht bestond op een toevoeging, althans een toevoeging was verstrekt;

h. in de zaak tegen De L. een regeling in der minne is aangegaan tegen klaagsters wil, waarbij is ingestemd met opzegging van de arbeidsovereenkomst;

i. klaagster er ten onrechte van heeft beschuldigd dat zij onbereikbaar is terwijl zij nog steeds hetzelfde GSM nummer heeft;

j. niet heeft gereageerd op schriftelijke en telefonische contacten einde 2009;

k. in alle zaken die hij voor klaagster heeft behandeld belangenverstrengeling heeft gehad.

4 FEITEN

 In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5 BEOORDELING

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch van 25 maart 2013, gewezen onder nummer M 291-2012.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, G.J. Niezink en M.M.H.P. Houben, leden, in tegenwoordigheid van mr.  I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.