Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:150

Zaaknummer

R. 4400/13.307

Inhoudsindicatie

 Klager heeft geen reden aangevoerd waarom hij zo lang heeft gewacht met het indienen van de klacht en deze blijkt ook niet uit het dossier. Gelet op het belang van de klacht enerzijds en het belang van verweerder dat een klacht binnen redelijke termijn wordt ingediend anderzijds, is de voorzitter van oordeel dat de klager te lang gewacht heeft met het indienen van de klacht. De klacht is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Bij e-mail van 16 november 2009 heeft verweerder een verwijzing door het Juridisch Loket ontvangen ter zake een geschil met de belastingdienst.

1.2 Bij brief van 18 november 2009 heeft verweerder klager onder meer  bericht dat hij de belangen van klager niet kan behartigen indien de overeenkomst niet binnen vijf dagen getekend retour is ontvangen, .

1.3 Klager heeft vervolgens zelf een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.

1.4 Op 23 april 2010 heeft klager verweerder wederom benaderd met het verzoek hem bij te staan bij de mondelinge behandeling van het beroepschrift, welke was bepaald op 27 mei 2010.

1.5 Verweerder heeft de rechtbank gevraagd om aanhouding nu hij op die datum verhinderd was, waarna de behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2010.

1.6 Verweerder heeft bij brief van 2 juni 2010 de uitspraak en het proces-verbaal van de zitting van 18 mei 2010 aan klager gestuurd.

1.7 Bij brief van 29 juni 2010 heeft verweerder klager bericht dat zijns inziens hoger beroep zinloos is. Verweerder heeft klager voorts bericht dat, indien hij toch hoger beroep wenst in te stellen, verweerder hem niet bij zal staan.

1.8 Bij brief van 28 juni 2013 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.

 

2. KLACHT

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij zijn belangen tijdens de zitting op 18 mei 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector bestuursrecht niet goed heeft behartigd.

 

3. BEOORDELING

3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2 Tussen het indienen van de klacht, te weten 28 juni 2013, en de datum waarop de zitting heeft plaatsgevonden, 18 mei 2010, zijn drie jaar verstreken. Klager heeft geen reden aangevoerd waarom hij zo lang heeft gewacht met het indienen van de klacht en deze blijkt ook niet uit het dossier. Gelet op het belang van de klacht enerzijds en het belang van verweerder dat een klacht binnen redelijke termijn wordt ingediend anderzijds, is de voorzitter van oordeel dat de klager te lang gewacht heeft met het indienen van de klacht. De klacht is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

 

4. BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

  

Aldus gewezen door mr. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder, griffier op 17 december 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ‘s-Gravenhage (fax: 070-3501024) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.