Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-02-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3943
Zaaknummer
R. 4117/13.24
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk nu klager niet althans onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij zijn klacht niet eerder heeft ingediend. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop van ongeveer 22 jaar rechtvaardigen.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 24 januari 2013, door de Raad ontvangen op 25 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een strafzaak in of omstreeks de periode 1988 tot en met 1990.
1.2 Bij brief van 21 mei 2012 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.
2.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij niet aan zijn verplichtingen jegens klager heeft voldaan, bepaalde mensen heeft omgekocht en contant geld (765.000,00 Zwitserse Francs) heeft aangenomen voor juridische werkzaamheden. Ten slotte is klager van mening dat verweerder ervoor verantwoordelijk is dat klager een jaar in de gevangenis heeft gezeten.
3. BEOORDELING
3.1 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten en omstandigheden, zoals daar zijn de aard en de ernst van de feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.
3.3 Klager heeft niet althans onvoldoende gemotiveerd waarom hij zijn klacht niet eerder heeft ingediend. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop van ongeveer 22 jaar rechtvaardigen.
3.4 Gelet op het voorgaande en op de overige relevante feiten en omstandigheden dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 14 februari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.